Het geheim van de resusfactor
Nadat de Amerikaanse arts Karl Landsteiner in 1901 het ABO-systeem van de bloedgroepen had ontdekt, leerde de ondervinding dat er bij bloedtransfusies soms dezelfde levensgevaarlijke verschijnselen optraden als het bloed van donor en ontvanger dezelfde bloedgroep had. Dat gebeurde vooral na herhaalde transfusies. Het was de Amerikaanse arts Alexander Solomon Wiener die in 1940 na lang onderzoek – overigens samen met Karl Landsteiner – publiceerde dat de erytrocyten van donoren een apart agglutinogeen bevatten dat bij de ontvanger als antigeen werkt en in het serum een antistof (agglutinine) doet ontstaan, waarna de rode bloedcellen samenklonteren. Ook Wiener kreeg de prestigieuze Lasker Award voor zijn wetenschappelijk pionierswerk op het gebied van hemolytische reacties.
Inhoud
De mysterieuze resusfactor
Mede dankzij het grondige voorbereidende onderzoek van de Amerikaanse artsen Landsteiner (1868-1943) en Alexander Solomon Wiener (1907-1976) weet men nu dat de resusfactor een 'groepsfactor' is die uit drie antigenen bestaat, te weten C, D, en E. Daarvan is het
D-antigeen het krachtigst. Ook deze factor is een eiwit en bevindt zich op het celmembraan van de rode bloedcellen (
erytrocyten). Beide artsen ontdekten in de jaren dertig van de vorige eeuw waarom de rode bloedlichaampjes van bepaalde donoren en ontvangers toch klonterden terwijl deze personen dezelfde
bloedgroep hadden.
Rode bloedlichaampjes (erytrocyten) /
Bron: Geralt, Pixabay Antistoffen
Alexander Wiener isoleerde de resusfactor en publiceerde erover in 1940. Het geheim van de
resusfactor ontrafelde hij door
konijnen in te spuiten met erytrocyten van een aapje (
Macacus rhesus). Er vormden zich antistoffen in hun bloed zodra men het serum van de betreffende konijnen mengde met de rode bloedlichaampjes van de resusaap, waarna er agglutinatie (samenklontering) optrad.
De meeste mensen zijn resus(D)-positief
Uit het onderzoek van Wiener en Landsteiner bleek later dat ongeveer 85% van de mensen
resuspositief is en 15% deze resus(D)-factor niet heeft en resusnegatief wordt genoemd. Aangezien het voor de laatstgenoemde groep geen lichaamseigen stof is, maakt hun afweersysteem er antistoffen tegen. Toen dat eenmaal bekend was, werden bloedtransfusies een stuk veiliger. Het houdt immers in dat wanneer resuspositief bloed wordt gegeven aan iemand die
resusnegatief is, het serum van de ontvanger
antistoffen (antiresus-agglutinine) gaat vormen en er dus sprake zal zijn van samenklontering van de erytrocyten van de ontvanger.
Bloedtransfusie
Wiener ontdekte dat vooral na herhaalde bloedtransfusies de antistoffenspiegel in het serum van de ontvanger zo hoog zal zijn dat er agglutinatie (samenklontering) en hemolyse (desintegratie van de erytrocyten) optreedt. Niet lang daarna kwam men erachter dat de eerste
bloedtransfusie eveneens levensgevaarlijk kan zijn, zoals tijdens of kort na de bevalling. Opnieuw was een stukje van de puzzel gevonden. Het had de medische wereld lange tijd voor raadsels gesteld.
Resusfactor en zwangerschap
De ontrafeling van het geheim van de resusfactor met betrekking tot de
zwangerschap kreeg een wending toen Wiener in 1941 verklaarde dat een resusnegatieve zwangere vrouw een resuspositief kind kan krijgen als de vader resuspositief is. In dat geval maakt de moeder antiresus-agglutininen aan. Het gevolg is dat deze antistoffen via de
placenta in het
bloed van het kind terechtkomen en het bloed vervolgens afbreken.
Bron: PublicDomainPictures, Pixabay Resusprik
Door deze bloedafbraak komt het kind anemisch en met
geelzucht (icterus) ter wereld. De aandoening wordt
icterus gravis neonatorum genoemd en gaat gepaard met een hemolytische icterus. Het is de zogenaamde resusziekte die tegenwoordig gelukkig kan worden voorkomen door resus(D)-negatieve vrouwen in de 30ste week van de
zwangerschap en na de geboorte van hun kind de resusprik te geven (indien het kind resus(D)-positief is).
Onderzoek
Vroeger had de resusziekte vaak een dodelijke afloop. De methoden van tegenwoordig zijn dusdanig dat men de
resusziekte kan voorkomen maar ook behandelen als het toch zo ver komt. Alexander Solomon Wiener (1907-1976) stond aan de basis van het onderzoek aangaande de resusfactor, heeft veel pionierswerk verricht en aldus een enorme bijdrage geleverd aan de opheldering van deze medische kwestie.
Wetenschapsprijs
Alexander Solomon Wiener was de zoon van een advocaat. Hij woonde zijn hele leven in New York (Brooklyn) en heeft op het gebied van de forensische geneeskunde, immunogenetica en
serologie tal van andere medische hoogstandjes op zijn naam staan. Voor zijn prestaties werd hij in 1946 bekroond met de Lasker Award (Lasker-DeBakey Clinical Medical Research Award), een wetenschapsprijs voor pioniers op het gebied van geneeskunde en fysiologie.
Lees verder