Astrafobie, angst voor donder en bliksem bij onweer
Zodra er donkere wolken komen opzetten en de eerste regendruppels vallen zijn er mensen waarbij het koude zweet bijna uitbreekt uit angst voor onweer. Hun omgeving reageert al gauw met: “Doe niet zo flauw”. Maar met dat onbegrip zijn angstige mensen zeker niet gebaat. Menigeen kruipt weg en hoopt dat die zware bui snel voorbij zal trekken. Die vorm van angst die astrafobie heet gaat niet weg ook al worden ter beveiliging bliksemafleiders gemonteerd op strategische plekken van een huis of gebouw. Vooral in het omgaan met angstige kinderen is het beter om zelf rustig te blijven.
Onvoorspelbaarheid van gevaarplek
Naar schatting is ongeveer anderhalf procent van de bevolking op een of andere manier bang voor onweer. Als de angst uitermate sterk is, is er sprake van een fobie dat bij onweer astrafobie wordt genoemd. Zonder hulp en behandeling is het moeilijk over astrafobie heen te komen. Angst voor onweer wordt waarschijnlijk vooral gevoed door de onvoorspelbaarheid van dat weer. Een inslag kan immers op elke plek gebeuren en het gevaar is best groot. Er worden elk jaar zelfs enkele mensen geraakt die het niet overleven.
Bliksemafleiders nemen angst niet weg
Weinig mensen zullen staan te juichen bij een naderend onweer maar bang zijn is een heel andere kwestie. Degenen die echt bang zijn volgen, als er kans op onweer is in de zomermaanden, angstvallig de weersberichten. Bij voorspelling van onweer durven ze niet meer de deur uit. Vaak willen ze dat hun partner en kinderen ook thuis blijven. Hun huis is voorzien van bliksemafleiders maar dat geeft toch niet voldoende rust. Mochten ze onderweg zijn en dreigt er een onweer aan te komen dan zoeken ze een schuilplaats in een groot gebouw. Zelfs als de onweersvoorspelling niet klopt heeft iemand die aan astrafobie lijdt toch een rotdag die voortdurend door angst wordt gedomineerd.
Kinderen en angst voor onweer met donder en bliksem
Angst voor onweer is dikwijls al op jonge leeftijd ontstaan en wordt veelal overgenomen van ouders. Ook zijn kinderen gevoelig voor het niet begrijpen waar die bliksem en dat donderende lawaai vandaan komt waardoor angst ontstaat. Een goede uitleg over het verschijnsel kan daarbij helpen. Ontspannen omgaan met bliksem en donder in spelvorm door het als een fascinerend schouwspel samen met het kind te bekijken en rustig te beleven kan geruststellend werken.
Alles onder een deken
Er gaan verhalen over vroegere jaren dat de angst voor onweer zo groot was dat kinderen ’s nachts uit bed werden gehaald waarna iedereen bij elkaar kroop. Maar eerst werden alle ramen dichtgemaakt en alle stroomstekkers uit de stopcontacten gehaald. Alle messen vorken, lepels en scharen werden op een tafel gelegd met een wollen deken er overheen. Kinderen die dit meemaakten ontwikkelden meestal zelf ook een astrafobie.
Allerlei gedragingen
Gedragingen bestaan ook vaak uit het tellen van de seconden tussen de bliksemschicht en de donderslag om uit te rekenen hoe ver het onweer verwijderd is. Een seconde is daarbij ongeveer 350 meter. Ander gedrag is om bij onweer in de nacht alle lichten aan te maken om zo min mogelijk van de flitsen te zien. Dikwijls probeert een angstige persoon om het onweer te vermijden door bijvoorbeeld niet naar zomerse oorden op vakantie te gaan waar onweer vaak voorkomt. Maar dat gedrag werkt als een beloning waardoor de vrees niet zal verdwijnen. Vaak zijn astrafobie lijders vooral bezig met op het juiste moment op de juiste plaats te kunnen zijn waardoor een hele dag zelfs ontregelt kan worden.
Wel of niet doen bij astrafobie
Tips voor mensen die angst hebben voor onweer zijn bijvoorbeeld:
- Niet voortdurend de weersberichten volgen.
- Afleiding zoeken door iets te gaan doen wat veel aandacht vergt.
- Niet telkens naar buienradar te kijken.
- Niet bezig zijn met: Wat zal ik doen als het gaat onweren? Wellicht dat het helemaal niet gaat onweren. “Men lijdt het meest van het lijden dat men vreest”.
- De confrontatie aangaan door te kijken in plaats van weg te kruipen.
- Praten met anderen die angst hebben kan steun geven. “Gedeelde smart is halve smart”.
- Mensen vermijden die zeggen: “Stel je net zo aan”.
- In het uiterste geval gedragstherapie gaan volgen.
Lijden van schrikreactie
Angst voor onweer gaat soms gepaard met angst voor vergelijkbare dingen zoals vuurwerkknallen in de nieuwjaarsnacht of vliegtuigen of tromgeroffel of zelfs de flits van een fototoestel of flikkerende lampen. Mensen die aan die angst lijden zijn eigenlijk nog eens niet zo bang voor het werkelijke gevaar maar lijden vooral van de schrikreactie op het roffelende geluid van de donder of andere onverwachte geluiden.