Geschiedenis van de zaklamp
De zaklantaarn is de belangrijkste vorm van draagbaar elektrisch licht die wij kennen. De ontwikkeling ervan werd mogelijk na de uitvinding van zowel de batterij als de gloeilamp. Net als bij andere lampen bleek ook voor draagbaar licht de elektrische variant een grote verbetering op voorgangers als de toorts. De lichtbron werd niet langer aangestast door invloeden van buitenaf en er was minder brandgevaar. Toch had het ontstaan van de ons bekende zaklamp nog wel wat voeten in aarde.
Artikelindeling (interne links)
De eerste experimenten met draagbaar elektrisch licht
De
batterij werd in het jaar 1800 gepatenteerd door Alessandro Volta. Daarmee was het nog geen algemeen bruikbaar product. Er was nog een lange weg te gaan voordat het zover zou zijn.
Dat maakte voor een toepassing in de richting van draagbaar elektrisch licht voorlopig echter weinig uit, omdat er nog geen elektrische lichtbron beschikbaar was. Dat veranderde in 1879, toen zowel Joseph Swan als Thomas Edison de wereld de
gloeilamp brachtten.
Klik hier om meer te lezen over de uitvinding van de gloeilamp.
Vrij snel hierna begon men in Europa en de Verenigde Staten te experimenteren met elektrische vormen van draagbaar licht. Daarbij gebruikte men zowel zogeheten 'natte' als 'droge' batterijen. Al is de benaming 'droge batterij' een beetje misleidend; in een droge batterij zit alleen maar minder vocht en zuur dan in een natte batterij. In ieder geval kwamen uitvinders tot een eerste aantal lampen.
Voorlopers van de zaklantaarn
Tussen 1880 en 1895 werden de eerste draagbare elektrische lampen op de markt gebracht. Men noemde ze
handlampen of gewoon
lantaarns. Handig waren ze echter nauwelijks. Het waren zware, rechthoekige kasten die grofweg de omvang hadden van een naaimachine en die men aan een hendel mee moest dragen. In de kast zat de batterij. De lamp was aan de voorkant ingebouwd of zat bovenop gemonteerd.
In 1891 kwam er een wandelstok met elektrische verlichting op de markt, de
'electric cane'. Hiervoor waren aparte batterijen gemaakt die in de stok pasten. In de kop van de wandelstok zaten het gloeilampje en de lens. Het is niet duidelijk hoe succesvol de 'electric cane' destijds was. Het is wel duidelijk dat hij niet al te lang heeft bestaan.
Rond dezelfde tijd werd een nog curieuzere draagbare lamp geproduceerd, namelijk de
elektrische dasspeld. Dit was zowel een vorm van decoratie als een heuse bron van verlichting. Je kon er een boek bij lezen in het donker als je dat wilde.
Ongelukkigerwijs ging de eerste generatie dasspelden vergezeld van een natte batterij die in een aparte tas meegedragen moest worden. Daar kwam bovendien bij dat het zuur regelmatig uit de tas lekte, ongetwijfeld tot groot ongenoegen van de omgeving van de eigenaar. Deze dasspeld was dan ook niet wat je noemt een doorslaand commercieel succes.
In 1903 kwamen er nieuwe elektrische spelden, en ook broches, op die markt, die waren gekoppeld aan een droge batterij. Deze batterij paste doorgaans in de zak van een overhemd of blouse. De nieuwe sieraden waren dan ook iets populairder dan hun voorgangers en kenden een ruime keus aan uitvoeringen.
De uitvinding van de zaklamp
De eerste prototypes van echte zaklampen werden waarschijnlijk al tussen 1895 en 1899 gemaakt, maar hier is verder niets over bekend.
De staaflamp
In januari 1899 patenteerde de Amerikaanse uitvinder
David Misell echter de zogeheten
staaflamp. Dit werd de eerste bruikbare zaklantaarn.
De staaflamp was, zoals de naam al doet vermoeden, een cilindrische lamp. De ronde batterijen lagen op elkaar in de lamp, feitelijk zoals wij dat nu nog kennen. De lamp zelf werkte met een gloeidraad van koolstof, zoals andere gloeilampen uit die tijd. Meestal had de staaflamp een kleine, ovale lens
De staaflamp werd nog datzelfde jaar in productie genomen onder de naam
'Ever Ready', die vanaf 1906 zou veranderen in het meer bekende
'Eveready'.
Het was producent
Conrad Huber die Misells uitvinding ter hand nam om er de wereld mee te veroveren. Hij zette groots in op de promotie van zijn nieuwe product en deed goede zaken in de Verenigde Staten. Op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1900 viel de staaflamp positief op, waarna Huber kon uitbreiden in Europa. Daarmee werd hij de eerste grote wegbereider voor de zaklamp als product.
De platte zaklamp
Na verloop van tijd ontstond er in Duitsland een alternatief in de vorm van een platte, vierkante zaklamp. Hierin lagen de batterijen naast elkaar. De lamp had vaak een koepelvormige lens, een zogeheten
domlens. De
platte zaklantaarn, zoals hij meestal werd genoemd, werd typisch voor Europa, terwijl de staaflamp vooral populair was en bleef in de Verenigde Staten.
