Sociale structuur en het grafveld van Engelmanshoven
Grafvelden maken een groter deel uit van de Noord-West Europese Archeologie dan vaak wordt gedacht. In de archeologische wereld worden er ook weinig uitgewerkte grafvelden gepubliceerd. Om die reden wordt in dit essay gekeken naar het nog niet geheel uitgewerkte grafveld van Engelmanshoven in België. Omdat het niet mogelijk is om het grafveld geheel te analyseren is er voor gekozen om het onderzoek te richten op het vinden van sociale structuren binnen dit grafveld.
Inleiding
Waarom grafvelden?
Wanneer men denkt aan archeologie denkt men in eerste instantie vaak aan architectonische structuren, zoals tempels, amfitheaters en in de tweede plaats pas aan gebruiksvoorwerpen zoals vazen, potten, zwaarden, sieraden of kleding. Pas in derde instantie denkt men misschien aan de plek deze gebruiksvoorwerpen worden gevonden. Het is bij het publiek daarnaast lang niet altijd even goed bekend dat het juist de grafvelden zijn waar veel gebruiksvoorwerpen in te vinden zijn. Wat men ook niet zo snel denkt is dat naast al die mooie vaasjes en sieraden ook nog een grote hoeveelheid ander informatie kan achterhalen aan de hand van grafvelden. Zoals Guy Halsall het zei in 1995 in zijn standaardwerk over grafveldarcheologie: “The disposal of the dead tells us much about society and about how people perceived themselves and their world. Mortuary practice, with its vast potential variability (…) is a dynamic field of human interaction” (1995, 1). Daarom word in de archeologie dan ook al gelange tijd veel onderzoek gedaan naar grafvelden.
Grafveld Engelmanshoven
Het bovenstaande is nog allemaal wat abstract, maar het zal in de komende pagina’s worden toegepast op het grafveld van Engelmanshoven door middel van een onderzoeksvoorstel en een kleine uitwerking hiervan voor zover dit mogelijk is. Het desbetreffende grafveld is een klein Merovingisch grafveld in de buurt van Sint Truiden in de Belgische provincie Limburg. In 1953 werd dit opgegraven nadat er bij het uitbaten van een zandgroeve Merovingisch te voorschijn was gekomen. Het grafveld is gelegen op de zuidwestelijke helling van een heuvel die ongeveer 100 meter boven de zeespiegel ligt. Over het grafveld is maar een kleine hoeveelheid informatie gepubliceerd, gedaan door de heer Vanderhoeven in 1954 en 1977.
Onderzoeksopzet
De vraagstelling
Zoals in het bovenstaande al kort is aangegeven hebben we de centrale vraagstelling hebben we als volgt geformuleerd:
- Wat kunnen we wanneer we kijken naar de chronologische en de geografische indeling in het grafveld zeggen over de community die het in gebruik heeft gehad?
Hieruit volgen een aantal deelvragen.
- 1. Van wanneer tot wanneer was het grafveld in gebruik?
- 2. Is het een familiaal of een rijengrafveld? Zijn er groepen graven aan te wijzen op basis van de geografische spreiding van de graven? Zo ja, welke zijn dat dan? Voor wat voor samenlevingseenheid kan een dergelijke grafgroep staan (bijv. dorpen, domeinen, families, erven)?
- 3. Is er in het grafveld een gründergrab te ontdekken en welk graf of graven kunnen dit dan zijn? Wat vertelt ons dit over de community die dit grafveld heeft gebruikt?
Methoden en werkwijze
Het onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van de gegevens die in de publicatie uit 1977 (Vanderhoeven). Ook het verslag uit 1954 is geraadpleegd (idem). Om de beschikbare informatie zo goed mogelijk vanuit het oogpunt van de hierboven geformuleerde onderzoeksvraag te analyseren zal ik ten eerste proberen vast te stellen van wanneer tot wanneer het grafveld in gebruik is geweest en tevens de chronologische spreiding van de graven zichtbaar maken doormiddel van een kaartje. Aan de hand hiervan en in combinatie met de grafgiften zal ik proberen vast te stellen of er een gründergrab aanwezig is. Ditzelfde kaartje kan gebruikt worden om de vraag te beantwoorden of het hier gaat om een familiaal- of rijengrafveld. Om te kijken naar de geografische ligging van de graven en hierin groepen graven te ontdekken gebruiken analyseren we de plattegrond van het grafveld nogmaals vanuit dit oogpunt.
