Vergelijkende analyse van theorieën over Vikinggraven

Over de Vikinggraven in Denemarken, en met name die in Jelling doen van oudsher al vele theorieën de ronde. Dit essay is een poging om twee van de belangrijkste en meest invloedrijke theorieën met elkaar te vergelijken en tot een analyse. Hiervoor is bewust gekozen voor een wat oudere theorie en een wat recentere om zo twee conflicterende visies te kunnen vergelijken. Dit essay zal demonstreren dat deze theorieën misschien minder van elkaar verschillen dan in eerste instantie vaak wordt gedacht.

Introductie

Vikingen: het woord spreekt nog altijd sterk tot de verbeelding. Het aantal boeken dat geschreven wordt over dit zeevarende middeleeuwse volk groeit dan ook nog altijd gestadig voort. De Vikingen zijn niet alleen populair onder het grote volk, ze spelen ook een belangrijke rol in de geschiedenis van de Middeleeuwen, iets wat ook onder wetenschappers wordt erkend. Archeologisch onderzoek levert gelukkig dan ook steeds weer nieuwe informatie die bijdraagt aan het beeld van de Vikingsamenleving. Een zeer in het oog onderdeel van deze samenleving dat door archeologen goed te onderzoeken is, is het grafritueel. Ook in dit specifieke onderzoeksveld is de tijd niet stil blijven staan en leveren nieuwe onderzoeken en nieuwe theorieën een steeds veranderend beeld op.

Artikelopzet

Onderstaand essay is een illustratie van hoe bovengenoemde innovaties kunnen bijdragen aan een evenwichtiger beeld van vroegere samenlevingen. Om dit mogelijk te maken heb ik het standaardwerk van Klaus Randsborg, The Viking age in Denmark: the formation of a state uit 1980, vergeleken met een recenter werk, namelijk “Aristocratic burial in Late Viking Age Denmark: Custom, Regionality, Conversion”. Gekozen is voor deze twee werken omdat ze vanuit geografisch en chronologisch punt goed met elkaar te vergelijken zijn: in beide ligt de nadruk op het grafritueel in Denemarken uit de tiende eeuw. Tegelijkertijd kijken ze wel op een zeer andere manier naar dit fenomeen. Randsborg redeneert vanuit de overtuiging dat er één oorzaak is en zoals de titel van zijn werk al doet vermoeden gaat het hier om de formatie van de Deense staat. In zijn redenering betrekt hij vooral archeologisch bronmateriaal. Roesdahl echter is een postmoderniste en dit blijkt doordat ze gebruik maakt van meerdere soorten bronnen, maar ook doordat haar verklaring veel meer ruimte laat voor regionaliteit. Daarnaast spelen ook vrouwen een belangrijkere rol in haar verklaring.

Achtergrond

Om deze verschillende visies verder goed te kunnen vergelijken en te contrasteren is het nodig om een kort overzicht van de algemene feiten waarvan zowel Randsborg als Roesdahl uitgaan. In de tiende eeuw zien we een breuk met het verleden in het begravenisritueel; de graven zijn rijker in grafgiften dan voorheen. Er bestaat in die eeuw grote mate van variatie binnen het grafritueel, maar in dit essay beperken we ons tot de aristocratische inhumaties, want deze vormen het belangrijkste uitgangspunt voor beide auteurs. Aristocratische graven komen overal in het land voor, maar er zijn regionale verschillen in hoe deze eruit zien. De belangrijkste vallen onder de categorieën kamergraven, bootgraven en wagengraven en deze komen vooral in het westen van het land voor. Deze graven onderling verschillen ook zeer in de meegegeven grafgiften.

Uitwerking

De eerder genoemde bootgraven en wagengraven zijn meestal vrouwengraven. Hieronder vallen verschillende soorten graven, maar in ieder geval is de overledene begraven in een schip of in het bovenste deel van een wagen. Vrouwen kregen andere grafgiften mee dan mannen, maar in de tiende eeuw werden vrouwen uit de elite wel begraven met een rijk assortiment aan grafgiften. Wat betreft aristocratische mannengraven: deze worden vaak gevormd door kamergraven. Er zijn twee categorieën die belangrijk zijn. Ten eerste de simpele wapengraven met vaak een bijl als grafgift. Ten tweede de graven met stukken ruiteruitrusting, zoals sporen, stijgbeugels en bitten. Deze ‘ruitergraven’ bevatten vaak ook delen van een wapenuitrusting, maar dit hoeft niet per se.

