Pseudowetenschap: De vierde dimensie
De mogelijkheid van voorspellingen tracht men nogal eens te verklaren via de opvatting dat de tijd verscheidene dimensies moet hebben, Deze opvatting komt er op neer dat de tijd niet altijd opeenvolgend of chronologisch hoeft te verlopen, dus in de dimensies van verleden, heden en toekomst.Dimensies in de tijd
Gaat men er van uit dat er nog andere dimensies mogelijk zijn, dan kan de tijd ook als niet opeenvolgend worden ervaren.De idee dat er onbekende dimensies in de tijd zijn, laat zich het gemakkelijkst benaderen aan de hand van de bekende dimensies: lengte, breedte en hoogte. Deze dimensies worden op hun beurt het best benaderd vanuit een startpunt. Dit punt heeft, meetkundig gezien, wel een locatie, maat geen dimensie.
Met voorwerpen die wel een dimensie hebben, verhoudt het startpunt zich op de volgende wijze:Wordt een punt bewogen in de ruimte, dan tekent het een lijn, met één dimensie van lengte. Als een lijn in de ruimte wordt bewogen, laat deze het beeld zien van een vlak, met twee dimensies: lengte en breedte. Wordt een vlak bewogen in de ruimte, dan maakt het een afbeelding met de drie dimensies: lengte, breedte en hoogte.
Constateringen als deze zijn ook mogelijk in de tegenovergestelde richting, vanuit een driedimensionaal lichaam. Dan blijkt dat de dwarsdoorsnede van een driedimensionale kubus een tweedimensionaal vlak is. De dwarsdoorsnede van het vlak blijkt een ééndimensionale lijn, en de dwarsdoorsnede van de lijn blijkt in dit geval een dimensiloos punt.
De vierde dimensie
Hieruit valt af te leiden dat een lichaam van drie dimensies de dwarsdoorsnede is van een lichaam van vier dimensies. Wordt een driedimensionaal lichaam op een bepaalde wijze bewogen, dan blijkt het ook een vierdimensionaal lichaam te produceren. Dan rijst uiteraard de vraag: van welke soort lichaam zou een driedimensionale vorm dan de dwarsdoorsnede zijn? En, in wat voor soort nieuwe richting zou een driedimensionale vorm moeten worden bewogen om er één voort te brengen van vier dimensies? Een beweging, anders dan van boven naar beneden, van voren naar achteren, of zijdelings, zou eenvoudigweg een groter voorwerp scheppen, maar niet een voorwerp van een andere dimensie.Het antwoord ligt uiteraard in het kenmerk tijdsduur. Immers, op het moment dat iets ophoudt voort te duren, houdt het ook op te bestaan. Dit brengt met zich mee dat de tijdsduur zou moeten worden toegevoegd aan de drie bekende dimensies.
Gewone driedimensionale lichamen zouden daarom eigenlijk moeten worden beschreven als vierdimensionaal; een lichaam met drie dimensies zou moeten worden gedefinieerd als iets dat slechts lengte, breedte en hoogte kent, maar geen tijdsduur. Dit is alleen hypothetisch mogelijk. In werkelijkheid bestaan het punt, de lijn en het vlak niet als zodanig. Elke lijn die te zien is, heeft uiteraard zowel een breedte als een lengte (en tijdsduur), zoals ook ieder fysiek vlak niet alleen een bepaalde lengte en breedte, maar ook een hoogte (dikte) heeft.
Het bewegen van een vlak langs de dimensie hoogte levert een kubus op. De beweging van een (hypothetische) kubus langs de dimensie tijd zou een voorwerp van vier dimensies moeten voortbrengen. Deze beweging langs de dimensie tijd moet in een nieuwe richting verlopen — niet naar boven of beneden, en ook niet zijdelings. Zijn er dan nog andere soorten beweging?
Allereerst is er uiteraard de beweging die het draaien van de aarde oplegt aan alles wat zich erop bevindt, ook de schijnbaar bewegingloze voorwerpen. Een driedimensionaal lichaam kan dus worden beschouwd als de hypothetische bewegingloze dwarsdoorsnede van een reëel lichaam. Van dit lichaam is de vierde dimensie, de tijdsduur, onafscheidelijk van de beweging die de draaiende aarde oplegt aan alles wat zich erop bevindt. Daar komen dan nog andere onvermijdelijke bewegingen bij: die van de aarde om de zon; van de zon om het centrum van de melkweg; en wellicht die van de melkweg om een of ander onbekend punt. Alle waarneembare lichamen moeten al deze (doorgaans onmerkbare) bewegingen tegelijk ondergaan.
Waarneming en conclusie
Deze bewegingen kunnen worden beschouwd als dimensies in de tijd. De tijdsduur is slechts één van de aspecten van de tijd. Als andere aspecten kan men noemen: verschijning en verdwijning, verandering en herhaling. Van deze mogelijkheden is alleen de tijdsduur feitelijk waarneembaar, Wanneer wij zeggen dat iets verschijnt, bedoelen wij dat wij het bestaan daarvan opmerken; en bij het opmerken van een verdwijning doet zich het tegenovergestelde voor. De tussenliggende fase van de verdwijning of verschijning op zichzelf wordt niet waargenomen. Dit geldt ook voor de verandering en de herhaling:de mens concludeert, maar neemt niet feitelijk waar.
Niettemin zijn verschijning en verdwijning, verandering en herhaling feitelijke gebeurtenissen, ook al kunnen deze niet op zichzelf worden geconstateerd. Zij zijn, bij wijze van spreken, hypothetisch. Hun realiteit moet andere dimensies in de tijd hebben — zoals ook het hypothetische driedimensionale lichaam een waarneembare werkelijkheid wordt in de dimensie tijdsduur.
Als de andere dimensies van de tijd voor een lichaam bereikbaar zijn, dan is het — althans in theorie — mogelijk dat ieder lichaam deze dimensies kan bereiken. Deze mogelijkheid moet zich dan afspelen op een of ander nog onbekend niveau van het bewustzijn — en zou dan kunnen leiden tot voorspellingen.