Informatie over aardbevingen voor kinderen
In bepaalde gebieden op de wereld, zoals in Japan of Amerika, komen aardbevingen regelmatig voor. Grote aardbevingen kunnen veel schade aanrichten aan gebouwen en soms kunnen er doden door vallen. Maar hoe ontstaat een aardbeving eigenlijk, en hoe meet je een aardbeving? In dit artikel lees je daar meer over.
Aardbevingen
Waar en hoe vaak komen aardbevingen voor?
Aardbevingen komen over de hele wereld vaak voor. Wel twee keer per minuut vindt er ergens een kleine aardbeving plaats. Zo'n kleine aardbeving is wel te voelen en te meten, maar richt geen schade aan. Grote aardbevingen komen ook regelmatig voor en kunnen wel flink wat schade aanbrengen. In bepaalde gebieden op de wereld komen grote aardbevingen vaker voor dan in andere gebieden. Een aantal gebieden waar grote aardbevingen vaker voorkomen zijn:
- China
- Japan
- Californië (Amerika)
- Griekenland
- Italië
- Turkije
Hoe ontstaat een aardbeving?
Ver onder de grond liggen grote 'drijvende steenplaten' die soms verschuiven. Deze platen van steen (lagen) liggen op zo'n 100 kilometer diepte, en zijn niet alleen onder het vaste land te vinden maar ook onder de zee. De platen verschuiven doordat ze op een dikke laag gesmolten steen drijven, en botsen daarom soms tegen elkaar aan. Die botsing brengt soms een enorme schok teweeg en dat noemen wij een
aardbeving. Een aardbeving duurt meestal niet zo lang; vaak maar een paar seconden. Een botsing van steenplaten onder de zee veroorzaakt een enorme golfbeweging in het water die wij een tsunami noemen. Een tsunami kan voor mensen ook veel schade aanrichten op het vaste land; het land in korte tijd kan overspoeld worden met een grote hoeveelheid water.
Wat zijn de gevolgen van een aardbeving?
Een grote aardbeving kan in korte tijd veel schade aanrichten voor mensen, dieren en gebouwen. Na een aardbeving volgt vaak nog een hevige naschok die ook nog schade kan aanrichten. Aardbevingen kunnen veel nare gevolgen hebben, zoals:
- huizen en bruggen storten in
- de stroom valt uit
- gasleidingen gaan kapot
- overstromingen
- lawines
- gevaar voor mensen en dieren
Meten van aardbevingen
Hoe meet je een aardbeving?
Aardbevingen kun je meten met een speciaal meetinstrument; een seismograaf. Een seismograaf zit goed vast in de grond en meet alle trillingen die in de aarde ontstaan. Een stiftje op de
seismograaf wiebelt mee met de trillingen en legt deze vast op papier. Hoe hoger de lijnen op het papier zijn, hoe groter de aardbeving is. Een aardbeving heeft altijd een middelpunt waarin de aardbeving het hevigst is; dit wordt ook wel het epicentrum genoemd. Om te bepalen hoe groot een aardbeving is, wordt deze vastgelegd op 'de schaal van Richter'. Richter was een Amerikaanse geleerde die een manier uitvond om de hevigheid van aardbevingen vast te kunnen stellen.
De schaal van Richter werkt zo; als de seismograaf weinig trillingen meet dan geeft de schaal van Richter hier een laag cijfer (bijvoorbeeld 1, 2 of 3) aan. Is de aardbeving heviger, dan krijgt de aardbeving het cijfer 4 tot 7. Gaat het om een hele grote aardbeving, dan spreekt men van cijfer 8 tot 12 op de schaal van Richter. Een aardbeving van 2,3 op de schaal van Richter is dus niet zo hevig, terwijl een aardbeving van 10,8 wel heel groot is.
Kun je een aardbeving voorspellen?
Mensen die zich bezig houden met het meten van aardbevingen, houden zich bezig met seismologie. Soms kunnen zij van tevoren al voorspellen dat er binnenkort een aardbeving gaat komen. In 1974 werd door wetenschappers een grote aardbeving voorspeld in China, waardoor duizenden mensenlevens gespaard bleven. Maar soms lukt het niet om een grote aardbeving te voorspellen; in 1990 vielen ruim 50.000 duiden bij een grote aardbeving. Het blijft voor wetenschappers dus wel lastig om een aardbeving te voorspellen al staan er over de hele wereld wel veel seismografen.