Leren en geheugen: van filosofie naar psychologie

Van filosofie naar psychologie
Tegenwoordig worden onderzoekers die het concept leren en geheugen onderzoeken gezien als wetenschappers. Ze ontwikkelen nieuwe theorieën en testen deze met experimenten, zoals wetenschappers in andere onderzoeksvelden dit ook doen. Echter voor lange tijd was het bestuderen van leren en geheugen een tak van de filosofie. Filosofen verkrijgen inzicht in het onderwerp door een proces van logisch redeneren en niet door het uitvoeren van wetenschappelijke experimenten. Deze inzichten zijn niet minder belangrijk dan de inzichten die verkregen zijn door de moderne wetenschap, aangezien sommige van deze inzichten al voor hele lange tijd gebruikt worden.Empirisme en associationisme van Aristoteles
Een van de eerste filosofen die schreef over geheugen was Aristoteles (384-322 v.Chr.). De theorie die hij ontwikkelde stelt dat het geheugen afhankelijk is van vorming van verbindingen of associaties tussen gebeurtenissen, gevoelens of ideeën. Daarom wordt de theorie ook wel associationisme genoemd. Volgens de theorie zorgt het ophalen van de ene herinnering ervoor dat de gepaarde herinnering ook wordt opgeroepen. Aristoteles beschreef de verbindingen als drie principes van associatie. Ten eerste contiguïteit; gebeurtenissen die om dezelfde tijd (temporele contiguïteit) of op dezelfde plaats (spatiele contiguïteit) hebben plaatsgevonden worden met elkaar geassocieerd. Een voorbeeld hiervan is dat tafel en stoel met elkaar geassocieerd worden omdat we ze vaak op dezelfde plaats en om dezelfde tijd zien. Het tweede principe is frequentie; hoe vaker we gebeurtenissen meemaken die continu zijn, des te sterker we ze met elkaar associëren. Hoe vaker we dus aan de gekoppelde tafel-stoel-combinatie denken, des te sterker de verbindingen worden. Aristoteles' derde principe is gelijksoortigheid; twee dingen die overeenkomsten met elkaar hebben zijn sterker geassocieerd. Stoelen en tafels zijn vaak beide gemaakt van hout, bevinden zich in de eetkamer of keuken en worden geassocieerd met het eten van maaltijden. Deze overeenkomsten zorgen voor een sterkere associatie tussen de twee.Aristoteles' ideeën hebben de basis gelegd voor moderne theorieën over leren en geheugen in zowel de psychologie als de neurowetenschappen. Volgens Aristoteles ontstaat kennis uit ervaring en dit idee plaatst hem binnen de filosofische stroming die het empirisme genoemd wordt. Hierin verschilde Aristoteles van zijn leraar Plato, die sterk in het nativisme geloofde. Volgens deze opvatting is het grootste gedeelte van onze kennis aangeboren. Over dit onderwerp is vandaag de dag nog steeds een debat gaande; nu nature versus nurture genoemd.