Het ontstaan van verschillende soorten gesteente
Een gesteente bestaat uit een concentratie mineralen. Elk gesteente heeft een andere samenstelling mineralen. Petrologie is de leer van de gesteenten. Alle gesteenten zijn in te delen in 3 hoofdgroepen: sedimenten, stollingsgesteenten en metamorfe gesteenten. De indeling is op basis van genese, de manier waarop ze zijn ontstaan. Het is dus een genetische indeling.
Al het gesteente is afkomstig van een oergesteente: het stollingsgesteente. Alles is ooit stollingsgesteente geweest.
De geologische kringloop ziet er als volgt uit:
Vast gesteente erodeert of verweerd, dit kan zijn door chemische verwering, dat is oplossing of mechanische verwering dit gaat door middel van krachten. Bij chemische verwering spelen zuren een belangrijke rol, terwijl bij mechanische verwering de krachten van plantenwortels en de uitzetting van water een belangrijke rol spelen. Bij chemische verwering ontstaat klei, bij mechanische verwering kan dat niet. Erosie is de schurende werking van water, ijs en wind. Verwering en erosie zijn de exogene krachten die de aardkorst 'vernielen'. Door die erosie en verwering is er nu zand, grind en klei, dit gaat getransporteerd worden.
Het materiaal wordt altijd vervoerd, dit kan op 4 manieren:
- fluvatiel, dit is via rivieren
- marien, via de zee
- glaciaal, via ijs en gletsjers
- eolisch, via de wind
De natuur streeft altijd naar opheffing van het reliëf. Alles wat hoog is wordt afgebroken en alles wat laag is wordt opgevuld. Hierdoor krijgen we nooit een vlakke aarde, want er ontstaan altijd wel weer bergketens en dan ook automatisch dalen. Tijdens dit transport vindt sortering plaats. Grind wordt als eerste afgezet, omdat dit zwaar is, daarna volgt grof zand en daarna zand. Fijn zand en klei blijven dan nog over. Klei wordt uiteindelijk als laatste afgezet omdat dit het lichtste is. Alles is nu gesedimenteerd, het enige wat nu nog nodig is is een dalingsgebied.
Door het dalingsgebied kunnen oneindig veel lagen worden afgezet. Door die opeenstapeling ontstaat er in de onderste delen een hoge druk. Als gevolg van die hoge druk ontstaat weer nieuw gesteente. Dit gesteente is dan weer vast en dan kunnen we weer bovenaan beginnen.
Sedimenten
Je hebt losse sedimenten en sedimentgesteenten. Losse sedimenten zijn zand en klei. Als deze sedimenten vast zijn noemen we dit de sedimentgesteenten, een voorbeeld is zandsteen, leisteen, steenkool, mergel et cetera.
Je kan aan de gelaagdheid ziet of iets een sedimentgesteente is. Bij elke overstroming van de rivier of van de zee(eb en vloed) blijft een heel klein laagje slib achter. Dat dunne laagje slib vormt op den duur een gesteente. Genetisch zijn er 3 subgroepen te onderscheiden:
- De klastische sedimenten: voorbeelden hiervan zijn leisteen en zandsteen
- De organogene sedimenten: een voorbeeld hiervan is steenkool
- De chemische sedimenten: voorbeelden hiervan zijn zout en kalk, dit is neergeslagen uit verzadigde oplossingen.
Alle sedimentgesteenten ontstaan per definitie in dalingsgebieden.
Stollingsgesteenten
In volume gerekend bestaat bijna de gehele aardkorst uit stollingsgesteente. Hierin zijn 2 subgroepen te onderscheiden:
- De dieptegesteenten
- De uitvloeiingsgesteenten
De dieptegesteenten zijn langzaam afgekoeld. Diep onder de aardkorst ontstaan de zogenaamde granieten. De uitvloeiingsgesteenten ontstaan als gevolg van vulkanisme en hier vindt de afkoeling relatief snel plaats(binnen enkele weken). Hier ontstaat basalt.
Basalt is saai van kleur en door de snelle afkoeling krijgen de mineralen geen tijd om samen te komen. Granieten komen daarentegen in allerlei kleuren voor. De mineralen zitten in groepjes bij elkaar.
Een bijzonder uitvloeiingsgesteente is lavasteen, ook puimsteen is een uitvloeiingsgesteente. Lavagesteente verweerd heel snel. Als er meer poriën inzitten dan dat er steen is dan heet het puimsteen.
Metamorfe gesteenten
Metamorfisering is het veranderen van een gesteente in een ander gesteente. Metamorfisering gebeurt door warmte, het is een soort omsmelten. Op deze manier kan kalk bijvoorbeeld in marmer veranderen.
Die hoge temperaturen komen op 2 manieren tot stand:
- Gebergtevorming(druk)
- Daling van een stuk aardkorst
Een veelvoorkomend metamorfe gesteente is gneis, dit is afkomstig uit granieten. Marmer is bijna altijd 'verontreinigd' met iets. Kleuren van marmer worden dan ook bepaald door de verontreiniging die in de kalklagen zit.