Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen
In dit artikel komt de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan bod, dus wanneer men in de WIA komt. Men kan dan in twee verschillende regimes komen te vallen: of de WGA of de IVA. Maar aan welke voorwaarden moet men voldoen?
De eerste 104 weken van de ziekte is er dus recht op loondoorbetaling of recht op een uitkering krachtens de Ziektewet voor de werknemer. Na die 104 weken vervalt de plicht tot loondoorbetaling alsmede het opzegverbod wegens ziekte en is de werknemer afhankelijk van de WIA voor zijn inkomen, de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Tussen het regime van BW/ZW en WIA zijn enkele verschillen te ontwaren:
- In het BW/ZW draait het om medische arbeidsongeschiktheid (ziek of niet ziek). In de WIA staat loonkundige arbeidsongeschiktheid centraal.
- Het draait in de WIA om de restverdiencapaciteit en niet meer om de bedongen arbeid, zoals in het stelsel van BW/ZW
- Het draait in de WIA over wat de werknemer nog wèl kan en niet meer om wat hij niet meer kan, zoals in het stelsel van BW/ZW.
De ratio hierachter is de steeds zwakker wordende band met het arbeidsverleden van de werknemer die al 2 jaar arbeidsongeschikt is
Hoe werkt de WIA?
Stap 1: Bepalen mate van arbeidsongeschiktheid
In het regime van BW/ZW ben je arbeidsongeschikt of niet. Je bent ofwel 0% ofwel 100% arbeidsongeschikt. Een beetje arbeidsongeschikt bestaat niet in BW/ZW. In de WIA ligt dit anders, daarin is gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid mogelijk. Welk percentage WN arbeidsongeschikt is wordt uitgerekend met de volgende formule: het maatmanloon - de restverdiendcapaciteit gedeeld door het maatmanloon x 100%.
- Maatmanloon: Het laatsverdiende loon
- Restverdiencapaciteit: De restverdiencapaciteit wordt vastgesteld door het UWV. Dat gaat als volgt in zijn werk. Na 91 weken van ziekte dient de arbeidsongeschikte werknemer een melding aan het UWV te doen (art. 64 lid 3 WIA). Vervolgens vindt er een medische keuring plaats door het UWV(6 WIA). Daarna vindt een arbeidsdeskundig onderzoek plaats. In dit onderzoek worden drie functies vastgesteld die de arbeidsongeschikte nog wèl zonder problemen zou kunnen verrichten. Het middelste loon van deze drie functies, geldt als restverdiencapaciteit.
Voorbeeld: Rick zijn laatstverdiende loon is 25 euro per uur. Hij wordt arbeidsongeschikt. Het UWV stelt vast dat hij drie functies kan uitoefenen. De bestbetaalde functie betaalt 22 euro per uur, de slechtsbetaalde 15 per uur en de derde en middelste functie betaalt 19 euro per uur. Het maatmanloon van Rick is dus 25 euro, zijn restverdiencapaciteit 19 euro. Dan is de rekensom: 25-19=6, 6 gedeeld door 25 x 100% = 24% arbeidsongeschikt
Stap 2: Bepalen onder welk WIA-regime de werknemer valt
Uit bovenstaande formule komt dus naar voren hoe arbeidsongeschikt de werknemer is. Dit percentage bepaalt onder welke WIA-categorie de werknemer valt. De WIA kent namelijk drie categorieën:
- 65 tot 100% arbeidsgeschikt = 0 tot 35% arbeidsongeschikt = GÉÉN WIA (evt. wel WW)
- 20 tot 65 % arbeidsgeschikt = 35 tot 80% arbeidsongeschikt = WGA (HS 7 WIA)
- 0 tot 20 % arbeidsgeschikt = 80 tot 100% arbeidsongeschikt = IVA (HS 6 WIA)
Voorbeeld: We zagen dat Rick 24% arbeidsongeschikt was. Hij is dus 76% arbeidsgeschikt. Dit betekent dat Rick niet in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WIA. Dan nu een nadere blik op de WIA-categorieën WGA en IVA
IVA: art. 47-53 WIA
Werknemers die 0 tot 20% arbeidsgeschikt zijn (en dus 80 tot 100% arbeidsongeschikt), vallen onder het IVA-stelsel van de WIA.
