Het pandrecht, wat is dat?
Wanneer je geld nodig hebt en het ergens wilt lenen, moet daarvoor soms zekerheid gesteld worden. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een pandrecht of een hypotheekrecht. Beide komen in de praktijk veel voor, ook al is het pandrecht iets minder bekend dan het hypotheekrecht. Deze rechten zijn zekerheidsrechten. Dat betekent dat ze dienen ter zekerheid van een vordering, meestal een geldvordering. Een pandrecht wordt, in tegenstelling tot het hypotheekrecht, gevestigd op roerende goederen. Als de vordering niet (op tijd) voldaan wordt door de pandgever, kan degene die geld uitgeleend heeft, de pandhouder, het roerende goed verkopen en met de opbrengst daarvan zijn vordering voldoen.
Wat is het pandrecht?
Kenmerken
Volgens artikel 3:227 lid 1 BW is het pandrecht een beperkt recht, strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
Het pandrecht is dus een bijzonder verhaalsrecht waaraan voorrang is verbonden. Die voorrang houdt in dat wanneer een executieopbrengst onvoldoende is om alle schuldeisers te voldoen, de pandhouder recht heeft op voldoening vóór de andere (concurrente) schuldeisers. Bij de kenmerken van dit verhaalsrecht horen ook het recht van parate executie en de separatistpositie van de pandhouder.
Soorten pandrechten
Het pandrecht kan gevestigd worden op roerende niet-registergoederen. Daaronder vallen roerende zaken die geen registergoed zijn en alle vorderingen (rechten aan toonder, aan order en op naam). Ook kan een pandrecht gevestigd worden op een beperkt recht op zo’n goed, bijvoorbeeld op een recht van vruchtgebruik.
Het pandrecht op roerende zaken, vorderingen op naam en vorderingen aan toonder bestaat in twee vormen: het vuistpandrecht en het bezitloos ofwel stil pandrecht. Het vuistpandrecht houdt in dat de pandhouder het verpande goed ook werkelijk krijgt. Het goed is dan ‘in de macht’ van de pandhouder. Bij een stil pandrecht is dat niet het geval. Het verpande goed blijft gewoon bij de pandgever. Er moet dan wel een notariële akte worden opgemaakt of een onderhandse akte geregistreerd worden. Een stil pandrecht is bijvoorbeeld handig wanneer een bedrijf een pandrecht op de inventaris heeft gegeven. De pandhouder kan de inventaris niet zelf houden, dus via een stil pandrecht kan het bedrijf toch blijven functioneren. Een vuistpandrecht is daarentegen natuurlijk ‘veiliger’. Het goed verkopen gaat immers het snelst, wanneer je het toch al in je bezit hebt.
In het geval van een pandrecht op een vordering op naam, bestaan er een openbaar pandrecht en een stil pandrecht. Bij een openbaar pandrecht wordt mededeling gedaan aan de schuldenaar, bij een stil pandrecht niet.
Ontstaan van het pandrecht
Voor een geldige vestiging van het pandrecht is naast een geldige titel en beschikkingsbevoegdheid van de pandgever, ook een vestigingshandeling nodig. Deze vestigingshandeling verschilt per goed waarop het pandrecht wordt gegeven.
Voor een vuistpandrecht is voldoende dat de te verpanden zaak in de macht van de pandhouder wordt gebracht. Ook kan de pandhouder een derde aanwijzen die de macht over de zaak krijgt.
In geval van een stil pandrecht blijft de pandgever de zaak in zijn macht houden. Daardoor is niet meteen duidelijk dat er een pandrecht is gevestigd. Daarom moet bij een stil pandrecht een akte worden opgemaakt. Dit mag een notariële akte zijn, of een onderhandse akte die wordt geregistreerd bij de belastingdienst.
In geval van een pandrecht op een vordering op naam, moet er bij een openbaar pandrecht mededeling worden gedaan aan de debiteur van de vordering. Bij een stil pandrecht wordt geen mededeling van het pandrecht gedaan. Daarom moet ook hier een akte worden opgemaakt, en wel een authentieke akte of een onderhandse akte die geregistreerd wordt. Door later alsnog mededeling aan de debiteur te doen, verandert een stil pandrecht in een openbaar pandrecht.
Vestiging op toekomstige goederen: vestiging bij voorbaat
Toekomstige zaken
Een pandrecht kan gevestigd worden op toekomstige zaken, zoals nog te leveren of te produceren goederen. Er moet dan een vestiging bij voorbaat plaatsvinden. Vuistpandrecht is daarbij moeilijk te bedenken (al zijn er wel manieren). Een stil pandrecht daarentegen kan gevestigd worden door middel van een akte. Wel moet de akte de bij voorbaat te verpanden zaak in voldoende mate bepalen.
Toekomstige vorderingen op naam
Het pandrecht kan ook op een toekomstige vordering worden gevestigd. Dit komt in de praktijk veelvuldig voor. Een openbaar pandrecht is beperkt mogelijk; om mededeling te kunnen doen aan de toekomstige schuldenaar moet die al wel bekend zijn. Een stil pandrecht is logischer. De wet stelt echter wel de eis dat “de vordering op het tijdstip van vestiging reeds bestaat of rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding”.
In beide gevallen geldt dat de pandakte ten tijde van de verpanding de toekomstige zaak of vordering in voldoende mate moet bepalen. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering of zaak het gaat.
Uitoefening van het pandrecht wanneer niet betaald wordt
Het recht van parate executie
Het grootste voordeel van het pandrecht is dat de pandhouder het recht van parate executie heeft. Normaal gesproken geldt dat wanneer iemand zijn verplichtingen niet nakomt, een rechterlijke beslissing vereist is voordat verkoop en uitwinning van de opbrengst van het goed toegestaan is. De pandhouder heeft echter het recht van parate executie. Dat houdt in dat hij, wanneer de schuldenaar/pandgever in gebreke is met de betaling, hij het goed mag verkopen zonder tussenkomst van de rechter.
Separatistpositie
De pandhouder heeft tevens een separatistpositie. Dat houdt in dat in geval van faillissement van de pandgever, hij mag handelen alsof er geen faillissement is. Hij kan het verpande goed dus verkopen zonder zich iets aan te trekken van andere schuldeisers en heeft dus een voorrangspositie.