Het mededingingsrecht economische bekeken: machtsposities
Als twee ondernemingen besluiten afspraken te maken om te gaan samenwerken waardoor de concurrentie tussen beide wordt beperkt, spreekt men meestal van een kartel. Wanneer de ondernemingen binnen dit kartel uitgroeien tot grote, winstgevende bedrijven, kan het zijn dat zij een groot deel van de marktmacht binnen een bedrijfstak bezitten. Dit kan tot oneerlijke concurrentie leiden en kan zeer nadelig zijn voor de consument. Hier een beschwou over de marktpositie van ondernemingen.
Inleiding
Ondernemingen die samen afspraken maken over bijvoorbeeld prijzen van producten of de hoeveelheid af te zetten producten om de concurrentie te beperken, vormen een kartel. Een dergelijke kartel kan er voor zorgen dat een bepaalde onderneming of groep met ondernemingen een groot deel van de afzetmarkt bezit. Hierdoor kunnen zij vaak de prijs van een product beïnvloeden, wat zeer nadeling kan zijn voor de consument. Wanneer een bedrijf een groot deel van de markt bezit, kan het zijn dat zijn machtspositie zo groot wordt dat de mededinging (ofwel concurrentie) met andere bedrijven verwaarloosbaar is geworden. Als een bedrijf dus een goede marktpositie heeft, kan het zijn dat dit bedrijf een zo grote macht heeft dat hij als onafhankelijk valt te zien. Deze ondernemingen kunnen vaak hun prijzen verhogen en zo meer winst maken ten koste van de concurrent en de consument. Deze vorm van marktmacht, zoals het wel genoemd wordt, komt het meeste voor bij de marktvormen oligopolie, duopolie en monopolie.
Machtspositie
Een onderneming heeft marktmacht als aan de volgende drie kenmerken is voldaan:
- De onderneming kan een beperking van de productie doorvoeren zonder consequenties
- Als de onderneming de prijs hoger maakt, moet de winst ook omhoog gaan
- Als de onderneming geen invloed op de prijs had, dan was het prijsniveau anders geweest
Kenmerken
Alle drie de hierboven benoemde criteria zijn moeilijk aan te tonen. Het is daarom ook zeer ingewikkeld uit te zoeken of een bepaald bedrijf marktmacht heeft of niet. Vooral het laatste element, de prijs die anders op de markt totstand zou komen, is lastig aan te tonen. Daarom wordt door de Europese Commissie en de Nederlandse Mededingingsauthoriteit (houden controle op mededinging) naar andere, meer specifieke kenmerken van marktmacht gekeken: het aantal concurrenten, het marktaandeel, de beschikbaarheid van andere producten, de productdifferentiatie, toetredingsbelemmeringen en de interactie tussen bedrijven. Met deze kenmerken wordt onderzocht hoeveel concurrentie op een bepaalde markt heerst. Hiermee kan sneller en makkelijker worden vastgesteld welke prijs er, met volkomen concurrentie, totstand zou komen.
De relevante markt
Naast de bovengenoemde criteria en kenmerken, moet nog worden uitgezocht tot welke relevante markt de onderneming behoort. Om te zien of een onderneming bij een bepaalde relevante markt hoort, worden verschillende producten uit de mogelijke relevante markt met elkaar vergeleken. Voor de afbakening van de markt kijken we naar drie onderdelen: de productmarkt, de geografische markt en de temporele dimensie. Bij de productmarkt wordt gekeken naar het te verkopen product zelf. Zijn er veel concurrenten die een zelfde product verkopen of niet? Daarnaast moet gekeken worden of er substitueerbare producten op de markt zijn: zijn er andere aanbieders die soort gelijke producten aanbieden? Is er inderdaad makkelijk een substituut te vinden en stappen consumenten over op andere producten bij een geringe prijsverhoging, dan is de markt niet juist afgebakend. Bij de geografische markt wordt gekeken naar de ligging van de vestigingen, het verkoopgebied en het afnamegebied van de onderneming. Bij de temporele dimensie wordt alleen gekeken naar de marktsituatie in de loop der tijd. In de tijd kunnen er namelijk vele dingen veranderen: meer kennis en ontwikkeling, overheidsmaatregelen en consumentenvoorkeuren. Als hieruit de relevante markt is bepaald, kan aan de hand van de al eerder genoemde criteria worden bekeken of er sprake is van een machtspositie binnen één of meerdere ondernemingen.