Artikel 47 WIA bepaalt aan welke voorwaarden moet zijn voldaan:
- werknemer is verzekerde in de zin van de WW
- de wachttijd van 104 weken is doorlopen
- de werknemer is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt en verbetering wordt niet verwacht.
- er is geen uitsluitingsgrond van toepassing (art.43 en 44 WIA)
Hoogte en duur van de uitkering:
Als aan alle eisen is voldaan heeft WN recht op een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon tot het moment waarop hij 65 jaar wordt (art. 51 WIA). Is herstel uitgesloten, volgt geen herbeoordeling meer. Bij geringe kans op herstel wordt gedurende de eerste 5 jaren elk jaar weer beoordeeld of werknemer nog recht heeft op een uitkering krachtens de IVA (art. 41 WIA). Let op! Verworven inkomsten worden in mindering gebracht.
Voorbeeld: Rick werkt als kraanmachinist. Hij verdient 2000 euro per maand. Op een goede dag valt Rick uit de kraan en loopt ernstige verwondingen op ten gevolge waarvan hij niet meer in staat is de bedongen arbeid te verrichten. Rick werkgever moet hem nu 104 weken loon doorbetalen. Na 91 weken dient Rick zich tot het UWV te wenden en een WIA uitkering aan vragen. Bij het UWV wordt vervolgens zijn restverdiencapaciteit vastgesteld. In casu is Daniël voor 82% arbeidsongeschikt. Hij valt dus onder de IVA. Als aan alle bovenstaande voorwaarden voldaan is, krijgt Rick tot zijn 65e levensjaar een uitkering van 75% van zijn laatstverdiende loon. Dat is 0,75x2000 = 1500 euro. Eventuele inkomsten die Rick nog wel verwerft, worden hier van afgetrokken.
WGA: art. 54-63 WIA
Werknemers die 20 tot 65% arbeidsgeschikt zijn, dus 35 tot 80% arbeidsongeschikt, komen in aanmerking voor een uitkering krachtens het WGA-regime uit de WIA. Artikel 54 WIA bepaalt de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan:
- verzekerde
- wachttijd van 104 weken doorlopen
- gedeeltelijk arbeidsgeschikt (20-65%)
- geen uitsluitingsgrond (art. 43 WIA)
Als aan deze eisen is voldaan, is de werknemer dus binnen in de WGA. Eenmaal binnen het regime van de WGA worden vervolgens twee fasen onderscheiden:
- Loongerelateerde uitkering
- Loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering
FASE 1: Loongerelateerde uitkering: artikel 59 jo 61 lid 1 WIA
De werknemer heeft recht op een loongerelateerde uitkering als hij, naast de bovenstaande eisen, ook heeft voldaan aan de referte-eis uit art. 54 lid 3 jo 58 WIA: hij moet de laatste 36 weken voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid, ten minste 26 weken betaalde arbeid hebben verricht.
Dan: De uitkering is gedurende de eerste 2 maanden 75% x (laatstverdiende loon verworven inkomsten) en vanaf de derde maand 70% x (laatstverdiende loon verworven inkomsten). De duur van de loongerelateerde uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de werknemer (59 WIA). Elk jaar arbeidsverleden staat voor één maand verlengde uitkering.
- Feitelijk arbeidsverleden: aantal kalenderjaren waarin WN sinds 98 minstens 52 dagen gewerkt heeft
- Fictief arbeidsverleden: aantal jaren tussen 18e verjaardag WN en 1998.
Aantal maanden uitkering = feitelijk + fictief arbeidsverleden. Het maximum is 38 maanden.
