Medische terminologie: oriëntatie in het lichaam
Iedere beginnende medische student staat voor de taak om het lichaam, met al zijn spieren, botten, organen, zenuwen en bloedvaten, in het geheugen te prenten. Als de plaatjes al niet ingewikkeld genoeg zijn, wil de begeleidende tekst in het anatomieboek ook nog wel eens voor verwarring zorgen. Sagittale doorsneden, dorsolaterale ligging... Als je niet weet wat deze termen inhouden, kan het nog knap lastig worden om het gehele plaatje goed in het hoofd te krijgen. Leer je dus eerst te oriënteren!
De anatomische positie
Door de vele gewrichten die ons lichaam bezit, is het mogelijk om een groot aantal verschillende lichaamsposities aan te nemen. We kunnen onze handpalmen naar voren of naar achteren laten wijzen, het hoofd naar achteren buigen, onze vingers kruisen, en sommigen kunnen zelfs hun benen in hun nek leggen. Er zijn dus vele verschillende onderlinge posities van lichaamsdelen mogelijk. Om echter een goed beeld van de anatomie te krijgen, is het nodig om een eenduidige definitie te hebben van hoe de lichaamsdelen zich in ruimtelijke zin tot elkaar verhouden. Voor dit doeleinde is de
anatomische positie van het lichaam gedefinieerd. Deze houdt in dat het lichaam rechtop staat, met de armen langs de zijden en het hoofd, de ogen en de handpalmen voorwaarts gericht. Dus, hoewel de duim in alle mogelijke richtingen gehouden kan worden, is de oriëntatie anatomisch gedefinieerd als het meest buitenwaarts gerichte lichaamsdeel.
Doorsneden
Er zijn vele manieren om een object te bekijken. Van voren of van de zijkant, of bijvoorbeeld een doorsnede ervan... Vooral in het geval van het menselijk lichaam is het belangrijk om dit vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Zo biedt een sagittaal aanzicht de mogelijkheid om de ligging van de lever ten opzichte van de wervelkolom te bepalen, terwijl een transversaal aanzicht de ligging ten opzichte van de omringende structuren inzichtelijk maakt. Om een afbeelding juist te interpreteren, is het nodig te weten wat het perspectief is.
Er worden 3 onderling haakse anatomische vlakken onderscheiden. Het
frontale (of
coronale) vlak geeft een vooraanzicht. Het
sagittale gezichtspunt staat gelijk aan een zij-aanzicht. Het
transversale (of
horizontale) vlak tenslotte produceert een dwarsdoorsnede.
Een röntgenfoto van de thorax betreft meestal een beeld in het frontale vlak, terwijl een CT-scan van het abdomen doorgaans een dwarsdoorsnede geeft. Een MRI-scan van de hersenen wordt daarentegen vaak in het sagittale vlak gemaakt.
Onderlinge ligging van lichaamsstructuren
Het kennen van de anatomie is ook een kwestie van weten hoe de verschillende organen en andere lichaamsstructuren ten opzichte van elkaar gelegen zijn. Men zou bijvoorbeeld het verloop van de aorta vanaf het hart als volgt kunnen beschrijven (figuur 4): de aorta gaat omhoog, links van de
vena cava superior en maakt een boog in links-achterwaartse richting, waarbij hij over de rechter
pulmonaire arterie en de
trachea kruist. Vervolgens gaat hij achter de linker
bronchus en het hart langs in neerwaartse richting. Dit is echter geen handige beschrijving, aangezien boven, onder, achter en voren maar net afhangen van de lichaamshouding en het perspectief. Daarom is voor de beschrijving van lichaamsstructuren ten opzichte van elkaar de volgende terminologie van toepassing.
Mediaal | Aan de binnenzijde, naar de middellijn toe |
Lateraal | Aan de buitenzijde, van de middenlijn af |
Ventraal | Aan de buikzijde |
Dorsaal | Aan de rugzijde |
Craniaal | Aan de schedelzijde |
Caudaal | Aan de "staartzijde" |
Figuur 4: structuren rondom het hart /
Bron: Henry Vandyke Carter, Wikimedia Commons (Publiek domein) De correcte beschrijving van het verloop van de aorta in figuur 4 is dus als volgt: de aorta loopt in craniale richting, lateraal ten opzichte van de superior vena cava en vervolgens in dorsolaterale richting, waarbij hij de rechter pulmonaire arterie en de trachea ventrocraniaal passeert, om tenslotte dorsaal ten opzichte van de linker bronchus en het hart in caudale richting verder te gaan.
Bovenstaande begrippen zijn ook van toepassing op aanzichten. Zo kunnen de beenspieren vanuit een lateraal perspectief worden bekeken (dus vanaf de zijkant) of juist vanuit een mediaal gezichtspunt. Combinaties van deze begrippen kunnen ook een schuin oogpunt definiëren.
In plaats van de begrippen ventraal, dorsaal, craniaal en dorsaal worden ook regelmatig respectievelijk
anterior,
posterior,
superior en
inferior gebruikt.
Tot slot nog enkele vuistregels. Links en rechts zijn altijd gedefinieerd vanuit het perspectief van de patiënt. Het hart bevindt zich dus in de linkerzijde van de thorax, hoewel het zich vanuit de beschouwer bezien aan de rechterkant in een vooraanzicht bevindt. Een dwarsdoorsnede wordt, tenzij anders aangegeven, vanuit het voeteneinde beschouwd. Bij een dwarsdoorsnede op thoraxniveau bevindt het hart zich dus aan de rechterzijde en de wervels zich aan de onderzijde van de afbeelding.
Houd bij het hanteren van de terminologie altijd de anatomische lichaamshouding in gedachten. Op deze manier kan men zich niet vergissen in wat bijvoorbeeld het mediale compartiment van de bovenarm is. Ook is dan duidelijk dat de ventrale zijde van de hand de handpalm is en de dorsale zijde de handrug. Geen wonder dus dat de hand een "rug" heeft!