Toilet (ook wel wc)

Het toilet (of wc) is een onderdeel van het sanitair dat wordt gebruikt om te ontlasten. Toilet heeft twee betekenissen: het onderdeel van het sanitair heet toilet evenals de ruimte waar men zich bevindt tijdens het ontlasten.

Geschiedenis van de toilet

Rond 3000 jaar voor Christus ontstonden de eerste toiletten in Mesopotamië (tegenwoordig Irak) en in Egypte. Dit waren stapels stenen die rond een gat in de grond waren gegooid. Soms liep er een soort afvoerpijp vanuit dat gat richting een helling zodat alles vanzelf naar beneden stortte. In de tweede eeuw voor Christus ontdekten de Grieken dit toilet uit Egypte. De Grieken verbeterde het een en ander aan deze uitvinding. Het toilet bestond uit een aarden pot met daarop een houten bril. Met behulp van een buizenstelsel gemaakt van klei werd de poep met water weggespoeld. De Romeinen vonden het idee van de Grieken ideaal en zodoende was heel Rome in de eerste eeuw van de jaartelling voorzien van toiletten. De Romeinse toiletten waren openbaar, privacy speelde immers nog geen rol. Men zat dus gezellig naast elkaar te poepen, soms wel met twintig personen te gelijk. Onder de toiletten stroomde water zodat de poep niet bleef liggen. Toiletpapier was nog niet uitgevonden, daar zou men pas 1900 jaar later achter komen. De Romeinen gebruikten een stok waaraan een spons zat. Hiermee konden ze hun kont afvegen. In de zomer konden toiletten nogal behoorlijk stinken. Een alternatief was de behoefte thuis doen in een emmer die vervolgens op straat leeg werd gegooid. Het was geen uitzondering als een voorbijganger plotseling een laag poep over zijn hoofd kreeg gegoten. Het toilet was voor kinderen gratis en volwassenen moesten een klein bedrag betalen. De keizer van Rome verdiende er twee keer zoveel aan: ten eerste het geld dat als belasting moest worden betaald door de volwassenen, en ten tweede kon de ontlasting worden gebruikt om het land mee te bemesten en de urine kon worden gebruikt om stoffen mee te bleken.

In de middeleeuwen zaten er in de kastelen aparte toiletruimtes. De uitwerpselen werden vanuit deze ruimtes in de gracht gedumpt. Kastelen die geen gracht hadden, beschikten over een beerput. In die beerput werden de uitwerpselen gedaan. De gewone burgers deden hun behoefte meestal op een grote mesthoop of in een emmer die daarna werd geleegd, meestal op straat. Bladeren, gras of oud papier werden gebruikt om de kont af te vegen. Rond 1450 werd de zogenoemde kakstoel in gebruik genomen. Dit was een stoel met een gat erin waar een emmer onder stond. In die tijd was het niet raar als je je bezoek ontving terwijl je op de kakstoel zat. In 1594 werd het spoeltoilet uitgevonden door de Engeslman Sir John Harington. Dit toilet werd de Ajax genoemd, afgeleid van het woord jakes, dat toilet betekent. De Ajax werd steeds populairder en er werd een groot riolen- en waterleidingennetwerk aangelegd.

Toekomst van de toilet

De ontwikkeling van het toilet blijft doorgaan en er komen steeds modernere uitvoeringen. Momenteel bestaat de Ivy-wc. Deze wc spuit je billen schoon nadat je klaar bent. De kracht van de straal en de temperatuur van het water waarmee je schoongespoten wordt kun je zelf bepalen. Daarnaast worden je billen geföhnd zodat je het toilet ook weer droog verlaat. Dit toilet heeft een afstandsbediening en een bedieningspaneel om alles te regelen. Ook zit er een noodknop bij voor het geval je van het toilet afvalt. In Japan bestaat een toilet die de hartslag en bloedruk meet, de urine analyseert en dit direct naar je huisarts verstuurt.