In geen van beide publicaties is informatie over de positie waarin de doden zijn begraven of fysisch antropologische informatie opgenomen, dus hebben we geen vragen van dien aard opgenomen in het onderzoek. In eerste instantie was het tevens de bedoeling om de onderzoeksvraag ruimer te formuleren en als laatste een vraag over de verschillen tussen mannen-, vrouwen- en kindergraven te stellen om aan de hand hiervan te kunnen vaststellen of we te maken hebben met horizontale of verticale hiërarchie, maar dat is een essay op zich. Verder zeggen grafgiften, zoals Effros ook zegt, lang niet altijd iets over het geslacht van de overledenen, dus kunnen we niet aan de hand van grafgiften alleen het geslacht van de begravene vaststellen.
Doordat er vrij weinig bekend is over het grafveld zullen er vragen overblijven die helaas niet in zijn geheel of niet met zekerheid beantwoord kunnen worden. Hier zal dan aangegeven worden welke moderne analysemethoden hier uitkomst zouden kunnen bieden. Afgesloten zal worden met een groter algemeen voorstel voor verder onderzoek.
Uitwerking
1: Van wanneer tot wanneer was het grafveld in gebruik?
De dateringen die in de tijd dat het grafveld werd opgegraven werden nog alleen gedaan aan de hand van de gevonden grafgiften. Graven waarin geen bijgaven werden gevonden hebben dus geen datering gekregen. Het is dus lastig om een goede datering te geven van het grafveld. Dit betekent echter niet dat er helemaal niets over te zeggen valt.
Graf 25 is grofweg in de eerste helft van de zesde eeuw gedateerd en graf 5, 16, 23 en 24 hebben allemaal de datering 525-600 meegekregen. Deze dateringen zijn nog erg breed en het graf kan dus gedolven zijn zowel in de tweede kwart als in de laatste kwart van de zesde eeuw. Er is gelukkig één graf waarin meer bijgaven werd gevonden en die om die reden voor de opgravers beters te dateren was en dat is graf 8. Dit graf wordt dan ook gedateerd op rond 525 en men is dus rond die begonnen te begraven op dit grafgeld.
De jongste graven stammen allemaal uit de zevende eeuw. Het is echter moeilijk te zeggen wanneer in deze eeuw men is gestopt met het begraven van de doden op Engelmanshoven, want ook hier zijn de dateringen erg ruim: graf 28, 45 en 47 hebben allemaal simpelweg de datering zevende eeuw meegekregen. Hier is weer één uitzondering op en dat is graf 50. Dit graf is in ieder geval in de eerste helft van de zevende eeuw gedateerd. We kunnen dus zeggen dat het mogelijk, maar niet zeker is, dat het veld in tweede helft van de zevende eeuw niet meer in gebruik was.
Het zou nuttig zijn om zekerdere en precieze dateringen te hebben. Dit zou kunnen doormiddel van een C-14-datering. Ook is er hier en daar hout gevonden wat gedateerd kan worden doormiddel van een dendrochronologische datering.
2: Is het een familiaal of een rijengrafveld?
In een rijengrafveld worden de doden begraven, zoals het woord al zegt, in rijen en hoewel men in het deel met de hoogste concentratie graven nog met enige fantasie wel rijen zou kunnen zien is dit niet het geval bij de graven die wat meer naar de zijkant liggen. Als we dan ook kijken naar de chronologie van de graven zoals vastgesteld door Vanderhoeven en deze plotten op de plattegrond van het grafveld wordt direct duidelijk dat het erg onwaarschijnlijk is dat de doden hier op volgorde van overlijden zouden zijn begraven. De community die dit grafveld heeft aangelegd bepaalde de plek van een graf dus blijkbaar niet op deze manier. Een familiaal grafveld lijkt dus het waarschijnlijkst en dus ook een samenlevingsvorm waarin de familie de basissamenlevingseenheid is.
