Het streven naar Open Access

Het streven naar Open Access Open Access is het streven om alle publicaties over onderzoek dat met publieke middelen is gefinancierd gratis ter beschikking te stellen. Aan iedereen! De Nederlandse regering heeft in een brief aan de Tweede Kamer in 2013 gezegd dit streven actief te ondersteunen. Maar wat betekent het? Waarom zijn de publicaties nu niet vrij beschikbaar? Wat zijn de problemen die voor dit streven overwonnen moeten worden?

De situatie

Op het eerste gezicht lijkt het Open Access streven triviaal. Dankzij het internet kan elke wetenschapper zijn of haar artikelen al heel eenvoudig en heel goedkoop op het internet zetten. Iedereen met een internet-verbinding kan ze vervolgens lezen. Maar dit idee is niet realistisch. Het gaat volledig voorbij aan de kwaliteitseisen die wetenschappers elkaar opleggen. Wil een artikel de kwalificatie wetenschappelijk krijgen, dan moet het als goed beoordeeld zijn door erkende deskundigen (een proces dat peer review heet) en gepubliceerd zijn in een respectabel wetenschappelijk tijdschrift. Deze kwaliteitscontrole wordt algemeen gezien als een onmisbaar onderdeel van het proces van wetenschappelijk publiceren. Als artikelen lukraak op het internet gezet worden, wordt het bijzonder lastig om het kaf van het koren te scheiden. Niet alleen voor de lezers, maar ook voor de managers van onderzoeksinstellingen en de verantwoordelijken voor het nationale wetenschapsbeleid.

De rol van commerciële uitgevers

De kwaliteitscontrole wordt op dit moment vooral verzorgd door commerciële uitgevers. Zij geven de tijdschriften uit (vrijwel altijd in elektronische vorm) en zij stellen redactieraden (editorial boards) in die de ingezonden artikelen moeten beoordelen. Daarnaast voeren ze de normale taken van elke uitgever uit, zoals het redigeren van een artikel, het verzorgen van de opmaak, de marketing van het tijdschrift, enzovoort. De kosten die hiervoor gemaakt moeten worden, worden terugverdiend met abonnementen. Zo betaalt uiteindelijk de lezer voor de onkosten en de winsten van de uitgevers. In de praktijk worden de kosten overigens niet verhaalt op individuele lezers, maar op de bibliotheken van onderzoeksinstellingen. Zij schaffen de abonnementen aan namens de medewerkers (en vaak ook de studenten) van de eigen instelling. Vanzelfsprekend houden de uitgevers het copyright op het artikel waardoor de auteur(s) niet vrij zijn hun artikelen op een of andere website te zetten. Ook bibliotheken mogen de aangeschafte tijdschriften alleen aanbieden aan de eigen leden.

Het abonnementsmodel en de kosten

Het abonnementsmodel maakt dat er geen gratis toegang is tot de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. Dankzij de copyrightwetten is het zelfs (eigenlijk) verboden. Hoewel de praktijk leert dat ongeveer de helft van de gepubliceerde artikelen wel ergens op het internet te vinden zijn, wordt de beperking tot betalende lezers toch als een pijnlijk punt ervaren omdat elke burger wel degelijk heeft bijgedragen aan het onderzoek, al was het alleen maar door het betalen van belastingen. Verder worden onderzoeksinstellingen zelf gedwongen om te betalen voor artikelen die geschreven zijn door de eigen medewerkers. Ook dat valt niet bij iedereen even goed. Het Open Access streven is er op gericht om deze twee nadelen (geen gratis toegang en het opkopen van eigen artikelen) weg te werken.

Verandering van het business-model

Dat kan uiteraard alleen wanneer het business-model dat onder het proces van wetenschappelijk publiceren ligt drastisch wordt veranderd. Dat is geen sinecure. De belangen zijn groot. Naar schatting wordt er in Nederland jaarlijks meer dan 45 miljoen euro besteed aan de aanschaf van wetenschappelijke tijdschriften. Het aantal artikelen dat jaarlijks in Nederland geschreven wordt ligt rond de 42.000. Al dit geld en al deze productiviteit zal op een andere manier georganiseerd moeten worden wil men het ideaal van Open Access benaderen. Minstens twee grote problemen moeten daarvoor opgelost worden: het kostenprobleem en het reputatieprobleem. Op beide gaan we wat dieper in.

