Introvert of extravert: de rol van neurotransmitters
Hoe komt het dat introverten en extraverten zo van elkaar verschillen in temperament? De wereldberoemde psychologen Carl G. Jung en Sigmund Freud hielden zich jarenlang met dit vraagstuk bezig in de vorige eeuw, maar konden het nooit eens worden. Hoewel het destijds niet lukte om het antwoord te vinden op deze vraag, kwam daar in 1999 verandering in aan de hand van de resultaten van een PET-scanonderzoek uitgevoerd door Amerikaanse wetenschappers. Duidelijk werd dat het verschil hoogstwaarschijnlijk kan worden verklaard doordat bloed door middel van neurotransmitters bij introverten via een andere route door de hersenen stroomt dan bij extraverten, waarop andere hersengebieden bij beide groepen worden geactiveerd. Wat betekent dit precies?
Verschillende temperamenten kenmerken de mens
Ieder mens wordt gevormd door zijn genen. We komen voor 99,9 procent genetisch met elkaar overeen en we verschillen slechts 0,1 procent van elkaar. In deze 0,1 procent zijn we uniek ten opzichte van elkaar en hierin ligt ook de basis voor ons temperament.
Ons temperament wordt hoofdzakelijk bepaald door
neurochemische processen in de hersenen. De bekendste tweedeling in temperament is wellicht die van introversie versus extraversie. De schatting is dat 75 procent van de mensen een extravert temperament heeft en de overige 25 procent zou introvert zijn.
Het grootste verschil tussen extraverten en introverten zit hem voornamelijk in de manier waarop ze
a) met prikkels van buitenaf omgaan en
b) waar ze energie uit halen.
Goed noch slecht
Hoewel een ieder van ons de neiging heeft meer introvert of extravert te zijn, zullen de meesten geleidelijk heen en weer bewegen tussen beide temperamenten. Zo kunnen mensen die overwegend introvert zijn, extraverte uitspattingen hebben en vice versa.
Toch zullen de meesten zich meer herkennen in één van beide temperamenten. Beide zijn even waardevol en het een is niet 'beter' dan het ander. Je kunt ook niet zeggen dat een extravert enthousiaster is dan een introvert. Ze halen beide plezier uit de zaken waar ze zich op focussen en doen dit op geheel eigen wijze.
Voor beide temperamenten geldt dat ze zich goed voelen wanneer hun
energie in balans is en ze op voor hen correcte wijze met prikkels van buitenaf om (kunnen) gaan.
De introvert
Mensen met een overwegend introvert karakter worden veelal omschreven als
gericht op hun innerlijke wereld. Introverten zijn veel van hun tijd bezig met hun ideeën, emoties en het verwerken van indrukken. Ze halen hun energie van binnenuit, door zich te focussen op wat zich afspeelt in hun hoofd. Het kunnen nadenken over van alles, vooral in de diepte, geeft ze een bevredigend gevoel.
Introverten hebben daarnaast niet zo'n behoefte aan veel en verschillende ervaringen. Ze beleven iedere ervaring die ze hebben juist heel intens en die intensiteit zorgt er voor dat een te veel aan ervaringen ze overprikkelt.
Wanneer introverten overprikkeld zijn hebben ze de neiging om dicht te slaan, zich af te sluiten en zich terug te trekken om zich weer op te laden. Voor hen is duidelijk dat het dan genoeg is geweest. Dit is ook de reden waarom introverten prima op zichzelf kunnen zijn; ze voelen van tijd tot tijd dat ze dit hard nodig hebben. Ze zijn nou eenmaal ontzettend gevoelig voor prikkels van buitenaf, zoals het in gezelschap zijn van anderen, lawaai of druk bezochte plaatsen.
Introverten zijn verder graag aan het onderzoeken, het zijn ware analisten en denkers. Ze hebben een enorme behoefte aan diepgang bij alles wat ze ervaren. Ze zijn het liefst bezig met complexe zaken en willen hier mentaal in vrijheid mee aan de slag kunnen zonder druk van buitenaf, want dan lopen ze vast. Ze kunnen zich helemaal focussen op een onderwerp en er alles van willen weten.
Het brein van introverten absorbeert altijd informatie van buitenaf en is bezig deze te verwerken en een plekje te geven in het brein. Dit proces duurt vrij lang, waardoor een introvert over en over bezig kan zijn met bepaalde informatie in zijn hoofd.
Introdverten geven bovendien de voorkeur aan diepgaande relaties boven het hebben van véél relaties. Dat laatste is moeilijk voor een introvert. Het onderhouden van veel vriendschappen kost erg veel energie en leidt tot overprikkeling. Ze steken liever hun volledige aandacht in een paar relaties en dat zullen dan ook gemakkelijk vriendschappen voor het leven kunnen zijn.
Introverten dienen zuinig om te gaan met hun energie en altijd de juiste balans te vinden. Om die reden zijn ze over het algemeen ook meer berekenend.