Zijn er groepen graven aan te wijzen op basis van de geografische ligging van de graven?
Een van de eerste dingen die opvallen aan de plattegrond van Engelmanshoven is dat naar het oosten toe de graven steeds verder verspreid lijken te zijn en dat er ook corridors te zien zijn waar geen graven liggen. Op basis daarvan maken we op dat er inderdaad groepen aan te wijzen zijn.
Zo ja, welke zijn dat dan?
Als we nog eens kijken naar de plattegrond van het grafveld kunnen we direct al drie groepen ontdekken. Een zeer grote westelijke groep, een kleinere middengroep en een oostelijke groep die ongeveer even groot is als de middengroep. Omdat deze groep erg groot lijkt te zijn in verhouding met de andere twee postuleren we hier ook weer een onderverdeling, al is deze niet zo duidelijk te zien in eerste instantie als de hoofdindeling. We hebben dan in totaal 5 mogelijke groepen. De scheiding tussen groepen 4 en 5 is echter niet heel zeker als we bedenken dat graven 38 en 39 vanwege een verstoring niet geheel is ingetekend en de corridor dan wel vrij smal wordt.
Voor wat voor samenlevingseenheid kan een dergelijke grafgroep staan (bijv. dorpen, families, erven)?
De groepen die we zien lijken niet groot genoeg om hele dorpen op zich te zijn. In totaal zijn er ook maar ongeveer 60 graven en die zijn dus verspreid in tijd over een eeuw. Het is dus waarschijnlijker dat dit hele grafveld toebehoort aan dezelfde nederzetting. Aangezien we hier met een familiaal grafveld te maken hebben zouden de groepen erven of families kunnen voorstellen. Het feit dat er zowel mannen als vrouwen begraven liggen binnen in ieder geval de groepen 1 en 3 en in groep 1 daarnaast ook kinderen erop wijst dat het hier om familiegroepen gaat. Uiteraard kan één erf gelijk staan aan één familie, maar zonder nederzetting en zonder DNA-onderzoek is dit niet zeker.
3: Is er in het grafveld een gründergrab te ontdekken en welk graf of graven kunnen dit dan zijn?
Er zijn een aantal kenmerken waaraan een gründergrab over het algemeen voldoet. Ten eerste is het een van de oudste graven in het grafveld, al dan niet hét oudste graf. Ten tweede is het een rijk graf (Theuws 2009). Ten derde ligt het meestal aan de rand van een grafveld (Effros).
De meest logische kandidaat is graf 8. Dit graf wordt door Vanderhoeven aangemerkt als het oudste en het rijkste graf en tevens het enige graf met bronzen vaatwerk (1977, 23, 30). Het lijkt daarentegen niet helemaal aan de rand van het grafveld te liggen, al ligt het ook niet in het deel met de hoogste concentratie graven. Een beter beeld krijgen we als we het kaartje met de chronologische verdeling erbij pakken. Dan zien we namelijk dat de andere graven die eventueel uit dezelfde periode zouden kunnen stammen geen van alle erg dichtbij graf 8 liggen. De enige van deze graven die bovendien min of meer aan rand ligt is graf 25, maar zoals eerder aangegeven is de datering van dit graf erg ruim en het zou dus gemakkelijk tientallen jaren ouder dan graf 8 kunnen zijn.
Het is aantrekkelijk om graf 8 direct als gründergrab aan te wijzen, maar voordat we deze conclusie trekken moeten we nog enkele kanttekeningen plaatsen. Ten eerste is de oorzaak dat datering van de andere kandidaten die we hierboven hebben overwogen zo onzeker dat er minder grafgiften in zaten. Minder grafgiften maken echter gelijk ook een minder rijk graf in een oppervlakkige interpretatie. We moeten hierbij opletten en niet vergeten dat minder gevonden grafgiften niet gelijk betekent dat er ook minder grafgiften zijn meegegeven. Vanderhoeven opperde in 1954 al de optie dat enkele van deze graven geplunderd zouden kunnen zijn.
