De beperkingen van het stakingsrecht
In Nederland komt het veelvuldig voor, soms tot ergernis van menig Nederlander: staken. Werknemers die een loonsverhoging willen, extra voorzieningen op de werkvloer of zoals recentelijk bij de RET: de publieke aanbesteding. Maar wat zijn de beperkingen van het staken?
Aan wie komt het stakingsrecht toe?
Recht van werknemers en werkgevers. Mag niet worden beperkt tot “erkende vakbonden”, ook bedoeld voor anders georganiseerde groepen werknemers. Tevens kan een OR tot een collectieve actie overgaan. Maar hieraan zijn wel beperkingen gesteld.
Intrinsieke beperkingen
Deze beperkingen staan in art.6 lid 4 ESH, behoudens verplichtingen uit eerder gesloten CAO’s:
- Vredesplicht (obligatoire bepaling): geen actie tegen in lopende CAO’s overeengekomen onderwerpen;
- Overeengekomen bemiddeling / arbitrage;
- In CAO’s gestelde beperkingen aan collectieve acties kunnen ver gaan. Het overeengekomen in CAO’s hebben voorrang op artikel 6 lid 4 ESH.
Extrinsieke beperkingen art.G ESH
Deze staan in artikel G lid 1 ESH: De in het verdrag geregelde rechten en beginselen kunnen buiten de in deel I en II vermelde gevallen generlei beperkingen ondergaan, met uitzondering van die welke
- Bij wet zijn voorgeschreven, en;
- In een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van:
- De rechten en vrijheden van anderen;
- De openbare orde;
- De nationale veiligheid;
- De volksgezondheid;
- De goede zeden.
Er geldt een gesloten systeem in combinatie met art.6 lid 4 ESH, er is dus een limitatieve opsomming van beperkingsgronden.
Rechten en vrijheden van anderen
ECSR: Rechten en vrijheden zijn niet “belangen”. Er moet daadwerkelijke (dreiging van) aantasting. Economische schade is van ondergeschikt belang (tenzij serieus en de nationale economie moet in het geding zijn). Blijven verzorgen van essentiële diensten speelt steeds een grote rol, zoals het ziekenhuispersoneel of de brandweer. Inperkingen mogen het stakingsrecht niet illusoir maken.
Nederlandse rechtspraktijk: Kan “belangenschending” een rol spelen? Welke “derden” kunnen zich op art.G beroepen? Proportionaliteitstoets uit NS – arrest: “Moet – met inachtneming van de in art.31 ESH voorziene beperking – op grond van alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang worden geoordeeld dat de bonden in redelijkheid niet tot de acties hadden kunnen komen?”
De proportionaliteitstoets: het schadeargument wordt gebruikt, waarbij de belangen van actievoerders vs. toegebrachte onnodige / ongerechtvaardigde schade aan derden of (soms) de bestaakte werkgever. In dit kader “misbruik van recht”. Speelt vooral sterk bij:
- Acties die vooral derden treffen, bijvoorbeeld bij de vuilnisophalers of bij het openbaar vervoer;
- Richten keren acties;
- Afwijkende actievormen.
Het Nederlands toetsingskader
Een staking die onder art.6 lid 4 ESH valt is in principe rechtmatig, tenzij:
- Er zwaarwegende procedureregels zijn veronachtzaamd;
- Indien op grond van alle omstandigheden van het geval (met inachtneming van de beperkingen van art.31 ESH) de bonden in redelijkheid niet tot deze acties hadden kunnen komen (proportionaliteitstoets).
Zwaarwegende procedureregels
Daarbij moet aan de volgende twee elementen voldaan zijn:
- Voldoen aan het ultimum remedium criterium: is de collectieve actie het “laatste middel”? Waren er nog andere middelen om het conflict op te lossen?
- Tijdige en correcte aanzegging van de collectieve actie;