Impulsgeleiding en de bouw van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is erg belangrijk in ons lichaam, het stuurt en coördineert alle handelingen. Zonder zenuwstelsel zijn wij eigenlijk helemaal niks. In dit artikel wordt de de bouw van het zenuwstelsel beschreven en wat voor functies heeft. Daarnaast worden de verschillende soorten zenuwen besproken
Bouw en functie van het zenuwstelsel.
Het zenuwstelsel speelt een belangrijke rol bij de homeostase. Het zenuwstelsel is onder te verdelen in
- het centrale zenuwstelsel
- het perifere zenuwstelsel.
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit zenuwen. De zenuwen verbinden alle delen van het lichaam met het centrale zenuwstelsel. Deze verdeling is gebaseerd op de bouw van het zenuwstelsel.
Het is ook mogelijk het zenuwstelsel op grond van de functie onder te verdelen. Het zenuwstelsel is dan onder te verdelen in het animale en het autonome (ook wel vegetatieve) zenuwstelsel. Het animale zenuwstelsel regelt vooral de bewuste reacties en de houden en beweging van het lichaam. De werking van inwendige organen word vooral geregeld door het autonome zenuwstelsel. Voorbeelden hiervan zijn: de hartslag, de ademhaling, de vertering, de nierwerking en de verwijding of vernauwing van bloedvaten.
Prikkels zijn invloeden uit het milieu op een organisme. Door prikkels die worden opgevangen door zintuigcellen, worden er impulsen gegeven. Dit zijn een soort elektrische signalen die door zenuwen kunnen worden voortgeleid.
- Zintuigcellen worden receptoren genoemd (recipere = ontvangen).
- Zenuwcellen worden conductoren genoemd (conducere = voortgeleiden).
- Spier- en kliercellen worden effectoren genoemd (efficere = uitvoeren).
Zenuwcellen
Het zenuwstelsel bestaat uit zenuwcellen. Zenuwcellen worden ook wel neuronen genoemd. Een neuron is opgebouwd uit een cellichaam en uitlopers. De kern en het grootste deel van de ribosomen en het endoplasmatisch reticulum bevinden zich in het cellichaam. Uitlopers zorgen er voor dat impulsen worden voortgeleid. Je hebt uitlopers die impulsen naar het cellichaam toe geleiden en uitlopers die impulsen van het cellichaam af geleiden. Een dendriet is een uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt en een axon (ook wel neuriet genoemd) is een uitloper die impulsen van het cellichaam af geleidt. Om een lange uitloper van een neuron van het animale zenuwstelsel ligt een myelineschede, ook wel mergschede genoemd.
De myelineschede bestaat uit cellen van Schwann. Tussen twee van deze cellen zit een kleine ruimte, dit heet een insnoering. Als er om een neuron geen myelineschede ligt, heet deze ongemyeliniseerd. Dit komt voor bij uitlopers van bepaalde neuronen van het vegetatieve zenuwstelsel.
De plaatsen waar impulsen van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel worden doorgegeven worden synapsen genoemd. De uiteinden van dendrieten en axonen zijn vaak erg vertakt. Synapsen bevinden zich aan het einde van deze vertakkingen. Door al deze vertakkingen zijn er natuurlijk heel veel verbindingen tussen cellen. Zo kan een neuron van veel andere cellen (zintuigcellen of neuronen) impulsen ontvangen, en aan veel andere cellen (neuronen, spiercellen of kliercellen) impulsen doorgeven.
Er zijn drie soorten neuronen, namelijk sensorische neuronen, motorische neuronen en schakelneuronen. Deze drie typen staan hieronder verder uitgewerkt:
Sensorische neuronen: Ook wel gevoelszenuwcellen genoemd. Deze zenuwen geleiden impulsen van receptoren naar het centrale zenuwstelsel. De cellichamen van de meeste van deze zenuwcellen liggen vlakbij het centrale zenuwstelsel. Dit type heeft één lange dendriet en een korter axon.
Motorische neuronen: Ook wel bewegingszenuwcellen genoemd. Deze zenuwen geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar effectoren. In tegenstelling tot sensorische neuronen liggen de cellichamen van dit type neuron in het centrale zenuwstelsel. Een motorisch neuron heeft meerdere korte dendrieten en één lang axon.
Schakelneuronen: Ook wel schakelcellen genoemd. Deze zenuwengeleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel. Ze kunnen impulsen van sensorische neuronen ontvangen en deze doorgeven aan motorische neuronen. Ook kunnen ze impulsen ontvangen van andere schakelneuronen en deze ook weer doorgeven aan schakelneuronen. Schakelneuronen liggen geheel in het centrale zenuwstelsel.
Zenuw
Uitlopers van sensorische en motorische neuronen liggen bij elkaar in zenuwen. De myelineschede isoleert de uitlopers van elkaar. De uitlopers van deze neuronen worden beschermt door een laag bindweefsel. Deze ligt om de uitlopers heen. Er zijn van deze zenuwen drie typen: gevoelszenuwen, bewegingszenuwen en gemengde zenuwen.
Als een zenuw alleen uitlopers van sensorische neuronen bevat, is het een gevoelszenuw. Bevat de zenuw alleen uitlopers van motorische neuronen, dan spreekt men van een bewegingszenuw. Het spreekt voor zich dat gemengde zenuwen dus zowel uitlopers van sensorische als motorische neuronen bevat. Dit zijn ook meteen de zenuwen die het meest voorkomen.
De zenuwverdeling in of naar een orgaan word innervatie genoemd. Alle organen worden geïnnerveerd vanuit het centrale zenuwstelsel.