Open Access: de kosten

Als niet de lezer voor de kosten mag opdraaien, wie betaalt er dan voor? Het algemene antwoord is: de schrijver betaalt. Net als bij de abonnementen betekent dit overigens niet dat individuele auteurs voor de kosten gaan opdraaien, maar wel de instellingen waarvoor ze werken. Op instellingsniveau is een cruciale vraag of de kosten voor het publiceren van artikelen in Open Access opwegen tegen de kosten voor de abonnementen. Maar zelfs als dat probleem is opgelost is er nog een ander probleem. Het is van immers belang dat elke wetenschapper toegang blijft houden tot de voor hem of haar relevante tijdschriften. Als in Nederland iedereen onder Open Access publiceert en niemand in het buitenland doet dat, dan heeft de wereld wel toegang tot de Nederlandse artikelen, maar heeft Nederland zelf geen gegarandeerde toegang tot de artikelen van collega's uit de rest van de wereld. Geen wenselijke situatie.

Waarom het kostenprobleem zo complex is

Het kostenprobleem is, op zijn zachtst gezegd, nogal ingewikkeld. De uitgevers zijn om voor de hand liggende redenen geen van allen bereid om een helder inzicht te geven in hun kosten of in de werkprocessen en de technologisch middelen die ze hanteren. Het is daarom vooral een kwestie van inschatten hoe duur het publicatieproces nu eigenlijk is. Bovendien zal de kostenvraag voor elke instelling anders uitpakken. Een instelling die veel publiceert zal meer geld kwijt zijn dan een instelling die minder publiceert. Dit punt wordt overigens door tegenstanders van Open Access nogal eens benadrukt omdat wetenschappelijk succes op deze manier juist afgestraft in plaats van beloond zou worden.

Wat wel kan, bij benadering tenminste, is het maken van een kostenraming op nationaal niveau. Uitgerekend is dat wanneer alle 42.000 artikelen door de onderzoeksinstellingen zelf geproduceerd zouden worden men op bedrag ergens tussen de 30 en de 50 miljoen euro uitkomt. Deze ruime marge geeft ten eerste aan hoe lastig de kosten te berekenen zijn en ten tweede geeft het aan dat de kosten voor Open Access publiceren waarschijnlijk net iets lager liggen dan de huidige abonnementskosten. Als de rest van de wereld ook over gaat op het Open Access business model, dan lijkt het dus een haalbare zaak. Maar, als gezegd, daar zit nog wel een adder on het gras. Als Nederland dit op eigen houtje zou doen, dan zijn de instellingen nog steeds genoodzaakt om extra abonnementstijdschriften in hun collecties op te nemen. Anders zullen er veel artikelen zijn die niet in Nederland gelezen kunnen (of mogen) worden. Het Open Access ideaal veronderstelt dus in wezen dat men wereldwijd overgaat op het Open Access business model. Dat deze noodzaak de overgang moeilijker maakt, behoeft geen verder betoog.

Maar hoe complex het kostenprobleem al is, er is nog een ander probleem dat nauw verbonden is met de manier waarop het wetenschappelijk publiceren werkt en dat ook opgelost moet worden. Het publiceren is namelijk niet alleen een proces van kennisdistributie, het is zeker ook een proces van reputatiedistributie.

Het reputatie-probleem

De uitgevers van abonnementstijdschriften hebben een belangrijke troef in handen: ze hebben een grote invloed op de reputatie van individuele wetenschappers. Elke uitgever heeft in zijn assortiment een aantal hoogwaardige tijdschriften waarin alleen de allerbeste artikelen worden opgenomen. Lukt het een onderzoeker in zo'n tijdschrift te publiceren, dan kan hij of zij gegarandeerd rekenen op veel waardering van zijn collega's en, vaak nog belangrijker, van de managers van zijn instelling. Dit verklaart ook meteen waarom er zoveel maten voor de kwaliteit van een tijdschrift bestaan. Citatiescores, impact-factoren en institutionele beoordelingen van tijdschriften in A en B klasses, enzovoorts, worden door elke uitgever breeduit geëtaleerd. Met name jonge onderzoekers die nog moeten tonen wat ze waard zijn worden onder zwaar druk gezet om alleen in de beste tijdschriften te publiceren. Maar uiteraard zullen ook ervaren onderzoekers een naam willen (blijven) vestigen door regelmatig in toptijdschriften te publiceren.

Dit mechanisme van reputatieverdeling is niet van de een op de andere dag ontstaan. De toptijdschriften hebben jaren nodig gehad om de status te bereiken die ze hebben. Wanneer een of meerdere instellingen nu zouden besluiten om een Open Access tijdschrift te beginnen, dan beginnen ze in dit opzicht met een achterstand. Elke wetenschapper zal eerst proberen om zijn artikel in het oude toptijdschrift te publiceren en pas als dat niet lukt, misschien, hun werk opsturen naar een Open Access tijdschrift.

Hoewel er inmiddels wel degelijk een redelijk groot aantal echte Open Access tijdschriften met een inmiddels uitstekende redactie en dito reputatie (zoals de PLoS tijdschriften) bestaan, leeft onder veel wetenschappers nog steeds leeft het idee dat een Open Access tijdschrift, welhaast per definitie, een mindere reputatie heeft. Ook dat idee zullen Open Access proponenten actief moeten bestrijden.

