Cognitie: lange- en kortetermijngeheugen
Cognitie staat voor het verwerken van informatie, het toepassen van kennis en het veranderen van voorkeuren. Voor het verwerken van informatie zijn het lange- en het kortetermijngeheugen beiden erg belangrijk. Het kortetermijngeheugen werkt maar tot ongeveer een minuut, informatie wordt opgeslagen in de hippocampus. Dingen die je langer moet onthouden worden met stroompjes van de hippocampus doorgegeven aan de grote hersenen. Wanneer je vaak aan iets denkt wordt het steeds beter opgeslagen waarna de herinnering uit de hippocampus wordt gewist.
Inhoud
Cognitieve prestatie
Cognitie wordt gebruikt als term voor verwerking van informatie, het toepassen van kennis, en het veranderen van voorkeuren. Het langetermijngeheugen en het kortetermijngeheugen zijn allebei belangrijk voor het verwerken van informatie. Eerst komt informatie bij het zintuiglijke geheugen, hier wordt de informatie geregistreerd. Daarna passeert de informatie het kortetermijngeheugen, hier wordt de nuttige informatie gescheiden en de informatie klaargemaakt om opgeslagen te worden in het langetermijngeheugen. Uit deze geheugens kan de informatie worden opgeroepen.
Het concentratievermogen zorgt voor het scheiden van de nuttige informatie. Als er een slecht concentratievermogen is, wordt de nuttige informatie niet goed gescheiden. Hierdoor wordt de informatie niet opgeslagen op het langetermijngeheugen en gaat de informatie dus verloren. Zowel het kortetermijngeheugen, het langetermijngeheugen als het concentratievermogen zorgen voor het verwerken van informatie en zorgen dus voor de cognitieve prestaties.
Kortetermijngeheugen
Het kortetermijngeheugen kun je onderverdelen in twee soorten: het ‘gewone’ kortetermijngeheugen en het 'ultra' kortetermijngeheugen. Het
ultra kortetermijngeheugen is een soort super tijdelijke elektrische opslag. Herinneringen komen de hersenen binnen in de hippocampus; van daaruit begint alles wat met onthouden te maken heeft. Bij het ultra kortetermijngeheugen stopt het daar ook: de impulsen die informatie bevatten veroorzaken slechts tijdelijke elektrische veranderingen in de hippocampus. Deze veranderingen zijn niet groot, daarom kunnen herinneringen maar ongeveer een minuut blijven hangen. Het ultra kortetermijngeheugen heeft erg weinig capaciteit: er is maar plaats voor ongeveer 10 woorden of nummers. Dat is maar goed ook anders zouden je hersenen vol zitten met onnodige informatie. Als je snel een telefoonnummer moet onthouden, gebeurt dat hier, je onthoudt het telefoonnummer, je schrijft het op, en je vergeet het weer. Het
‘gewone’ kortetermijngeheugen heeft een grotere capaciteit, het slaat gegevens voor ongeveer een half uur op. Het ‘gewone’ kortetermijngeheugen slaat z’n gegevens chemisch op; er worden in de neuronen bepaalde stofjes aangemaakt die weer coderen voor een bepaalde herinnering.
Langetermijngeheugen
Dingen die je maar kort hoeft te onthouden worden opgeslagen in de vorm van chemische informatie in de hippocampus. Als je iets vaker herhaalt, dan wordt die informatie vanuit de hippocampus doorgestuurd naar verschillende schors gebieden van de hersenen, waar dingen veel langer blijven opgeslagen. Wat eerst in de hippocampus zat wordt via kleine elektrische stroompjes doorgegeven aan de grote hersenen. De weg die die stroompjes moeten afleggen om de herinnering te vormen wordt steeds ‘beter begaanbaar’ omdat de neuronen de stroompjes steeds beter gaan doorgeven. Als die route eenmaal goed begaanbaar is blijft hij dat ook omdat de neuronen die de route vormen van bouw zijn veranderd. Zo’n route heet een geheugenspoor, als die route eenmaal goed begaanbaar is, zal dat altijd zo blijven: de verandering is permanent. Als je brein eenmaal zover is wordt de herinnering gewist uit de hippocampus; de hippocampus is nou alleen nog maar nodig voor het oproepen van de herinnering; de herinnering zelf is immers ergens anders bewaard.
Waarom vergeet je soms toch iets?
Je loopt de kamer binnen en ... Wat deed je daar ook alweer? Dit komt door het ultra kortetermijngeheugen. Wat je wilde doen stond opgeslagen in dit geheugen. Er kwam alleen iets anders voor in de plaats. Wat je eerst wilde doen is toen uit het ultra kortetermijngeheugen verwijderd. Je bent vergeten wat je wilde doen. Je had het onthouden als je het in je gewone kortetermijngeheugen had opgeslagen, of als je geen andere gedachte had gehad. Ga terug naar de plek waar je heen wou. Soms schiet ineens weer te binnen waarom je daar heen moest. Als dat gebeurt, dan wordt de informatie opgeslagen in het gewone kortetermijngeheugen. Je zult het namelijk niet de tweede keer ook vergeten.