Er zijn ook andere verklaringen mogelijk. Zo houdt Van Haperen in haar scriptie uit 2010 een overtuigend pleidooi voor het heropenen van graven door de begravende groep zelf. Dit zou men gedaan kunnen hebben juist omdat dit de graven waren van de voorvaderen van de begravende groep. Het is niet ongewoon in veel culturen om zich de grafgoederen van voorouders weer toe te eigenen. Dit kan de reden hebben deze goederen door hun associatie met de voorouder veel status met zich mee brengen of omdat men deze goederen weer in de systemische context wil brengen om ze bijvoorbeeld te vereren.
Als we op de bovenstaande manier redeneren is het juist weer logischer om een van deze leeggehaalde graven aan te wijzen als het graf van de voorouder. Daarnaast liggen de meeste van deze graven allemaal enigszins aan de noordelijke rand van het grafveld. Echter, graf 8 is ook verstoord en zou dus zelfs nog meer bijgaven kunnen hebben gehad en is ook de enige waarvan we met enige zekerheid kunnen zeggen dat die in de eerste periode van het grafveld is gedolven en dus blijft het de meest waarschijnlijke kandidaat.
Wat vertelt ons dit over de community die dit grafveld heeft gebruikt?
Als we aannemen dat graf 8 inderdaad kan worden beschouwd als het gründergrab kunnen we hier uit opmaken dat de begravende groep een belangrijke band voelde met hun voorouders. Als het zo zou blijken te zijn dat de heropende graven ook daadwerkelijk ten tijde van het gebruik van het grafveld zijn heropend is dit tevens een onderbouwing voor de hierboven uiteengezette theorie van Van Haperen. Ook dit zou dan in de richting van een soort voorouderverering wijzen. Nijs en Beuker schrijven dat in Holland de aanleg van een gründergrab wijst op sterke links met de voorouders (2005). Er is geen reden om aan te nemen dat het anders zou zijn geweest in het gebied waar Engelmanshoven ligt.
Daarnaast is het mogelijk dat het gründergrab gediend heeft als een claim op land. Dit zou kloppen met de theorie van professor Theuws (2010), die aangeeft dat juist in deze Merovingische periode er kolonisten naar het Maas-Demer-Schelde-gebied kwamen. Hij ziet het gründergrab als het ware als een manier van nieuwe bewoners om te zeggen: “mijn voorouders liggen hier begraven, dus dit is ons land”. Volgens Theuws leefden deze kolonisten waarschijnlijk per familie op een erf, lagen deze erven rondom een gemeenschappelijk open ruimte en lag het grafveld aan de rand van de nederzetting, want dit zien we ook terug bij grafvelden waarbij we de bijbehorende nederzetting hebben gevonden (college Theuws). Al is het wel waarschijnlijk, we kunnen nooit met zekerheid hetzelfde over Engelmanshoven zeggen totdat de nederzetting daadwerkelijk is gevonden en opgegraven.
Conclusie
Uit de uitwerking van de vragen kunnen we afleiden dat we hier waarschijnlijk te maken hebben met een grafveld dat zeer waarschijnlijk de gehele Merovingische periode in gebruik is geweest. Het is mogelijk dat dit gesticht is door kolonisten die naar het Maas-Demer-Schelde-gebied waren getrokken. Waarschijnlijk heeft graf 8 gefunctioneerd als een gründergrab dat behalve mogelijkerwijs wijst op een soort voorouderverering ook gediend kan hebben als claim op het grondgebied. Het grafveld is hoogstwaarschijnlijk een familiaal grafveld en de te onderscheiden grafgroepen kunnen voor erven of families binnen de nederzetting staan.
Verder onderzoek zou zich in eerste instantie moeten richten op het bevestigen datering doormiddel van C14- en dendrochronologische dateringen en op het bevestigen van geslacht, leeftijd en familierelaties doormiddel van DNA- en fysisch antropologisch onderzoek. In tweede instantie zou het onderzoek zich ook moeten richten op de vergelijking van dit grafveld met andere grafvelden in de regio en eventueel ook op grotere schaal hoe dit zich weer verhoudt tot andere regionen binnen Noordwest Europa.