Bloed: De verschillende soorten bloedcellen
Een volwassen mens heeft gemiddeld 5 of 6 liter bloed. Dit bloed is onder andere nodig voor zuurstoftransport, afweer en temperatuur regeling. Het bestaat uit verschillende cellen met hun eigen functies.
Erytrocyten
De erytrocyten, ook wel rode bloedcellen genoemd, hebben een biconcave vorm. Ze zijn gemiddeld 7 á 8 µm groot. De volgroeide erytrocyt heeft geen kern. Doormiddel van hemoglobine, dat zich in de erytrocyt bevindt, wordt er zuurstof getransporteerd. Ook transporteren de erytrocyten koolstofdioxide, voedingsstoffen, hormonen en ureum wat van de lever naar de nieren moet worden getransporteerd.
Leukocyten
Leukocyten of witte bloedcellen zijn de cellen die zorgen voor de afweer. Er zijn dan ook een aantal verschillende leukocyten die allemaal hun eigen functie hebben in de afweer.
De leukocyten kunnen verdeeld worden in twee groepen; de granulocyten en de agranulocyten. De granulocyten bevatten korrels (granulen) en de agranulocyten niet.
Neutrofiele granulocyten
De Neutrofielen behoren tot de granulocyten, ze zijn ongeveer 12 tot 15 µm groot. Ze kunnen verdeeld worden in twee groepen: de staafkernige neutrofiel en de segment-kernige neutrofiel. Hierbij is de segmentkernige een oudere cel dan de staafkernige. Ze zijn beide verantwoordelijk voor het fagocyteren (opnemen of omhullen) van bac-teriën en zorgen ervoor dat ze vernietigd worden. Als er meer staafkernige neutrofielen zijn dan segmentkernige spreekt men van linksverschuiving. Dit duidt op een acu-te infectie.
Eosinofiele granulocyten
Deze cellen bestrijden de infecties die veroorzaakt zijn door parasieten. Dit doen ze door zich aan de parasiet te binden om vervolgens hun celwand te beschadigen. Ze zijn rond de 13 en 17 µm groot en behoren ook tot de granulocyten.
Basofiele granulocyten
In de granulen van de 10 tot 15 µm grote basofiele granulocyt zitten mediatoren. De-ze stofjes zorgen ervoor dat een ontstekingsreactie op gang wordt gebracht. De basofielen zijn dus de hoofdverantwoordelijke voor het begin van een ontstekingsreactie.
Lymfocyten
Lymfocyten zijn 6 tot 15 µm groot en te verdelen in drie groepen: T-lymfocyten, B-lymfocyten en de natural killer cellen. Deze laatste behoren tot de algemene afweer. Ze zorgen voor een snelle reactie op virale infecties en kankercellen. De T- en B-lymfocyten behoren tot de specifieke afweer. Ze herkennen lichaamsvreemde antigenen. De B-lymfocyten kunnen de lichaamsvreemde antigenen zelf opsporen, maar de T-lymfocyten kunnen ze alleen herkennen als de antigenen voor hun gepresenteerd worden. Dit wordt antigeen presentatie genoemd.
Monocyten
De monocyten hebben een soortgelijke functie als de neutrofielen. Ze zijn 20-30 µm groot en spelen een rol bij de reactie op antilichamen. Fagocytose is dus ook een belangrijke functie van de monocyt, maar wat deze cel ook heeft is een geheugenfunc-tie. Hierdoor presenteren ze pathogenen (ziekteverwekkers) aan de T-lymfocyten zodat de pathogenen opnieuw herkent en vernietigd kunnen worden.
Trombocyten
Trombocyten spelen een belandrijke rol in de stolling. Ze zijn 4 µm groot. As een bloedvat beschadigd raakt hechten de trombocyten aan collageenvezels in de vaatwand. Dit wordt adhesie genoemd. Hierdoor wordt de trombocyt geactiveerd waardoor er trombine wordt gevormd dat de bloedstolling activeert. Als laatste wordt het nog verstevigd met fibrinedraden