Het mededingingsrecht economisch bekeken: het kartel
Veel ondernemingen hebben tegenwoordig te lijden onder zeer drukkende concurrentie. Om dit te kunnen beperken maken verschillende ondernemingen mededingingsafspraken om de concurrentie te beperken en zo de winst maximaal te houden. Wanneer dergelijke afspraken de concurrentie proberen te beperken, spreken we van een kartel. Dit soort afspraken zijn niet altijd toegestaan!
Inleiding
Afspraken tussen verschillende ondernemingen kunnen erg aantrekkelijk zijn. Wanneer alle ondernemingen in een bepaalde branche bijvoorbeeld dezelfde prijsafspraken maken en zo de prijs hoog houden, levert dit over het algemeen hogere winsten op. Het beperken van de concurrentie door middel van afspraken tussen ondernemingen wordt ook wel een kartel genoemd. Tegenwoordig wordt onderscheid gemaakt in twee soorten afspraken: de horizontale overeenkomsten en de verticale overeenkomsten. Horizontale overeenkomsten zijn afspraken die zijn gemaakt tussen bedrijven die zich in dezelfde tak van onderneming bevinden, bijvoorbeeld twee verkopers van computer apparatuur maken samen prijsafspraken. De verticale overeenkomsten zien op samenwerking tussen twee verschillende bedrijfskolommen, zoals een verkoper van zonnebrillen en de leverancier van zonnebrillen. Hierna werk ik beide vormen uit.
Horizontale overeenkomsten
Horizontale overeenkomsten zien dus op afspraken tussen twee ondernemingen in dezelfde bedrijfstak. Bij dit soort overeenkomsten wordt vaak beoogd om de concurrentie te beperken, in de vorm van een kartel dus. Er zijn veel verschillende kartels te bedenken, de belangrijkste zal ik hier bespreken: het prijskartel, het productiekartel en het rayonkartel.
Een veel voorkomend kartel, is het prijskartel. Hierbij maken bedrijven, soms zelfs alle bedrijven, uit één bedrijfstak afspraken over de hoogte van de prijs van de door hen verkochte goederen of diensten. De prijs wordt hierdoor kunstmatig hoog gehouden, zou er immers concurrentie zijn, dan zou de prijs veel lager komen te liggen. Wanneer alle bedrijven uit één bedrijfstak zich hebben aangesloten bij de prijskartel, gedragen zij zich als de marktvorm monopolie. Zij hebben namelijk gezamenlijk de totale marktvraag in handen en beslissen daaromtrent dus ook over de prijs.
Bij een productiekartel spreken ondernemers met elkaar af niet meer dan een bepaalde hoeveelheid goederen op de markt te brengen. Hierdoor beperken zij de afzet en kunnen hierdoor soms hogere prijzen voor hun producten vragen, vooral als de vraag bij de consumenten hoog ligt. De ondernemers hebben door dit kartel de afzet op de markt en het marktaandeel dus vrijwel helemaal in handen.
Ook bij het rayonkartel gedragen de individuele ondernemingen zich als monopolisten, dus als prijszetters op de markt. Bij een rayonkartel wordt de afzetmarkt in verschillende gebieden verdeeld, elke ondernemer bezet één van de gebieden en andere ondernemers mogen op dit gebied hun producten niet afzetten. Op iedere deelmarkt kan een onderneming zijn eigen prijzen handhaven en zo meer winst behalen.
Naast de hierboven besproken kartels zijn er nog veel meer, vaak minder zware kartels. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan samenwerking van ondernemingen op bepaalde deelgebieden, zoals onderzoek en ontwikkeling. Op de andere gebieden blijven de ondernemingen elkaar dan wel beconcurreren. Soms wordt zelfs een dochteronderneming van meerdere ondernemingen opgericht om bijvoorbeeld gezamenlijk onderzoek te kunnen doen, dit wordt wel een joint venture genoemd.
Stabiliteit van de horizontale overeenkomsten
Een kartel is in de praktijk moeilijk te handhaven, daarvoor zijn verschillende redenen te bedenken. Ik zal er hier een aantal aspecten bespreken die de stabiliteit van een kartel kunnen aantasten.