Loongerelateerde uitkering: arbeid loont. Stel werknemer heeft als maandloon 2000. Als hij niet werkt, dan heeft hij 70% x 2000 = 1400. Wanneer hij nog 500 zou verdienen, dan krijgt hij 2000- 500 = 1500 x 70% = 1050 + 500 loon = 1550
FASE 2: Loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering
Om in aanmerking te komen voor een loonaanvullingsuitkering is vereist dat werknemer ten minste 50% van de restverdiencapaciteit benut. Als hem dat lukt is het gevolg de loonaanvullingsuitkering:
- uitkering conform art. 61 lid 4 WIA, bestaande uit 70% x (maandloon -/- restverdiencapaciteit), tenzij lid 5 en 6
- duur: tot de werknemer 65 wordt.
Gevolg vervolguitkering:
- uitkering conform art. 62 WIA jo. 61 lid 6 WIA, bestaande uit een percentage van het minimumloon, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid
- eventueel aanvulling uit de Toeslagenwet
Casus
Rick (21)werkt sinds 2004 als kraanmachinist bij een vrachtwagenmaatschappij. Hij verdient er 2000 euro per maand. Op 1 april 2008 meldt Rick zich ziek wegens een ernstige hernia. Op 1 oktober 2009 eindigt de arbeidsovereenkomst van Rick. Zijn werkgever is nooit onder de indruk geweest van zijn prestaties en nu hij ook nog ziek is, wordt zijn overeenkomst zeker niet verlengd. Nog steeds kan Rick niet werken door de hernia.
Op welke wijze wordt Rickin zijn inkomen voorzien gedurende de eerste twee jaar?
Tijdens zijn eerste 2 ziektejaren is Daniël aangewezen op het BW/de ZW. Eerst moet bekeken worden of Rick wel arbeidsongeschikt is wegens ziekte. Alléén een bedrijfs, arbo- of verzekeringsarts kan dit vaststellen, de huisarts van Rick dus niet. Aan de volgende definitie moet zijn voldaan: Bij ziekte moet het gaan om een procesmatig gebeuren, bestaande uit een tijdelijke verstoring van lichamelijke of geestelijke functies van de mens, waarbij een daling van diens niveau van prestatievermogen optreedt.
Het lijkt erop dat Rick aan deze definitie voldoet. Hij kan als ziek worden aangemerkt in de zin van 7:629 BW en art 19 ZW (nog wel toetsen aan overige voorwaarden). Artikel 7:629 BW gaat voor o.g.v. art. 29 lid 1 sub a ZW. Dat betekent dat Rick zolang hij nog een arbeidsovereenkomst heeft, doorbetaald moet worden door zijn werkgever op basis van 7:629 BW, tenzij er zich een uitsluitingsgrond voordoet. In casu geldt de loondoorbetalingsverplichting dus van 1 april 2008 (intreden arbeidsongeschiktheid) tot 1 oktober 2009 (einde arbeidsovereenkomst). Vanaf 1 oktober 2009 tot 1 april 2010 (104 weken na het intreden van de arbeidsongeschiktheid) kan hij een beroep doen op de ZW, art. 29 lid 2 sub c ZW.
Vervolg casus
Na 91 weken meldt Rick zich bij het UWV en vraagt hij een WIA-uitkering aan. Na veel pijn en moeite komt het UWV tot een lijstje met drie functies die Daniël nog wel zonder problemen zou kunnen uitoefenen, ondanks zijn hernia. Deze functies hebben een loon van 550, 625 en nogmaals 625 per maand. Rick heeft daarnaast een bijbaantje kunnen vinden als de persoonlijke schoenenpoetser van de Kantonrechter Heerlen, waarmee hij nog 200 per maand bijverdient.
Voor welke WIA-uitkering(en) komt Daniël in aanmerking, hoe lang duurt/duren die uitkering(en) en hoe hoog is zijn uiteindelijke inkomen?
