Rawls: A Theory of Justice
Tot de jaren '70 domineerde het utilisme het politiek theoretische debat. Met zijn 'A Theory of Justice' bracht John Rawls hier verandering in. Hij bedacht een nieuwe procedure om tot bepaalde rechtvaardigheidsbeginselen te komen. Dit artikel gaat in op die procedure en de rechtvaardigheidsbeginselen die daar uit komen.
De procedure
Rawls gebruikt voor zijn procedure tot rechtvaardigheidsbeginselen
Justice as Fairness: een rechtvaardige samenleving die tot stand komt door middel van procedurele rechtvaardigheid. Deze zou tot stand komen door een fictieve onderhandeling (gedachte-experiment) tussen burgers in de
oorspronkelijke positie. Deze oorspronkelijke positie heeft als belangrijkste voorwaarde dat de mensen die in deze positie zitten een zogeheten
veil of ignorance hebben. Dit houdt in dat er geen kennis is van op welke positie in de gecreëerde samenleving een persoon terecht komt. Hij weet niets van onder andere zijn vaardigheden, intelligentie, wat hij leuk vind, wat zijn geslacht is, wat zijn idee van het goede is en zelfs niets van de maatschappij waarin hij leeft. Het idee is dat mensen nog steeds hun
eigen belang na streven in deze oorspronkelijke positie, maar omdat ze niet weten waar ze in de samenleving terecht gaan komen, ze dus het
algemeen belang zullen nastreven.
Rawls stelt in A Theory of Justice dat mensen om te leven minimaal de
primaire goederen nodig hebben. Daarin brengt hij onderscheid aan tussen
sociale primaire goederen (o.a. inkomen, vrijheden en rechten) en
natuurlijke primaire goederen (o.a. intelligentie en gezondheid). Hij stelt dat je natuurlijke primaire goederen (uiteraard) niet kunt verdelen, maar sociale primaire goederen wel. Hij verwacht dat uit de oorspronkelijke positie een systeem van
maximin ontstaat. Dit houdt in dat de minimale positie gemaximaliseerd wordt aangezien mensen niet weten op welke positie in de samenleving zij terecht komen en dus willen voorkomen dat ze slecht af zijn. Dit leidt dus eigenlijk tot een veto van de minst bevoordeelden als het gaat om ongelijkheid, aangezien alleen wanneer zij er op vooruit gaan de samenleving ongelijk(er) mag worden. Dit zorgt er voor dat alle sociale goederen dus gelijk verdeeld zijn tenzij een ongelijke verdeling van één of meerdere van deze goederen in ieders voordeel is.
Voordat hij de principes van rechtvaardigheid bediscussieert, stelt Rawls nog een aantal
randvoorwaarden waar de rechtvaardigheidsbeginselen in ieder geval aan dienen te voldoen. Ten eerste stelt hij dat er gelijkheid moet zijn (
algemeenheid) wat inhoud dat de rechtvaardigheidsbeginselen niet mogen verwijzen naar een specifieke groep. Verder moeten de verplichtingen bindend voor iedereen zijn (
universaliteit), moeten de beginselen voor iedereen
openbaar zijn en moet er een
hiërarchie zitten tussen de beginselen. Tot slot stelt hij nog de voorwaarde van
onherroepelijkheid, wat betekent dat het recht altijd afgeleid moet worden van de rechtvaardigheidsbeginselen en dat deze nooit door wetten aangetast mag worden.
De rechtvaardigheidsbeginselen
Via deze procedure komt Rawls tot zijn twee rechtvaardigheidsbeginselen. Het eerste rechtvaardigheidsbeginsel (
The principle of equal liberty) stelt dat elke persoon een gelijk recht dient te hebben op het meest uitgebreide totale systeem van gelijke fundamentele vrijheden, dat verenigbaar is met een vergelijkbaar systeem. Het gaat Rawls hier nadrukkelijk om basisvrijheden en niet om vrijheden zoals de vrijheid om auto te rijden zonder gordel. Rawls doelt hiermee vooral op de vrijheid van de persoon, politieke vrijheid, gewetensvrijheid, vrijheid van denken, het recht op persoonlijk eigendom en de vrijwaring van willekeurige hechtenis en gevangenneming
Het tweede rechtvaardigheidsbeginsel valt uiteen in twee onderdelen en stelt dat sociaal economische ongelijkheden zodanig dienen worden geordend dat ze (a) samenhangen met posities en ambten die voor allen toegankelijk zijn onder voorwaarden van billijke gelijkheid van kansen (
prinicple of fair equality of opportunity) en (b) in het grootste voordeel zijn van die leden van de samenleving die het minst bevoordeeld zijn (
verschilbeginsel), en dit op een manier die consistent is met het rechtvaardige spaarbeginsel (
just savings principle). Het maximin principe is hier terug te vinden in het verschilbeginsel. Binnen dit tweede rechtvaardigheidsbeginsel wordt met de minst bevoordeelden bedoeld zij die het minst verdienen en wiens vaardigheden het minst gevraagd worden. Rawls stelt het eerste rechtvaardigheidsbeginsel boven het tweede en binnen het tweede (a) boven (b).
De rechtvaardigheid haalt Rawls eigenlijk uit het feit dat na de oorspronkelijke positie iedereen in de samenleving akkoord zou gaan met het
sociaal contract (dat nooit echt getekend wordt). Dit heeft als doel om na te denken over politieke verplichtingen die burgers hebben ten aanzien van de politieke autoriteiten die op instemming zou moeten kunnen berusten. De burgers zouden moeten kunnen kijken naar de politiek instituties alsof ze er mee in zouden hebben gestemd (dit gebeurd uiteraard niet echt) ongeacht op welke positie ze terechtkomen.