Overtraindheid van sporters
Sporters, en vooral topsporters, trainen hard en vaak. Het is hun bedoeling meer lichamelijk prestatievermogen te krijgen. Hierbij lopen ze echter risico op welbekende verschijnselen: overtraindheid of het overtrainingssyndroom. Maar wat is overtraindheid nou precies? Wat zijn de fysiologische aspecten? Wat te doen bij een overtrainingssyndroom?
Overtrainheid in het algemeen
Fysieke training is gebaseerd op het zogenoemde ‘overload-principe’. In rust is het lichaam met al haar cellen en organen in evenwicht (
homeostase). Bij zware training wordt de homeostase verstoord. Door deze verstoring worden er verschillende herstelprocessen opgestart. Hier schuilt het gevaar: normaal gesproken is het de bedoeling om sterker terug te komen na het herstel, maar als hier te weinig tijd voor wordt genomen, raakt een sporter overtraind. Maar wat is overtraindheid nou precies? We onderscheiden 3 vormen: de mechanische overtraindheid, de
metabole overtraindheid en het
overtrainingssyndroom. Mechanische overtraindheid is gewoon een spierblessure, of letsel. Hier zal niet op worden ingegaan. Metabole overtraindheid komt voor in de spieren en uit zich vooral in spiermoeheid. Het overtrainingssyndroom heeft verschillende symptomen. We onderscheiden het syndroom in een sympathische en parasympathische vorm.
Fysiologische aspecten van overtraindheid
‘Voor belasting en herstel spelen o.a. het vegetatieve (autonome) zenuwstelsel en het endocriene systeem een belangrijke rol.’ (H. Kuipers) Het vegetatieve zenuwstelsel reguleert een groot aantal onbewust plaatsvindende functies. Het endocriene systeem bestaat uit een aantal klieren die hormonen afscheiden in het lichaam (hypofyse, schildklier, bijschildklieren, bijnieren). Dit systeem is erg belangrijk wat betreft de prestaties van het lichaam, aangezien een kleine stoornis zich uit in snellere vermoeidheid en minder presteren. Zoals eerder aangegeven, wordt door training de homeostase verstoord, welke tijdens de herstelperiode weer wordt herstelt.
Er worden dan verschillende anabole(celopbouwende) processen in gang gezet. Deze processen kunnen verstrekt worden door verschillende hormonen. Als vanzelf zijn er tijdens de herstelperiode in verhouding meer anabole dan katabole hormonen actief. ‘Er is overigens niet één enkel hormoon dat óf katabool óf anabool werkt, maar het totale endocriene beeld en de verhouding tussen anabole en katabole hormonen bepaalt het effect op de stofwisseling’2. ‘Anabole hormonen’ zijn onder andere insuline, groeihormoon, schildklierhormoon en geslachtshormonen(testosteron). Cortisol(het stresshormoon) heeft twee kanten: in hoge concentratie is het vooral een stresshormoon, in lage concentratie kan cortisol echter het effect van anabole hormonen versterken. Uit onderzoek blijkt dat testosteron erg belangrijk is bij de glycolyse en dus de energievoorziening. Dit heeft weer zijn invloed op het herstel. ‘Een goede coördinatie tussen hormonaal systeem en vegetatief zenuwstelsel is onder alle omstandigheden essentieel.’2 Deze coördinatie vindt plaats in het limbisch systeem, een groep hersenkernen die betrokken zijn bij verschillende emoties en de hypothalamus, onderdeel van het limbisch systeem. De hypothalamus reageert op allerlei prikkels uit de omgeving, en ‘regelt’ het gedrag en de emoties. Ook stuurt het het endocriene systeem,waaronder het hypothalamus-hypofyse- bijniersysteem(HBB). Als er concentratie nodig is, zoals bij stress, maakt de HBB ‘in opdracht van’ de hypothalamus en de hypofyse een verhoogde hoeveelheid cortisol aan. Wanneer dit systeem niet goed werkt, wordt er te weinig cortisol aangemaakt en kan het lichaam zich niet goed aanpassen aan stress, zoals bij grote inspanningen: het prestatieniveau daalt. Door goed opgebouwde training verschuift de grens waarboven de HBB geactiveerd naar boven. Deze aanpassingen zijn echter niet oneindig. Als de HBB te weinig tijd heeft zicht aan te passen, zal er gemakkelijk overtraindheid ontstaan.