De extravert
Extraverte persoonlijkheden daarentegen
halen hun energie uit de buitenwereld. Extraverten gedijen op hun best wanneer ze veel verschillende prikkels van buitenaf krijgen. Extraverten voelen zich goed bij bedrijvigheid en bij veel activiteit. Ze zijn niet graag voor langere tijd alleen, zoals introverten. Dit geeft ze een gevoel van verveling en ze kunnen zich alleen voelen.
Extraverten tanken in tegenstelling tot introverten bij door er op uit te trekken. Ze zijn altijd bezig met wat ze kunnen 'doen'. Soms zijn ze al bezig met nadenken over het volgende terwijl ze nog bezig zijn met iets anders.
Over extraverten wordt gesproken en geschreven dat ze meer 'in de breedte kijken'. In plaats van erg de diepte in willen gaan worden ze ook wel omschreven als generalisten: ze willen veel dingen meemaken, veel vriendschappen onderhouden en van alles wat weten. De afwisseling van activiteiten en het opdoen van nieuwe ervaringen geeft de extravert energie.
Bovendien zijn extraverte personen eerder geneigd te spreken, vooral wanneer ze problemen ervaren en deze willen oplossen. Ze horen graag wat anderen ervan vinden in plaats van dit enkel in hun hoofd proberen op te lossen en te wachten met het delen ervan.
Ook worden ze over het algemeen beter benaderbaar gevonden. Het zijn in maatschappelijk opzicht 'sociale vlinders'. Hoewel extraverten overigens langer kunnen doorgaan zonder overprikkeld te raken, hebben ook zij een grens.
Neurotransmitters bij introversie en extraversie
Wetenschappelijk is inmiddels aangetoond dat bij het kunnen verklaren van het verschil in temperament tussen introverten en extraverten neurotransmitters een cruciale rol spelen.
Neurotransmitters zijn
chemicaliën in de hersenen die boodschappen overdragen van zenuwcel naar zenuwcel (neuronen) of tussen een motorische zenuwcel en een spiercel. Een neurotransmitter wordt daarom ook wel een 'overdrachtsstof' genoemd. Het menselijk lichaam werkt met tal van neurotransmitters die ieder een
andere route afleggen in het hersengebied.
Afhankelijk van de route die de neurotransmitters afleggen, bepalen zij
waar bloed naar toe moet stromen en
hoeveel bloed moet worden afgegeven aan die hersengebieden. De route die het bloed aflegt en de hoeveelheid die daarbij wordt afgegeven bepalen tezamen welke hersengebieden
geactiveerd worden. De geactiveerde hersengebieden bepalen op hun beurt hoe we reageren op de wereld en wat voor gedrag we daarbij vertonen.
PET-scanonderzoek
Uit het PET-scanonderzoek van de Amerikaanse wetenschappers Johnson, Wiebe e.a. in 1999 is gebleken dat bij introverten
meer bloed naar de
voorste hersengebieden stroomt én het bloed van introverten en extraverten verschillende routes in de hersenen aflegt.
Zo bleek dat de route die het bloed aflegt bij introverten, lang en complex is waarbij het langs delen in de frontale loben stroomt, waaronder de prefrontale cortex en de anterieure thalamus. Daar bevinden zich o.a. de loci voor beleving, het vermogen tot onthouden, probleem oplossen en plannen. Introverten hebben met andere woorden meer activiteit in de voorste 'denkende' delen van de hersenen.
Bij extraverten daarentegen stroomt het bloed via een korte en meer eenvoudige route naar de zintuiglijke delen van de hersenen die sensorische input verwerken, zoals de posterieure thalamus en de posterieure insula. Hierdoor worden overwegend gebieden geactiveerd waar zicht, gehoor, gevoel en smaak gelokaliseerd liggen.
Hiermee kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat het gedrag tussen introverten en extraverten vermoedelijk kan worden verklaard door de verschillende routes die worden aangesproken in de hersenen, waardoor andere hersengebieden geactiveerd worden die bepalen of we ons naar buiten of naar binnen richten.
Dopamine
De hersengebieden waar extraverten veel gebruik van maken worden aangestuurd door de neurotransmitter dopamine (en adrenaline). Dopamine is een heel belangrijke neurotransmitter die ervoor zorgt dat we o.a. in staat zijn ons te bewegen, aandachtig te zijn, te motiveren en onze emoties te reguleren. Dopamine zorgt er grof gezegd voor dat we in staat zijn te 'doen'. De hoeveelheid dopamine in je hersenen is van groot belang op je functioneren. Zowel een tekort als een teveel aan dopamine hebben grote gevolgen op ons gedrag.