Misbruik van machtspositie
Een machtspositie is niet erg, tenzij deze positie wordt misbruikt. Of sprake is van misbruik van de machtspositie hangt vaak af van de omstandigheden van het geval. Twee aspecten zouden echter op misbruik van machtspositie kunnen duiden: prijsdiscriminatie en prijsonderbieding. Bij prijsdiscriminatie biedt een ondernemer zijn producten aan voor verschillende prijzen op deelmarkten. Denk bijvoorbeeld aan een treinkaartje, bepaalde mensen krijgen korting op hetzelfde treinkaartje, anderen krijgen geen korting en betalen de volle prijs. Voor hetzelfde product worden dus verschillende prijzen gevraagd. Van prijsonderbieding is sprake, als grote bedrijven producten verkopen tegen erg lage prijzen, zodat concurrenten het moeilijk krijgen op de markt of zelfs helemaal niet willen toetreden.
Europa
Het mededingingsbeleid in Nederland is voor een groot deel gestoeld op het Europese mededingingsbeleid. Als lidstaat van de Europese Unie moet Nederland zich in de meeste gevallen houden aan de regels uit Europa. Ook het mededingingsrecht hoort hier bij. Het Europese mededingingsrecht ziet vooral op de volgende vier doelstellingen: concurrentieverstorende afspraken en machtspositie weghalen, concentraties van ondernemingen controleren, het vrij maken van staatsondernemingen en controleren of staten geen steun bieden aan ondernemingen.
Op grond van deze wet en deze doelstellingen is er in Nederland ook een mededingingswet gekomen. Hierin werden kartels verboden, werd preventief toezicht op concentraties bewerkstelligd en werd het NMA opgericht. Art. 102 van het Werkingsverdrag van de Eu (VWEU) geeft ons het verbod op kartels. Afspraken tussen ondernemingen die de mededinging tussen lidstaten beïnvloed, beperkt of vervalst, zijn niet toegestaan. In dit artikel staan ook een aantal kartels die sowieso verboden zijn: prijskartels, quoteringskartels en marktverdelingskartels. Om art. 102 VWEU te laten gelden moet dus aan drie voorwaarden zijn voldaan. Allereerst moet sprake zijn van een overeenkomst tussen ondernemingen, een besluit van een ondernemersvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging. Daarnaast moet er sprake zijn van invloed van deze afspraken op de Europese concurrentieverhoudingen. Als laatste moet natuurlijk sprake zijn van misbruik van machtspositie.
Het Europees Hof van Justitie werkt het machtspositie begrip en het misbruik begrip verder uit. Van een machtspositie is sprake als een onderneming onafhankelijk van concurrenten de prijs van een product kan laten stijgen, zonder dat dit invloed heeft op de afname van het product. De onderneming moet ook onafhankelijk staan tegenover concurrenten en afnemers van haar producten. Van misbruik van deze positie is bijvoorbeeld sprake als er sprake is van: misbruik van anti-concurrentieel gedrag of misbruik van de marktstructuur. In art. 102 VWEU staan voorbeelden van de eerste groep, sub a tot en met d geven voorbeelden van het anti-concurrentiële misbruik. In de jurisprudentie is misbruik tegen de marktstructuur uitgewerkt, bijvoorbeeld: leveringsweigeringen of boycotten, maar ook als sprake is van onderbieding (zie hierboven). Het misbruik wordt objectief bekeken, of sprake is van opzet doet er dus ook niet toe.
De stappen op een rij
Om te controleren of er misbruik van een machtspositie wordt gemaakt door een ondernemer, moeten we dus de volgende stappen nemen:
- Baken eerst de relevante markt af (productmarkt, geografische markt en temporele dimensie)
- Zoek daarna uit of er een machtspositie bestaat (marktaandeel, concurrentie, prijzen)
- Als laatste bekijk je of deze machtspositie wordt misbruikt (onderbieding, boycotten, leveringen)