Theo Jansen en de Strandbeesten: kunst of wetenschap?
Theo Jansen is een Nederlands kunstenaar die grote, mechanisch bewegende 'strandbeesten' maakt. Zijn strandbeesten zijn continu aan het evolueren. Momenteel wordt die evolutie door hem en door de computer begeleid, op termijn zou dit zelfstandig kunnen gebeuren. Hij heeft in zo'n twintig jaren al bijna dertig soorten ontwikkeld, en verschillende tijdperken doorlopen.
Inhoudsopgave
Wat?
Alle levende wezens op aarde zijn opgebouwd uit eiwit. Theo Jansen probeert meer variatie in de natuur te brengen, door zijn wezens op basis van plastiek te maken. De strandbeesten doorlopen een evolutie. Theo Jansen is de god die deze evolutie startte en voorlopig ook nog begeleidt. De dieren in deze evolutie hebben geen voedsel en metabolisme nodig zoals eiwit-wezens, maar leven van de wind. De beesten ontlenen energie aan de wind om te kunnen voortbewegen. De zee moeten de strandbeesten ten allen tijde vermijden, want daarin kunnen de beesten verdrinken. Theo Jansen heeft er wel over nagedacht om in de evolutie ook beesten te ontwikkelen die in het water zouden kunnen leven, maar dat plan is voorlopig gestaakt. Essentieel om van evolutie te kunnen spreken zijn reproductie en selectie. Een ontwerp wordt gemaakt met verschillende proporties. Vervolgens wordt er nagegaan welk ontwerp het meest efficiënt te werk gaat in de natuurlijke habitat: het strand. De evolutie gaat trouwens veel sneller met een computer: die kan op voorhand berekenen hoe een bepaald ontwerp zal functioneren. De computer selecteert een aantal efficiënte ontwerpen en rekent vervolgens verder op basis van deze geselecteerde ontwerpen.
Het begin
De eerste strandbeesten waren helemaal niet zelfredzaam. Ze moesten zelfs worden voortgeduwd door mensen om de beenbeweging in gang te zetten. In de beginfase werd vooral veel geëxperimenteerd met verschillende materialen zoals houten pallets, elektriciteitsbuizen, staal, siliconen, etc. De evolutie ging vooral verder op de elektriciteitsbuizen. Die zijn erg stevig, wegen niet veel en zijn niet duur. Een belangrijke mijlpaal was het ontwerpen van de 'benen'. Die bestaan uit een twaalftal elektriciteitsbuizen, die qua lengte allemaal verschillen. De lengtes van de twaalf buizen is Theo Jansen de 'heilige getallen' gaan noemen. Hij probeert als god met behulp van computersimulaties die twaalf getallen zodanig te berekenen dat de beesten optimaal kunnen lopen. Opmerkelijk is dat de 'heup' van de beesten bij het lopen niet omhoog en omlaag gaat. Dit vindt hij zelf een verbetering op het ontwerp van de meeste lopende eiwit-wezens. In het begin werden de buizen gewoon met plakband aan elkaar gemaakt. Ondertussen heeft de evolutie betere technieken voortgebracht zoals bijvoorbeeld het gebruik van colsonbandjes.
Hoever staat de evolutie nu
Sinds een paar jaar zit de evolutie in het Vaporum-tijdperk. Dit is het tijdperk waarbij de beesten stoomgeluiden maken door het werken met de opgeslagen wind in de windmagen. Die opgeslagen wind kan spieren, zenuwcellen en andere dingen aandrijven. De huidige beesten hebben dus meerdere organen, hier volgen er enkelen:
De windmaag
Die bestaat uit pet-flessen waarin wind kan worden opgeslagen. De wind wordt opgeslagen door de druk in de pet-flessen te verhogen. Dit zorgt voor een verhoogde zelfredzaamheid van de beesten: ook als het windstil is kunnen de beesten zich voortbewegen. Bijvoorbeeld om beschutting te zoeken in de duinen of een door een anker in de grond te slaan. De windmaag zorgt er ook voor dat de opgeslagen energie gebruikt kan worden om andere organen aan te drijven.
De spieren
Door een dunne en dikke buis in elkaar te steken en af te sluiten met rubberbandjes, kan de energie gebruikt worden om spieren langer of korter te maken. De dunne buis kan namelijk in en uit de dikke buis schuiven. Met behulp van tubes kan de energie door het hele beest verspreid worden.
De zenuwcellen
Door een serie van pet-flessen in combinatie met de spieren te gebruiken kunnen zenuwcellen gemaakt worden. Deze vormen de basis voor de hersenen van de beesten. Een spier of een zenuwcel die 'open' staat kan als nul beschouwd worden. Eén die 'gesloten' is als een één. Met één en nul kan binair geteld worden. Zo kunnen de beesten dingen 'onthouden'. Ze kunnen zichzelf lokaliseren op het strand: ze weten aan welke kant de dodelijke zee ligt, en aan welke kant de beschermende duinen. Er kan namelijk zo'n cel (een 'leugenaar') gebruikt worden met een uiteinde vlak boven de grond. Als deze in het water komt blokkeert de zenuwcel en weet het beest dat het moet omkeren, omdat het te dicht bij het gevaarlijke water is.
Het anker
De wind geeft de beesten hun energie, maar kan soms ook een groot gevaar vormen. Als er een stormwind opsteekt, ontrolt de 'Animaris Arena' (elk dier krijgt volgens biologische traditie een Latijnse naam) een slurf. Met een hamer op de slurf probeert hij een staaf in het zand te kloppen, zodat hij verankerd zit in het zand en de wind minder gevaarlijk wordt.
Animaris speculata
Eigenlijk is dit kleine strandbeestje geen orgaan, maar ik beschouw het wel zo omdat het altijd verbonden blijft met zijn moeder. Hij werkt als gids die het terrein verkent. Als hij merkt dat het zand te droog is waardoor het teveel energie kost om erin voort te bewegen, waarschuwt hij zijn moeder. Dit grotere beest kan de speculata er weer uittrekken als die was vastgelopen, en ze kunnen een nieuwe richting zoeken om verder te gaan.
De toekomst
Uiteindelijk zullen deze beesten in kuddes op de stranden leven. De beesten nemen telkens een beetje zand mee van op het strand naar de duinen, waar ze het achterlaten. In het begin zijn dat maar kleine hoopjes, maar na maanden of jaren werk door een hele kudde zou dit een grote invloed kunnen hebben op het landschap. Door de hele tijd zand naar de duinen te brengen zouden de strandbeesten zelfs meehelpen aan het beschermen van de Nederlandse kustlijn.
Het grote doel van Theo Jansen is om de rest van zijn leven de evolutie nog een handje te helpen. Totdat de beesten zodanig ver zijn geëvolueerd dat ze volledig zelfredzaam op de stranden kunnen leven. Helemaal ideaal wordt het als de beesten in staat zouden zijn zichzelf te reproduceren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door gebruik te maken van (plastiek)afval dat overal op stranden te vinden is. Dan beschermen de beesten niet enkel de kustlijn maar ze houden ze nog proper ook.