Grondwettelijke rechten van Kroonprinses Amalia
Amalia (volledige naam: Catharina-Amalia Beatrix Carmen Victoria, Prinses van Oranje, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau) is de oudste dochter van koning Willem-Alexander en koningin Máxima. Op 30 april 2013 werd zij eerste in de lijn van de troonopvolging. Vanaf dat moment wordt zij als volgt aangesproken: ‘Hare Koninklijke Hoogheid de Prinses van Oranje’ (ook wel genoemd: kroonprinses). Vanaf haar achttiende (7 december 2021) zal zij zitting hebben in de afdeling ‘advisering’ van de Raad van State. Ook zal zij met ingang van deze leeftijd een jaarlijkse uitkering van de Staat ontvangen. Kort wordt ingegaan op de grondslagen van haar rol in de Raad van State en haar uitkering.
Voorbereiding koningschap
Amalia zal als troonopvolgster na haar achttiende verjaardag 'van rechtswege' zitting nemen in de afdeling 'advisering' van de Raad van State. Dit is grondwettelijk bepaald. In het eerste lid van artikel 74 (zie ook artikel 1 tweede lid Raad van State) staat namelijk het volgende beschreven:
De Koning is voorzitter van de Raad van State. De vermoedelijke opvolger van de Koning heeft na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar van rechtswege zitting in de Raad.
Deze bepaling stamt af van artikel 33 van de Grondwet van 1814. Daarin stond het volgende bepaald:
De Erfprins is van regtswegelid van den Raad van State, en neemt zitting in denzelven, wanneer Zijn achttiende jaar vervuld is.
Het argument van de regering bij de grondwetsherziening in 1983 was, dat de zitting van de troonopvolger in de Raad van State een goede mogelijkheid zou zijn op de voorbereiding van het koningschap. (1) Daarbij zou de troonopvolger zich kunnen oriënteren omtrent vraagstukken die van belang zijn voor onze samenleving. (2)
Wat doet de Raad van State?
De Raad van State vervult twee rollen. Enerzijds fungeert zij als onafhankelijk adviesorgaan voor de regering en het parlement. Hierbij adviseert de Raad van State over wetsvoorstellen, internationale verdragen en algemene maatregelen van bestuur (AMvB = lagere wetgeving). Ook over andere zaken waarbij de regering het nodig vindt geeft de Raad van State advies. Anderzijds bestaat er een afdeling binnen de Raad van state die belast is met bestuursrechtspraak (ook wel genoemd de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State). Burgers en ondernemingen kunnen bij 'de Afdeling' in hoger beroep, indien zij het niet eens zijn met besluit van een bestuursorgaan (bijvoorbeeld de Gemeenteraad). Samen met de Eerste Kamer, de Tweede Kamer van de Staten-Generaal, de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman behoort de Raad van State tot de Hoge Colleges van Staat. (3) De leden van het koninklijk huis hebben geen stemrecht in de Raad van State. De rol van de Koning als voorzitter van de Raad van State is alleen een formele rol. Alleen bij plechtige gelegenheden is de Koning aanwezig bij de vergaderingen van de Raad van State. De vice-president van de Raad van State is in werkelijkheid belast met de leiding van het veelomvattende werk van de Raad van State. (4)
Uitkering van de Staat
Naast de rol die Amalia gaat vervullen in de Raad van State zal zij op haar achttiende verjaardag ook een uitkering van de Staat ontvangen. Deze regeling lijkt voort te vloeien uit de Grondwet, echter er wordt niet specifiek gesproken over een troonopvolger. In het eerste lid van artikel 40 Grondwet staat namelijk het volgende bepaald:
De Koning ontvangt jaarlijks ten laste van het Rijk uitkeringen naar regels bij de wet te stellen. Deze wet bepaalt aan welke andere leden van het koninklijk huis uitkeringen ten laste van het Rijk worden toegekend en regelt deze uitkeringen.
In het tweede lid is (onder meer) bepaald dat deze uitkeringen vrij zijn van persoonlijke belastingen. In het derde lid van dit artikel wordt aangegeven dat wetten over de uitkering en belastingvrijstellingen van leden van het Koninklijk Huis alleen worden aangenomen, indien sprake is van 'tweederde' meerderheid in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis
In het eerste lid van artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis staat onder meer het volgende bepaald:
De Koning en de na te noemen andere leden van het Koninklijk Huis ontvangen jaarlijks de volgende geldelijke uitkeringen: de vermoedelijke opvolger van de Koning, te rekenen vanaf de leeftijd van 18 jaar EUR 1.281.313,00 (5) Van dit bedrag heeft EUR 1.054.853,00 betrekking op personele en materiële kosten. De overige EUR 226.460,00 is bedoeld voor een inkomen van de troonopvolger.
Kritiek op de uitkering van Amalia
Zowel burgers als de politiek hebben kritiek op de uitkering die Amalia krijgt vanaf haar achttiende. In oktober 2016 was er een Kamermeerderheid (bestaande uit de PvdA, D66, SP, PVV en GroenLinks) tegen de hoogte van deze uitkering. Ondanks deze meerderheid, wil Mark Rutte (in zijn rol als premier) de uitkering van Amalia niet gaan verlagen. In 2008 is (aldus Rutte) afgesproken hoeveel geld Amalia zal ontvangen vanaf haar achttiende. D66 is overigens een voorbeeld van een partij die de uitkeringen voor alle leden van het Koninklijk Huis te hoog vindt. Volgens de Democraten zouden koninklijke inkomens moeten vallen onder de Wet Normering Topinkomens (WNT). (6) Ook zouden deze leden van het koninklijk huis belasting moeten betalen en sociale premies.