Het aristocratisch mannengraf wordt door Randsborg het ‘cavaleriegraf’ genoemd. Hij rekent hiertoe ook de simpele wapengraven. Deze komen vooral in de wijde regio rondom Jelling in het westen van Denemarken voor. Hieronder valt dus ook het beroemde graf van Koning Gorm in Jelling zelf. Randsborgs argumentatie stoelt op het feit dat zulke graven nieuw waren in de tiende eeuw. Het belangrijkste aspect van deze verandering is dat er sinds de tiende eeuw ook wapens in de graven van mannen worden meegegeven. Randsborg veronderstelt dat vóór de tiende eeuw deze werden overgedragen aan de volgende generatie en dus niet in het graf konden belanden. Vanaf de tiende eeuw echter ontstonden er nieuwe posities in de samenleving die niet doorgegeven konden worden aan de volgende generatie; om die reden konden dus wapens en andere attributen die bij deze positie hoorden wél meegegeven worden in het graf. Deze nieuwe sociale posities kunnen in Randsborgs optiek met niets anders te maken hebben dan met de eenwording van de Deense staat die zich in die periode voltrok onder de Jelling-dynastie van koning Harald en zijn opvolgers.
Op hun beurt zijn de wagengraven van vrouwen weer gelinkt aan de cavaleriegraven. Randsborg wijst op het feit dat deze vooral rondom Jelling worden gevonden, waar ook de overgrote hoeveelheid graven met ruiterattributen te vinden is. In noord-Jutland echter komen ze vooral voor op plekken waar alleen mannengraven met alleen wapens zijn te vinden. Dit is een belangrijke observatie voor Randsborg, want zoals hij zelf zegt: “the female graves of the tenth century connect various types of male graves [i.e. rich cavalery and simple weapons graves] and constitute and important direct link with the Jelling centre”. In Randsborgs visie zijn de vrouwengraven dus alleen van belang omdat ze een verbindende schakel in zijn redenering vormen.
Het ontstaan van de bijzonder rijke tiende eeuwse graven zoals hierboven beschreven zijn gelinkt aan de Jelling-dynastie doordat in die tijd ook de eerste landrechten ontstonden. Met deze graven werd het recht op een bepaald stuk land fysiek in de ruimte gemarkeerd. In Randsborgs visie zijn ook de runenstenen voorbeelden van dergelijke claims op land. De graven zijn tevens een manier van de aristocratie zich in de dood apart te zetten van de rest van de samenleving nu ze ook een nieuwe sociale positie hadden en eigen vastgelegde rechten op land.
De verdeling van de graven over Denemarken zijn in dit opzicht ook significant. De simpele wapengraven komen vooral voor aan de rand van de staat, terwijl de rijke cavaleriegraven vooral in het binnenland voorkomen. Randsborg ziet hierin een verdeling van de rechten en plichten in de nieuw gevormde staat. Aan de grens zaten de zogenaamde grenstroepen, welke simpele wapengraven achterlieten en in het binnenland zaten de tactische units, de mannen die de cavalerie vormden.

In Randsborgs visie staat dus alles in het teken van het ontstaan van een nieuwe sociale structuur en de bijbehorende landrechten die plaatsvonden bij het ontstaan van een centrale staat. In zijn opinie leiden alle wegen dus bij wijze van spreken naar Jelling. Roesdahl zet hier een heel andere visie tegenover:

Fashions changed over time, partly through religion, and partly through a taste for monuments at one particular time. Fashions also varied from region to region in Denmark. The differences must have been closely related to a particular’s region interest in display burial and in its treatment of memory.

Zoals duidelijk wordt zijn er in deze visie meerdere variabelen die een plek krijgen. In haar visie spelen de vrouwengraven een grotere rol dan in die van Randsborg, zo zal later duidelijk worden. Hieronder zal nader worden toegelicht hoe Roesdahl tot deze conclusie komt.

