De ademhaling en de luchtwegen
De longen zijn een van de belangrijkste organen in ons lichaam om te overleven. Ze zorgen ervoor dat zuurstof in het lichaam wordt opgenomen en koolstofdioxide wordt uitgeademd. Daarnaast zijn ze belangrijk voor het gelijk blijven van de zuurgraad in het lichaam, ze beschermen het lichaam tegen de inademing van schadelijke stoffen en ze zorgen natuurlijk voor het produceren van geluid.
Inhoud
Bloedsomlopen
Voordat de ademhaling wordt uitgelegd is het eerst belangrijk om te weten hoe het bloed in het lichaam wordt vervoerd. In het menselijk lichaam zijn er twee bloedsomlopen. De kleine en de grote bloedsomloop. In de kleine bloedsomloop gaat het zuurstofarme bloed van de rechterkamer naar de longslagader. Hier komt het bloed in kleine vaatjes die langs de long alveoli gaan, hier wordt het zuurstofarme bloed aangevuld met zuurstof, koolstofdioxide wordt aan de lucht afgegeven. De longader vervoert dit zuurstofrijke bloed naar de linker boezem. De grote bloedsomloop breng het zuurstofrijke bloed naar alle weefsels van het lichaam. Vanuit het linker ventrikel gaat het bloed naar de aorta, vanuit hier komt het terecht in de slagaders. Deze slagaders komen uit in organen waar de vaten steeds kleiner worden. Als de vaten haarvaatjes zijn geworden wordt het zuurstof afgegeven aan de weefsels en neemt het bloed koolstofdioxide op. Hierna wordt het bloed verder vervoerd via aders en holle aders totdat het uiteindelijk terecht komt in het rechteratrium. Waarna de kleine bloedsomloop weer volgt.
Opbouw luchtwegen
Het respiratoire systeem heeft vier hoofdfuncties:
- uitwisseling van gassen
- homeostatische regulatie van de pH
- bescherming van het lichaam tegen ingeademde stoffen
- het creëren van geluid
Het respiratoire systeem bestaat uit twee delen die allebei opgebouwd zijn uit verschillende onderdelen: de bovenste luchtwegen, bestaande uit de mond, neusholte, pharynx en larynx, en de bovenste luchtwegen bestaande uit de trachea, bronchiën met aftakkingen en de longen.
De luchtwegen zijn het gemakkelijkste te beschrijven aan de hand van hoe lucht de longen in stroomt. Eerst stroomt de lucht door de luchtpijp, ook wel trachea. Deze splits zich bij de carina in twee bronchiën, die de lucht vervoeren naar een netwerk van steeds dunner wordende aftakkingen. Uiteindelijk komt de lucht terecht in de terminale bronchiën en komt zo terecht in de alveolen (longblaasjes). Dit is de enige plek in de longen waar gaswisseling plaatsvindt. De alveolen worden omgeven door hele fijne bloedvaatjes, waar nog net een bloedcel doorheen kan. De zuurstof in het blaasje passeert de membranen onder invloed van de concentratiegradient en komt zo terecht in het bloed. Zuurstof bindt daar aan hemoglobine.
Opbouw longen
De rechterlong bij de mens bestaat uit 3 kwabben, en is wat groter dan de linker long die uit twee kwabben bestaat. De linker long is wat kleiner omdat het hart schuin georiënteerd is en zo in de linkerhelft van de borstkast steekt. Ze bestaan uit een licht, sponsachtig weefsel maar bestaat qua volume vooral uit lucht. De twee longen zijn beiden omgeven met dubbele pleura (membranen), die bekleden de binnenzijde van de borstwand (pleura parietalis) en de buitenzijde van de long (pleura visceralis). De twee lagen worden bij elkaar gehouden door een dun laagje vloeistof, maar kunnen daardoor ook over elkaar heen bewegen. De long is elastisch en wil van zichzelf inklappen, door de onderdruk tussen de twee vliezen aan de binnenkant van de borstwand gebeurt dat niet.
De ademhaling
Normaal gesproken is de ademhaling onbewust, we kunnen de ademhaling wel bewust aanpassen. Bij rustige ademhaling wordt de borstholte actief vergroot. Bij inademing gaan de ribben verder naar boven en naar voren staan, en het middenrif gaat platter staan. Hierdoor ontstaat er een grotere ruimte waardoor er onderdruk wordt gecreëerd en er ongeveer een halve liter zuurstof naar binnen gezogen wordt. Bij inspanning gaat de ademhaling sneller en wordt er meer lucht naar binnen gezogen, soms wel vier liter. Bij uitademing verslappen de spieren waardoor de borstkast terugveert in de oorspronkelijke stand. De longen worden kleiner en de lucht wordt naar buiten geperst. Nooit wordt alle lucht uitgeademd, er blijft altijd lucht achter. Je raakt buiten adem wanneer de ademhalingssnelheid niet goed is aangepast aan de hoeveelheid inspanning. Het koolstofdioxide kan op deze manier niet snel genoeg worden uitgeademd.