Allereerst moet een kartel gevormd worden, er moeten afspraken worden gemaakt die naar ieders zin zijn. Dit is, naar mate het aantal deelnemers aan het kartel stijgt, vaak ontzettend moeilijk. Er moet veel worden afgesproken en er zijn vele aspecten waar men geen overeenstemming over kan bereiken. Dit alles gaat gepaard met hoge kosten met soms maar weinig resultaat. Ook de controle op het naleven van de afspraken is vaak, bij veel deelnemers, minimaal, waardoor een kartel makkelijk kan instorten.
Op de tweede plaats moet het kartel dat gevormd wordt een groot deel van de markt in bezit hebben, de marktmacht moet groot zijn. Als er veel andere, niet bij het kartel behorende, ondernemers zijn, is het vaak moeilijk om het kartel te behouden en niet te onder te gaan aan concurrenten. Voor een ideale kartel moeten andere marktdeelnemers dus een geringe marktmacht hebben en moet men lastig kunnen toetreden tot de markt.
Als derde zijn er geen effectieve sancties die afwijkingen van het kartel bestraffen. Een individuele ondernemer kan daarom zomaar zijn afspraak niet nakomen en zo meer winst boeken dan de andere deelnemers. Als deze deelnemers dit opmerken, willen zij zelf natuurlijk ook meer gaan produceren en zo valt het kartel dan uiteen. De afpraken zijn namelijk niet nagekomen en de concurrentie strijd begint weer opnieuw.
In de vierde plaats is het vaak belangrijk dat de deelnemers aan het kartel een homogene (dus nagenoeg gelijke) groep vormen. Ondernemers moeten het makkelijk met elkaar eens zijn en jaloezie over de vaak uiteenlopende winsten is ongewenst.
Als laatste is het vereist dat de verschillende ondernemingen niet al te verschillende producten op de markt brengen. Doen ze dit wel, dan is sprake van productdifferentiatie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij producten die nagenoeg hetzelfde zijn, maar in de ogen van de consument zijn ze anders, denk hierbij aan verschillende merken. Wanneer er veel productdifferentiatie ontstaat binnen een kartel, zullen ondernemingen zich sneller proberen af te schijden om zo een hogere winst te behalen.
De verticale overeenkomsten
Ook binnen de verticale overeenkomsten bestaan verschillende regelingen, deze regelingen worden echter meestal geen kartels genoemd maar gewoon regelingen. Een verticale overeenkomst is, zoals hierboven ook al beschreven, een afspraak tussen twee ondernemingen uit verschillende kolommen van een productieproces zitten. Dit zijn bijvoorbeeld de verkoper en zijn leverancier. We kennen hier: de prijsregeling, de quoteringsregeling en de marktverdelingsregeling.
Bij de prijsregeling moet gedacht worden aan afspraken, zowel individueel als gezamenlijk, over de prijs van het afnemen van goederen van de leverancier naar de verkoper. Dit zijn meestal vaste prijzen en vooral bij grotere regelingen tussen meer ondernemingen kan dit lastig zijn. Ook kennen we tegenwoordig de prijskortingsafspraken, die ervoor zorgen dat hoe meer er wordt afgenomen door de verkoper, hoe meer korting op de producten wordt gegeven door de leverancier.
Bij quoteringsregelingen wordt afgesproken dat de verkoper een aantal producten moet afnemen van de leverancier, ongeacht de wensen van de verkoper op het moment van afname. Dit wordt ook wel gezien als een concurrentieverbod, de verkoper mag namelijk dan geen producten van andere leverancier verkopen (exclusieve afname overeenkomsten). Wanneer een verkoper het gehele assortiment van de leverancier moet verkopen, wordt dit full-line forcing genoemd.
Wanneer een leverancier de markt onder zijn afnemers, de verkopers, verdeelt, dan wordt wel gesproken van een marktverdelingsregeling. Iedere ondernemer krijgt dan het alleen recht op verkoop van het product van leverancier in een bepaald gebied (exclusieve distributieovereenkomst).