De tiende eeuwse mannengraven worden door Roesdahl betiteld met de woorden “horseman’s grave”, oftewel het gaat hier simpelweg om het graf van iemand die paard kon rijden. Ze gaat hiermee duidelijk in tegen Randsborg. Ter bewijsvoering refereert ze aan haar eigen werk, daterend van twee jaar na de publicatie van Randsborgs werk. Er kan van werkelijk vechten op paarden, ook wel de cavalerietechniek genoemd, pas in de twaalfde eeuw sprake kan zijn geweest. Volgens Roesdahl is er dus geen bewijs voor de nieuwe sociale positie van cavalerieruiter in de tiende eeuw.
Daarentegen ziet zij de grafgiften als statussymbolen van leiders uit het oude sociale systeem. Naar alle waarschijnlijkheid zijn het graven van aristocraten die de positie van “theng” of “dreng” bekleedden, respectievelijk waarschijnlijk een lokale magnaat en een lid van een bepaalde sociale groep, bijvoorbeeld handelaars of krijgers. De graven vormen in dit geheel een reflectie van het aristocratische ideaal van “fighting and feasting in the happy company of equal men”. Ze wijst erop dat in de graven ook vaak containers voor voedsel of drank voorkwamen; iets wat in het hiernamaals van pas zal komen als de strijders in het Walhalla verder leefden. Deze beredenering volgt ze ook voor de simpele wapengraven die ze ziet als een Christelijke aanpassing van de “horseman’s graves” en deze vallen dus ook bij haar in dezelfde categorie.
Vrouwengraven vormen een net zo belangrijk onderdeel van Roesdahls theorie als mannengraven. Dit kan natuurlijk komen doordat Roesdahl zelf een vrouw is met een feministische inslag, maar is voor een deel ook te verklaren doordat er toen zij haar artikel schreef simpelweg meer graven bekend waren. Ook was er meer informatie over hun verspreiding en is de data dus beter bruikbaar. Toch blijft een belangrijk uitgangspunt hetzelfde, namelijk: ze komen in hetzelfde gebied voor als de ruitergraven en vormen dus een parallel voor de ruitergraven. Een belangrijk verschil echter met Randsborg is dat ze hier ook de scheepsgraven in betrekt. Scheepsgraven zijn eigenlijk variaties op de wagengraven, want in beide gevallen staat hetgeen waarin de vrouw begraven symbool voor het transport naar de andere wereld. Grafgiften voor vrouwen zijn niet zo consistent als die voor mannen, maar toch kunnen we er uit opmaken volgens Roesdahl dat ook hier vrouwen een parallel vormen van mannen. Vrouwen werden bijvoorbeeld ook vaak begraven met attributen voor een feestmaal, om te gebruiken in het hiernamaals, in wat Roesdahl “Freya’s hall” noemt.

Het belangrijkste verschil tussen Randsborg en Roesdahl ligt echter niet in het voorgaande, maar in het feit dat zij de verklaring voor de plotselinge opkomst van de rijke tiende eeuwse graven ziet in de opkomst van het christendom in Denemarken rond die tijd, of in haar eigen woorden: “It represents a distinct and formal form of burial which started at a time when Christianity was closing in on Denmark”. De opkomst van het Christendom moet worden gezien als een “challenge(…) to traditional society”.
Om dit argument kracht bij te zetten put ze uit de etno-archeologie, een tak van wetenschap die tegenwoordig steeds meer bruikbare data oplevert voor archeologen. In dit geval leidt etnografisch onderzoek Roesdahl tot de conclusie dat juist in periodes van “stress” -- dat wil zeggen periodes waarin de samenleving snel verandert – nieuwe spectaculaire tradities worden uitgevonden, welke vaak elementen uit het verleden bevatten om zo een gevoel van continuïteit met het verleden te behouden. In de Vikingtijd wilde de Deense elite de verbanden met het verleden levend houden door middel van grafrituelen. De schipszettingen rondom graven zijn hier een voorbeeld van, want deze kunnen een imitatie zijn van gelijkvormige grafzettingen uit de Bronstijd. Ook de andere grote monumenten, zoals bruggen en runenstenen, die de elite in die tijd oprichtte maken hier deel van uit.
Roesdahls postmodernistische kijk blijkt uit haar verklaring voor het ontbreken van dergelijke rituelen in het oosten van Denemarken. Hoewel ook Randsborg enkele regionale verschillen in het grafritueel op een rijtje zet zijn ze van weinig belang in zijn verklaringsmodel, terwijl in Roesdahl’s visie afwijkende rituelen juist een belangrijke plaats innemen en tevens verband houden met grotere culturele verschillen tussen regio’s. Zoals Roesdahl zegt vertoond het oosten van Denemarken vertoonde namelijk altijd al verschillen met het westen, zoals blijkt uit bronnen uit 1982. Dit komt bijvoorbeeld ook terug in het aardewerk uit die regio. Daarnaast kijkt ze in tegenstelling tot Randsborg ook naar de geschreven bronnen en die vertellen dat men in het Oosten van Denemarken altijd al sterke gevoelens van regionale identiteit ervoer, gevoelens die diepgeworteld waren in het verleden. Het maken van nieuwe verbanden met het verleden was dus niet nodig.