Slechte batterijen
Ondanks het feit dat men al tachtig jaar bezig was de batterij gebruiksvriendelijk te maken, was dat nog maar matig gelukt. Er bleven een aantal hardnekkige problemen bestaan, waardoor ook die de eerste generatie draagbare elektrische lampen werd aangetast.
- Door het vele vocht in beide typen batterijen, lekten deze met grote regelmaat. Hierdoor roestten de in de lamp verwerkte materialen snel, wat deze tot een wegwerpartikel maakte.
- De batterijen werkten nog vrij slecht en gaven de elektriciteit wat schokkerig af. Hierdoor produceerden de lampen geen vaste lichtstraal, maar korte lichtflitsen. Vandaar dat in de Verenigde Staten de benaming voor de zaklamp nog altijd het woord 'flashlight' is.
- Batterijen waren snel leeg, ook als de lamp maar weinig was gebruikt. De brandduur was vaak maar iets van 5 uur, al mochten fabrikanten graag een brandduur van 10, 15 of meer uren op de verpakking vermeldden.
Door deze problemen gold de zaklantaarn tot aan de Eerste Wereldoorlog als een luxe product, een speeltje met hooguit enig nut van huishoudelijke aard. Dit is terug te zien aan de uitvoeringen uit deze tijd. De houders waren overtrokken met hulzen van (kunst)leer of ze waren versierd met afbeeldingen of motieven.
Zaklantaarns tijdens de Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de gebruikswaarde van de zaklamp opeens ingezien door de legerleiding van beide kampen en werden er exemplaren besteld voor alle soldaten.
Dat leidde in eerste instantie tot een explosieve toename van de vraag naar batterijen. Er moesten zelfs nieuwe fabrieken worden opgezet om aan de vraag te kunnen voldoen. Desondanks kon men niet blijven aanmodderen met de slechte batterijen. Er werd ingezet op een fikse verbetering van de kwaliteit van batterijen en er werden normen voor opgesteld.
Ook de lamp zelf, meestal een Europese platte zaklantaarn, werd verbeterd met aanpassingen die afgestemd waren op gebruik in een oorlog.
- De lampen kregen een reflector aan de voorkant.
- Er kwam een metalen beugel aan de zaklampen, waarmee ze aan de knopen van een uniform konden hangen.
- Er werd een afschermkap boven de lens gemonteerd, om te voorkomen dat het licht alle kanten uitstraalde en de soldaat zijn positie verraadde.
- Er kwamen schakelaars die niet al te gemakkelijk omswitchten zodat de lamp niet ongewild aanging.
Zaklantaarns na de Eerste Wereldoorlog
Door bovenstaande ontwikkelingen werd de zaklantaarn vanaf de jaren '20 een normaal gebruiksartikel dat in allerlei vormen en maten beschikbaar kwam. Daarbij zou de cilindrische lamp ook in Europa de platte zaklantaarn gaan verdringen in populariteit.
Wel vonden er door de tijd heen nog tal van veranderingen plaats. Om te beginnen veranderde de gebruikte materialen. Aanvankelijk was men nog grotendeels aangewezen op metaal dat gemakkelijk kon roesten. Na de Tweede Wereldoorlog kon men dit echter steeds meer vervangen door kunstof.
Vanzelfsprekend vonden er ook op technisch gebied nog de nodige verbeteringen plaats. Er kwamen nieuwe hulzen en nieuwe typen lenzen. De meest opvallende vernieuwing was echter de uitvinding van zaklampen met een
verstelbare focus.
In recente tijden wordt de zaklantaarn vooral
milieuvriendelijker gemaakt. Ook bij zaklampen moest de gloeilamp vervangen worden door andere typen verlichting zoals ledlicht of xenon verlichting. Inmiddels is de
ledzaklamp erg populair aan het worden.
De geschiedenis van de knijpkat en de Tweede Wereldoorlog
De
knijpkat, ook wel
dynamozaklamp genoemd, is een apart type zaklantaarn. Men levert zelf de energie door een knijpmechanisme steeds weer in te duwen. Hij werd rond 1910 in Europa ontwikkeld, vanwege de ergernissen over alle gedoe met slechte en lekkende batterijen. Helaas bleek het medicijn aanvankelijk erger dan de kwaal. De eerste knijpkatten waren duur, hadden maar een beperkte lichtstraal en het constant moeten knijpen was evengoed vervelend.
Daar kwam gedurende de Tweede Wereldoorlog verandering in. Tijdens deze periode was er al snel sprake van een grote schaarste aan batterijen. De knijpkat kon echter een goede vervangende zaklantaarn zijn, waardoor hij weer werd opgepakt en verbetererd. Aldus werd dit de zaklamp van de Tweede Wereldoorlog.
Hierna zou de knijpkat permanent een stuk geliefder blijven.