Extraverten zijn ongevoeliger voor dopamine en hebben er grotere hoeveelheden van nodig dan introverten. De hersenen geven dopamine af wanneer we nieuwe ervaringen opdoen. Dopamine geeft een 'kick' en een geluksgevoel wanneer zich nieuwe ervaringen voordoen. Zo 'scoort' een extravert dus vaker wanneer hij actiever is. Het stofje is als het ware de 'beloning' op de nieuwe ervaring en zorgt dat een extravert zich goed voelt.
Een extravert moet zijn dopamine-afgifte op peil houden door telkens nieuwe ervaringen op te doen. Een tekort aan ervaringen leidt tot een tekort aan dopamine-afgifte waardoor een hij minder lekker in zijn vel zit.
Introverten daarentegen hebben min of meer een overgevoeligheid voor dopamine. Zij hebben juist baat bij kleine hoeveelheden dopamine, door zeer gedoseerd nieuwe ervaringen aan te gaan. Een te grote hoeveelheid dopamine leidt al snel tot overprikkeling.
Een tekort aan dopamine echter doet de introvert evenmin goed, daar zij al van nature minder snel actief zijn en een tekort aan dopamine een negatief effect heeft op onze emotionele staat van zijn. Wanneer te weinig dopamine wordt aangemaakt leidt dit tot een algeheel gevoel van misère en lethargie, waarop een introvert geneigd zal zijn zich zelfs meer terug te trekken. Zij moeten dit patroon leren te doorbreken door wanneer ze zich zo voelen toch op een gedoseerde manier actief bezig te gaan.
Acetylcholine
Om de hoeveelheid dopamine in de hersenen te compenseren maken introverten meer acetylcholine aan. Acetylcholine stuurt het bloed langs de lange en complexe route in de voorste delen van de hersenen, waar aldus de geheugen- en intellectuele functies zich bevinden. Deze neutrotransmitter houdt introverten kalm en alert en stelt ze in staat aandachtig te zijn, te leren en hun langetermijngeheugen optimaal te gebruiken. Van acetlycholine krijgen introverten juist een lekker gevoel.
Een introvert heeft dus een zeer gedoseerde hoeveelheid dopamine nodig, vooral niet te veel maar ook niet te weinig, en een grote hoeveelheid acetylcholine. Een extravert daarentegen heeft grote hoeveelheden dopamine nodig om zich lekker te voelen en kan met veel minder acetylcholine af dan een introvert.
Neurotransmitters en het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel bepaalt welke onwillekeurige en onbewuste lichaamsfuncties, zoals je hartslag, je ademhaling en de verwijding van je bloedvaten, worden aangesproken. Het sympatisch en parasympatisch deel vormen samen het autonome zenuwstelsel. Autonoom staat voor zelfregulerend, je hoeft je er dus niet bewust voor in te spannen. Beide delen van het autonome zenuwstelsel werken precies tegenovergesteld aan elkaar.
Bij ieder mens volgen het sympatisch en parasympatisch deel elkaar op in een vicieuze cirkel. Actie en beweging gaat vroeg of laat over in 'rustig aan doen', om vervolgens weer in actie te komen enzovoorts. Dopamine en acetylcholine activeren beide een ander deel van het autonome zenuwstelsel. Je zult je bij een van de twee altijd iets (of veel) beter voelen, doordat het je meer energie geeft of juist herstelt. Dit
gevoel, waarbij je je het prettigst voelt drukt de stempel op je temperament.
Sympatisch zenuwstelsel
Het sympatisch deel zet ons aan tot actie, bewegen en onderzoeken. Wanneer ons sympatisch deel actief is, zullen onze pupillen verwijden en ons hart sneller kloppen. Ook zullen de bijnieren de productie van het hormoon adrenaline verhogen en de longen zullen meer zuurstof opnemen.
Het sympatisch deel zorgt ervoor dat we energie
verbruiken. Het maakt energie vrij door dopamine naar de hersenen te sturen die een goed gevoel geven. Dit verklaart waarom extraverten zich lekker voelen wanneer ze nieuwe ervaringen opdoen. Bij hen is dit deel van het autonome zenuwstelsel dominant. Voor introverten is het al snel te veel wanneer het sympatisch deel te lang actief is door de afgifte van dopamine.
Parasympatisch zenuwstelsel
Afsluitend zorgt dit deel van het zenuwstelcel ervoor dat we het rustiger aan doen. Aceltylcholine activeert het parasympatisch deel van het zenuwstelcel. Dit deel zorgt er o.a. voor dat onze hartslag verlaagt, de dikke darm ontspant en de longen minder zuurstof opnemen. Ook zal de alvleesklier enzymen uitscheiden die helpen bij verteringsprocessen. Wanneer dit deel van het zenuwstelsel actief is verkeren we in rust.
Aceltylcholine wordt afgevuurd in de hersenen wanneer we bijvoorbeeld lekker zitten te lezen of in een denkproces zitten, terwijl we op de bank hangen. Dit deel van het zenuwstelsel
slaat juist energie op (om later te gebruiken). Bij introverten is het parasympatisch deel dominant en geeft hen een lekker gevoel.