Conclusie

Als we Randsborg tegenover Roesdahl zetten zijn geen van beide verklaringen perfect en geen van beide redeneringen feilloos, maar moeten we wel erkennen dat Randsborg een aantal nadelen heeft ten opzichte van Roesdahl. Ten eerste heeft Roesdahls theorie een grotere dekkingskracht, want die verklaart zowel het grafritueel als andere monumenten. Ten tweede verklaart Roesdahls theorie zowel de situatie in het westen als in het oosten. Randsborg daarentegen heeft alleen een zijdelingse verklaring voor de runenstenen en heeft in het geheel geen verklaring voor het afwijken van het Oost-Denemarken. Ten derde verklaart Randsborgs theorie niet waarom de vorming van een centrale staat zorgt voor een verandering in het grafritueel. Waarom zou een verandering op politiek niveau ook op een ritueel invloed moeten uitoefenen? Roesdahl daarentegen verklaart doormiddel van etnografische gegevens wel waarom de opkomst van het christendom kan zorgen voor een verandering in het grafritueel. In dit opzicht is Randsborg dus helaas wat verouderd.
Maar betekent dit dat het werk van Randsborg hiermee gelijk al zijn waarde verliest? Moeten we Randsborgs theorie dan maar vergeten? Het antwoord is uiteraard nee. Op een bepaalde manier vullen beide theorieën elkaar namelijk bijna naadloos aan. Beide gaan er namelijk vanuit dat een “stressvol” proces de zogenaamde “trigger” is geweest voor het uitvinden van een nieuw grafritueel. Bij de een is dit de centralisatie vanuit Jelling, bij de ander de opkomst van het christelijk geloof. Wat echter niet te ontkennen valt is dat beide processen naar alle waarschijnlijkheid in gang waren gezet door één en dezelfde persoon – of zich in ieder geval afspeelden tijdens de regeerperiode van dezelfde persoon, namelijk koning Harald Blauwtand. De runensteen bij het graf van koning Gorm en Koninging Thyra in Jelling leest dan ook als volgt:

King Harald commanded this monument to be made in memory of Gorm his father and in memory of Thyre his mother – that Harald who won for himself the whole of Denmark, and Norway, and made the Danes Christian.

Beide processen zijn dan ook niet afhankelijk van elkaar te zien, maar zijn alleen al om hun synchroniciteit op allerlei vlakken met elkaar verweven. In dit licht is ook regionaliteit niet uitgesloten, want als deze processen plaatsvonden vanuit het koninklijke centrum in Jelling dan is het ook niet vreemd dat juist hier het effect het sterkst gevoeld werd.
© 2011 - 2024 Rooserderoos, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Vejle, een stad vol met variatiesWie aan Denemarken denkt, denkt automatisch aan Kopenhagen. Maar naast het bekende en bruisende Kopenhagen zijn er meerd…
Bijna gratis op reis naar Denemarken als testpersoonGratis op vakantie. Dat wil iedereen wel. Denemarken wil graag weten wat toeristen van het land vinden en daarom bieden…
Ek voetbal 19921992 is het jaar dat het EK voor de 9e keer word gehouden. Dit jaar is Zweden het gastland om het EK te mogen organisere…
De eeuwenoude begraafplaats van Lindholm Høje (Denemarken)De eeuwenoude begraafplaats van Lindholm Høje (Denemarken)Lindholm Høje is een grafveld gelegen in de Deense plaats Lindholm, op slechts twee kilometer afstand van de stad Aalbor…

Sociale structuur en het grafveld van EngelmanshovenGrafvelden maken een groter deel uit van de Noord-West Europese Archeologie dan vaak wordt gedacht. In de archeologische…
Bronnen en referenties
  • Graham-Campbell, J. / M. Valor, 2007: The archaeology of medieval Europe. Vol. 1 Eighth to twelfth centuries AD, Aarhus.
  • Randsborg, K. “Chapter 6: Social and political implications of the burials”. The Viking Age in Denmark: the formation of a state. 1980.
  • Roesdahl, E. Aristocratic burial in Late Viking Age Denmark: Custom, Regionality, Conversion. In: C. Von Carnap-Bornheim, Herrschaft – Tod – Bestattung. 2006.
Rooserderoos (9 artikelen)
Gepubliceerd: 14-08-2011
Rubriek: Wetenschap
Subrubriek: Diversen
Bronnen en referenties: 3
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.