Proef Osmose Aardappel
In deze proef gaan we aantonen hoe een aardappel reageert op suikerwater met steeds andere concentraties, hiermee kan je met behulp van de uitzetting aantonen hoe goed de aardappel de stof opneemt.
Doel:
Wat is de osmotische waarde van aardappelcellen?
Hypothese:
Ik denk dat de osmotische waarde van de aardappelcellen 0,4M (molair) is. Dat betekent dat in de suikeroplossing van 0,4M het aardappelstaafje even lang blijft.
Materiaal:
- Reageerbuisjes
- Demiwater
- Suikeroplossing
- Plaat, om op te werken
- Mesje
- Pipetten van verschillende diktes: 1ml, 2ml, 5ml, 10ml
- Plak van een aardappel
- Stift, om de reageerbuisjes te merken
Werkwijze:
Je moet 6 gelijke stukjes van 5 á 6 centimeter uit een plak aardappel snijden. Die stukjes moeten elk in reageerbuisjes met een andere hoeveelheid suikeroplossing, bij elkaar moet de oplossing suikeroplossing en water altijd 10ml zijn, dus voor 0,4M gebruik je 4ml van suikeroplossing en 6ml demiwater als de staafjes goed zijn gekeurd door de docent mag je ze in de reageerbuisjes doen en moet je wachten tot de volgende dag.
De dag erna moet je de staafjes meten en op hun stevigheid beoordelen.
Uitvoering:
We snijden uit een plak van de aardappel zes precies even lange stukjes aardappel, zo is de proef heel precies. We doen elk van de zes buisjes een andere suikeroplossing hoeveelheid. In het eerste buisje gaat 10ml water, in het tweede 1ml suiker oplossing en 9ml water, de derde met 2ml suikeroplossing, de vierde met 0,4ml suikeroplossing, de vijfde met 0,7ml en de laatste vol met 10ml suikeroplossing. Je laat de staafjes controleren door de docent, schrijft op de buisjes welke hoeveelheid suikeroplossing erin zit. Dan doe je de aardappelstaafjes in de reageerbuisjes en laat je het een dag staan.
Resultaten:
Buis: | Suiker con. | Lengte staafjes | Voorspelling | Lengte | Stevigheid |
1 | 0 M | 5,2 | Langer | 5,7 | Stevig |
2 | 0,1 M | 5,2 | Langer | 5,4 | Stevig |
3 | 0,2 M | 5,2 | Langer | 5,3 | Normaal |
4 | 0,4 M | 5,2 | Gelijk | 4,9 | Normaal |
5 | 0,7 M | 5,2 | Korter | 4,8 | Slap |
6 | 1,0 M | 5,2 | Korter | 4,6 | Slap |
Discussie:
De staafjes met de kleinere concentraties zijn langer geworden omdat buiten de concentratie suikeroplossing lager is dan binnen in het aardappelstaafje, daarom gaat het staafje water opnemen zodat de suikeroplossing lager wordt. En wordt ook langer. Als ze ongeveer gelijk blijven is de concentratie buiten en binnen ongeveer gelijk en hoeft het aardappelstaafje niks op te nemen om de concentraties gelijk te maken. Als buiten de concentratie hoger is zal het staafje water afstaan zodat de concentratie in het staafje hoger wordt en de concentraties buiten en binnen weer gelijk zijn.
Conclusie:
De hypothese is fout, de osmotische waarde van aardappelcellen ligt rond de 0,2 Molair.
Antwoorden op de vragen
1: Wat is er in buis 1 gebeurd?
De aardappelstaafjes hebben water opgenomen en zijn langer geworden. Ook hebben ze veel turgor want ze zijn heel stevig
2: In welke buis is er niets veranderd?
Er is overal wat veranderd. Maar de buis van 0,2M zat het dichtste bij de begin lengte
3: Wat weet je van de concentraties van de oplossingen in en buiten de cel als er niets veranderd is?
De concentratie zijn dan even hoog.
4: Waardoor veranderd na verloop van tijd de lengte van de staafjes niet meer?
Dan is de osmotische waarde binnen en buiten de cellen gelijk, dus kan er geen osmose meer plaatsvinden.
5: Zijn de veranderingen van de staafjes veroorzaakt door osmose of door diffusie? Verklaar je antwoord.
Door osmose. Want bij osmose gaat het water naar de hoogste concentratie zodat de concentratie bij het laagste hoger wordt en de hoogste lager wordt tot dat ze gelijk zijn
6: Noteer het nummer van de buis(zen), waarin de cellen van het staafje geen turgor meer hebben.
De laatste twee buizen, met de hoogste oplossingen suiker. Daar zijn de staafjes heel slap geworden.
7: Welke stof wordt bij het kleiner worden van de staafjes aan de cellen onttrokken?
Water, om de concentratie binnen te verhogen.
8: Wat heeft de stevigheid van de staafjes met de sterkte van de suikeroplossing te maken?
Hoe sterker de suikeroplossing hoe minder stevig de staafjes zijn. Dan is er nog turgor, als er geen of weinig water in zit dan heb je geen druk dus ook geen stevige staafjes.
9A: Geef een schatting van de osmotische waarde van de aardappelcellen uit de proef.
0,25M, bij ons was het staafje bij 0,2M 1mm langer geworden dus dat is net te weinig.
B: Hoe zou je deze waarde nauwkeuriger kunnen bepalen?
De proef opnieuw doen met nu een verschil van 0.05M in de oplossingen. Beginnen bij 0,20M en tot 0,40 Molair met 0,05M verschil per buis
C: Is deze waarde (vraag a) bij elke aardappel hetzelfde? Licht je antwoord toe.
Nee, het zal van aardappel verschillen en ook van soort. Die zullen wel verschillende uitkomsten krijgen in suikeroplossing, want zoete aardappels zullen een best hoge osmotische waarde hebben (veel suiker).
10: Deze proef is ook uit te voeren met stukjes rode biet. Wanneer men deze stukjes echter eerst gedurende 2 minuten kookt en dan de proef uitvoert, treedt in geen van de buizen turgor op. De vloeistof in de buizen wordt rood. Hoe zijn deze verschijnselen te verklaren?
Dat betekent dat de cellen stuk gegaan tijdens het koken. Daardoor komt de chromoplasten naar buiten en worden de stoffen rood. En als de cel stuk gaat dan kan er dus ook nooit turgor ontstaan want het celmembraam is kapot gegaan.