Metabole overtraining
Bij metabole overtraindheid is er te weinig energie. Er wordt dan meer ATP(zie
De dissimilatie van glucose) verbruikt dan in de herstelperiode wordt teruggewonnen. Zoals eerder bleek wordt ATP teruggewonnen bij de glycolyse en de oxidatieve fosforylering. Als een sporter een grote prestatie levert, wordt er vaak meer ATP gebruikt dan dat er ATP gevormd wordt. Er ontstaat dan een overmaat aan ADP. Er kan via verschillende wegen wel ATP worden teruggewonnnen, maar het uit ADP ontstane AMP wordt omgevormd tot IMP(inosine monofosfaat) onder afsplitsing van NH3. IMP wordt uiteindelijk afgevoerd via de urine. Hierdoor zal het aantal energierijke fosfaten verminderen. Aangezien de vorming van ATP meer tijd in beslag neemt dan de splitsing, moeten sporters veel tijd nemen voor het herstel. Het gevaar is, dat sporters slechte prestaties soms toeschrijven aan te weinig training, terwijl ze eigenlijk overtraind zijn. Hardere training leidt dan alleen maar tot een hogere mate van overtraindheid en daarmee tot een langer herstel. Ook is een onvoldoende voorraad glycogeen vaak een aanleiding tot overtraindheid. Sporters raken dan tijdens het sporten te snel door hun energievoorraad heen.
Het overtrainingssyndroom
Het overtrainingssyndroom is een erg abstract begrip. Vaak spreekt men van een overtrainingssyndroom als de dokter alle andere mogelijke ziektes heeft uitgesloten en als de patiënt natuurlijk vaak en hard traint. Hard trainen is overigens niet de enige oorzaak. Ook dingen als stress in het privé leven of een gebrek aan koolhydraten en ijzer kunnen aan het syndroom bijdragen. Bij dit syndroom doet zich een verstoring voor de van coördinatiefunctie van de hypothalamus, en daardoor van het endocriene en vegetatieve systeem. Omdat het vegetatieve systeem ondermeer de afweer regelt, is er een verhoogde kans op infecties. Bij deze infecties kan een hoop stress komen, waardoor de afweer nog slechter kan verslechteren. De infecties leiden tot een langzamer herstel, en tot een grotere blessuregevoeligheid.
Sympathische en parasympathische vorm van het overtrainingssyndroom
Er wordt over het algemeen over twee vormen van het syndroom gesproken: de sympathische en de parasympathische. Het orthosympatisch (sympathisch) zenuwstelsel is het deel van het autonome zenuwstelsel dat de organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam arbeid kan verrichten. Het bevordert dan ook
de dissimilatie van glucose. Het parasympathische zenuwstelsel doet precies het tegenovergestelde. Bij de sympathische vorm is er behoorlijk wat meer sympathische activiteit: verhoogde rustpols, nerveusiteit, verhoogde prikkelbaarheid, slecht slapen, verminderde eetlust en snel zweten. Het vreemde is dat tijdens inspanning de activiteit juist lager is dan gewoonlijk. Bij de parasympathische vorm is het andersom. In rust is het lichaam een stuk rustiger, de parasympathische activiteit is een stuk hoger. Bij inspanning is er vrijwel geen hogere inspanning van het orthosympathisch zenuwstelsel. Dit uit dit zich in lage rustpols, goede eetlust, uitstekend slapen en duizeligheid bij plotseling staan door orthostatische hypotensie(een bloeddrukverlaging bij het opstaan). ‘Tijdens inspanning is de hartfrequentie behoorlijk verlaagd. Bij duurinspanning is vooral het snel optreden van hypoglycemie(een te lage bloedglucosespiegel) kenmerkend. Dit is zeer waarschijnlijk het gevolg van onvoldoende activiteit van de regulatiemechanismen, die er normaliter voor moeten zorgen dat de verhoogde opname van glucose door de spieren in evenwicht blijft met de glucoseafgifte door de lever.’ (H. Kuipers) Het is vaak lastig te bepalen of een patiënt lijdt aan de sympathische of de parasympathische vorm. De sympathische vorm moet gezien worden als de minst vergevorderde. Het herstel duurt dan meestal niet langer dan een aantal weken. Als de sporter echter doorgaat met trainen kan de sympathische vorm langzamerhand overgaan in de parasympathische vorm. Het lijkt dan in eerste instantie of het juist beter gaat. De sporter wordt rustig en kan beter slapen. In werkelijkheid gaat het echter steeds slechter met het lichaam. Deze rust blijkt na een tijdje eerder vermoeidheid. Nu kan het herstel soms wel maanden duren.
Het verhelpen van overtraindheid
De beste remedie is rust, hoewel bij de metabole overtraining een lagere intensiteit van de training vaak ook voldoende is. Herstel van het overtrainingssyndroom kan maanden duren, en daarom is het goed om de atleet af te leiden door het doen van andere sporten of activiteiten om de stress te verminderen. Het belangrijkste is echter: voorkomen is beter dan genezen. Zorg dat de training goed wordt opgebouwd.