Repositories en reputaties

Een inmiddels vrij gangbare manier om in Open Access te publiceren en toch te profiteren van het reputatiemanagement van de commerciële uitgevers is het paralel publiceren in zogeheten repositories. Dat houdt in dat een artikel eerst naar een gewoon tijdschrift wordt opgestuurd en nadat het gepubliceerd is ook nog wordt opgenomen op de website van de eigen instelling. De website (met onderliggende database) is dan de repository. Dit lijkt ietwat pervers en zelfs illegaal, maar het is een oplossing waarin steeds meer instellingen en steeds meer uitgevers zich kunnen vinden. De uitgevers zien in dat het plaatsen van een artikel op een website het aantal lezers kan vergroten (en daardoor indirect de citatie-scores en impact factoren) en zijn daarom redelijk vaak geneigd de copyright regels aan te passen. Wel wordt geëist dat verwijzingen naar een artikel altijd verwijzen naar het officieel gepubliceerde artikel. Voor de wetenschapper is dit alternatief aantrekkelijk omdat hij of zij zowel kan profiteren van het reputatiemanagement van de uitgever als van de extra lezers die op deze manier bereikt worden.

In zijn brief aan de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Sander Dekker duidelijk aangeven dat deze weg niet de hoofdweg moet zijn. Zijn doel is niets minder dan een volledige doorvoering van het Open Access business model. Of de repositories helpen dit doel te bereiken of het juist te vertragen, is nog niet duidelijk.

Slotwoord

Niemand zal het oneens zijn met het streven van de Nederlandse overheid om iedereen toegang tot de resultaten van de wetenschap te geven. Wetenschap wordt grotendeels betaald door belastingbetalende burgers en het is niet meer dan redelijk te verwachten dat de resultaten ervan gratis worden verstrekt. Het probleem zit hem echter in de details.

Het publiceren van wetenschappelijke artikelen is een kostbaar proces waarbij terecht veel aandacht worden gegeven aan kwaliteitscontrole. Wil Open Access publiceren realiteit worden, dan moeten tenminste de kostenproblemen en de reputatieproblemen worden opgelost. Beide taken worden op dit moment grotendeels uitgevoerd door commerciële ondernemers. Dat ze dit werk goed doen, betwijfelen weinigen, ook al zijn er ernstige twijfels over de hoge prijzen die ze daarbij doorberekenen aan de bibliotheken. Of dit werk beter gedaan kan worden door de wetenschappelijke wereld zelf is de uitdaging die de Nederlandse regering aan deze wereld heeft doorgegeven.

Lees verder

© 2015 - 2024 Henkellermann, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
SQL-query’s via verborgen knop in Microsoft AccessSQL-query’s via verborgen knop in Microsoft AccessSQL toepassen via Microsoft Access, ja dat kan, maar zit die verborgen knop dan eigenlijk? Doe nu ervaring op met je eer…
Chinees leren op de middelbare schoolChinees leren op de middelbare schoolVanaf 2017 wordt Chinese taal en cultuur een examenvak op het voortgezet wetenschappelijk onderwijs (vwo). Staatssecreta…
Het e-book als marketinginstrumentGratis e-books zijn een effectief marketinginstrument. Informatieve schrijvers kunnen hun know-how en vakkenis bewijzen…
Wat moet je niet doen bij het sturen van een manuscript?Wat moet je niet doen bij het sturen van een manuscript?Eindelijk is het dan zo ver! Je manuscript is af! Een mijlpaal en nu is de volgende stap daar: je manuscript naar een ui…

De steppemammoet, de grootste mammoet uit de prehistorieDe steppemammoet, de grootste mammoet uit de prehistorieDe steppemammoet leefde van 370.000 tot 800.000 jaar geleden. Deze prehistorische diersoort had enorme slagtanden die hi…
Eeuwige leven van de HeLa-cellijnEeuwige leven van de HeLa-cellijnEr zullen niet veel mensen zijn die van de HeLa-cellijn hebben gehoord. De HeLa-cellijn is een celcultuur dat afstamt va…
Bronnen en referenties
  • Dekker, Sander (2013). Voortgang Open Access. Brief aan de Tweede Kamer van 15 november, 2013. (http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2015Z01158&did=2015D02323)
  • Ecorys (2014). Marktonderzoek Open Access. Eindrapport Kostencijfers. (http://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=27e9483f-7593-4e4f-ab40-e9258a933f0d&title=Marktonderzoek%20Open%20Access%20Eindrapport%20Kostencijfers.pdf)
Henkellermann (60 artikelen)
Laatste update: 19-09-2016
Rubriek: Wetenschap
Subrubriek: Diversen
Bronnen en referenties: 2
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.