Eerst moeten we uitrekenen hoe arbeidsongeschikt Rick is. Het maatmanloon van Daniël is zijn laatstverdiende loon: 2000 euro per maand. Zijn restverdiencapaciteit is het middelste loon uit de functies die hij volgens het UWV nog wel kan doen, in casu 625 euro. In de formule: 2000-625 gedeeld door 2000 x 100% = 68,75% arbeidsongeschikt.
Rick is dus 68,75% arbeidsongeschikt. Dit betekent dat hij in de WGA terechtkomt (5 WIA). Aan de volgende 4 eisen moet zijn voldaan voor een WGA-uitkering (54 WIA):
- Rick is verzekerde in de zin van de WW
- de wachttijd van 104 weken is verlopen
- de arbeidsongeschiktheid heeft een duurzaam karakter
- er zijn geen uitsluitingsgronden van toepassing
In de WGA worden twee fasen onderscheiden. Rick heeft allereerst recht op een loongerelateerde uitkering, hij heeft immers voldaan aan de referte-eis (26 uit 36) van artikel 54 lid 3 WIA. De duur van de loongerelateerde uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van Rick . Elk jaar arbeidsverleden levert hem 1 maand uitkering op (59 jo 15 WIA).In casu: 6 maanden. De hoogte van de uitkering staat in artikel 61 lid 1 WIA: Gedurende eerste 2 maanden 75% x (2000-200)= 1350, vanaf derde maand: 70% x (2000-200)= 1260. Daarna zou Rick in aanmerking kunnen komen voor een loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering.
Loonaanvullingsuitkering: art. 61 lid 4 WIA. Is ten minste 50% van de restverdiencapaciteit dient te worden benut. Daniël verdient 200 euro bij, waar zijn restverdiencapaciteit 625 euro is:
- 100% = 625
- 1% = 6,25
- 200/6,25 = 32%
Rick benut dus 200 x 0,625slecht 32% dus hij heeft geen recht op de loonaanvullingsuitkering
Vervolguitkering: Hoogte hangt af van mate arbeidsongeschiktheid (art. 62 jo. 61 lid 6 WIA). I.c. 68,75% aog, de hoogte van de uitkering bedraagt 50,75% van het minimumloon (per 1 juli 2010 1416 per maand). Dus 50,75% x 1416= 718,62 De duur: tot bereiken van 65-jarige leeftijd
Hoe zou het antwoord op vraag b luiden als Daniël nog 400 euro zou kunnen bijverdienen?
In dat geval is de restcapaciteit van Daniël 625 euro. Hij verdient nu 400 euro bij en dus benut hij 67% van zijn restverdiencapaciteit. De duur van de loongerelateerde uitkering blijft hetzelfde als bij b. Hoogte (61 lid 1 WIA) gedurende eerste twee maanden 75% x (2000-400)= 1200. Vanaf derde maand: 70% x (2000-400)= 1120.
Loonaanvullingsuitkering: art. 61 lid 4 WIA. Ten minste 50% van de restverdiencapaciteit dient te worden benut. Daniël benut nu 67% dus hij heeft recht op de loonaanvullingsuitkering. Hoogte: 0,7 x (2000-625)= 962,50. Duur: tot bereiken 65-jarige leeftijd of wanneer hij niet meer in staat is 50% van zijn restverdiencapaciteit te benutten
Voor- en nadelen van de WIA:
Voordelen:
- Prikkel voor werknemers om weer aan het werk te gaan
- Allerlei stimuleringsmiddelen voor werkgevers (premiekorting, 629-uitsluiting, subsidies, etc.)
Nadelen:
- Werknemers moeten laaggeschoold werk gaan doen om maar de restverdiencapaciteit te benutten
- Er wordt van de presumptie uitgegaan dat er altijd werk is
- Willen werkgevers wel gedeeltelijk arbeidsongeschikten aannemen?
- Enorme inkomensterugval bij niet benutten restverdien-capaciteit.