Kustbescherming en Waterkeringen in Nederland
Ongeveer eenderde van Nederland ligt onder de zeespiegel, daarom wordt de Nederlandse kust beschermd door vele waterkeringen. Na de watersnoodramp van 1953 is er steeds meer aandacht gekomen voor het onderwerp kustbescherming, er werd meteen gewerkt aan een Deltaplan. Ook sinds de wat recentere berichten over de zeespiegelstijging wordt de aandacht voor goede kustbescherming vergroot. Dit artikel noemt de belangrijkste waterkeringen die Nederland tegen het woeste water beschermen.
Indeling
Strand en duinen
De duinen en het strand zijn de meest natuurlijke bescherming van onze kust. De belangrijkste vorm van de natuurlijke kustverdediging is de buitenste rij duinen, de zeereep genoemd.
Om de duinenrij veilig te maken waren er en zijn er nog steeds maatregelen nodig om er voor te zorgen dat dat zo blijft. Om de kustafkalving tegen te gaan word op het strand en onder water zand opgespoten door middel van zandsuppletie.
Tegenwoordig handhaaft men de veiligheid van de kust bij Schoorl doordat de voorste duinenrij is doorbroken om zo het water de ruimte te geven bij hoogwater. In 1997 is er een kerf gemaakt waar het water naar binnen kan stromen. Let wel de waterkering is nog steeds even veilig hij ligt alleen meer landinwaarts. Het afgegraven deel is nuttig gebruikt voor zandsuppletie.
Zandsuppletie
Sinds 1979 compenseert Rijkswaterstaat de kustafslag van jaarlijks 6 miljoen kubieke meter zand met het weer opspuiten van zand uit dieper water, de zogenoemde zandsuppletie.
Zandsuppletie is een manier om de duinen te behouden en door verbreding van het strand worden de duinen ook beter beschermd. Het zand wordt meestal een aantal kilometers uit de kust gewonnen. Jaarlijks wordt tussen de 10 en 14 miljoen kubieke meter zand op de Nederlandse kust gespoten. Na een flinke storm lijkt al het opgespoten zand weer verdwenen maar het is niet weg maar door de wind en stroming verspreid langs de kust. Op andere plekken draagt het dan weer bij aan de ophoging van het strand en de vorming van nieuwe duinen.
Zandsuppletie op Texel
Op Texel is sinds 1979 al 25 miljoen kubieke meter zand op de stranden gespoten. Gemiddeld houdt een suppletie 5 jaar stand maar aan de noordkant van het eiland moest het zand zelfs nog vaker worden aangevuld. Daarom is in 1995 een 550 meter lange strekdam aangelegd waardoor de stroming zeewaarts is verplaatst. Texel verliest jaarlijks eenderde van de totale hoeveelheid zand die in Nederland wegspoelt en is daarmee het duurste stukje kust.
Zeesuppletie
In 1993 vond voor het eerst een zandsuppletie onder water plaats voor de kust van Terschelling. De zogeheten sleephopperzuigers leggen het aangevoerde zand in dieper water voor de kust neer. Door de golven en de stromingen wordt dit zand vervolgens naar het strand getransporteerd. Zeesuppletie is goedkoper dan strandsuppletie. Sowieso zijn zandsuppleties goedkoop vergeleken met dijken of strandhoofden aanleggen omdat zand een goedkope bouwstof is en er voor zorgt dat de kust zichzelf kan herstellen. De suppletie moet wel om de paar jaar worden herhaald.
Zeedijken
Al eeuwenlang beschermt men met behulp van dijken het achtergelegen land. Langs 34 kilometer van de 353 kilometer lange Noordzeekust zijn dijken aangelegd om de te zwakke of ontbrekende duinenrij te vervangen.
De meeste hiervan liggen langs de Waddenzee en in het Deltagebied. Sommige oude dijken zijn door landaanwinning landinwaarts komen te liggen, vroeger werden ook wel extra dijken achter de zeedijken aangelegd.
Opbouw van een zeedijk
Een zeedijk bestaat uit een lichaam met bekleding. De bekleding van de dijk heeft als functie de zeedijk te beschermen tegen erosie als gevolg van golven, stroming en drijvend ijs. Het materiaal van de bekleding moet flexibel zijn vanwege het inklinken van een nieuwe dijk. Het meest gebruikte materiaal voor een dijk zijn zand om het lichaam stabiel te maken. De buitenzijde is bekleed met klei, afgedekt met een filterlaag en daarop steenbestorting onder de laagwaterlijn, basalt tot de stormvloedlijn, asfaltbeton en/of bitumen op de glooiing en gras op de dijk zelf.
De noodzaak zeedijken breed te maken en het belang van de schuinte onder water, het talud, is pas in de loop van de eeuwen ontdekt. Door het talud zo schuin mogelijk te maken en de dijk dus zo breed mogelijk kan een stormvloed nauwelijks de voet van de dijk bereiken.
Dijken zijn nooit waterdicht, dit komt omdat de bekleding aan de zeekant waterdoorlatend is. Hierdoor moet de dijk op zo een manier gebouwd worden dat het water niet gemakkelijk door de dijk heen kan lopen. In de dijk moet een ‘normale verhanglijn’ ontstaan. De verhanglijn is de grondwaterstand in een dijk, en moet dus van het niveau van de zeespiegel aflopen tot het niveau van de sloot achter de dijk. Om een goede verhanglijn te krijgen moet er verdicht zand gebruikt worden, oftewel zand met zo weinig mogelijk ruimte tussen de zandkorrels, zodat er geen water tussendoor kan lopen.
Hoogte van een zeedijk
Zeedijken moeten zo worden ontworpen dat ze de hoogste waterhoogte bij een superstormvloed (die ongeveer eens per 10.000 jaar voorkomt) net weerstand moeten kunnen bieden. In de tijd van de Zuiderzeewerken werden de dijken verhoogd naar 4,30 meter boven NAP (Normaal Amsterdams Peil). Dit werd bijna verdubbeld tot 7,65 meter na de watersnoodramp van 1953. Dit werd ‘het op deltahoogte brengen’ van de zeeweringen genoemd. De verhoging werd meestal binnendijks aangelegd. De Deltawet is nu opgegaan in de Wet op de waterkering, waarin ook nieuwe verplichte dijkhoogtes zijn vastgesteld. De Deltahoogte van de Noordzeedijken is nu 11,5 meter boven NAP.
Hondsbossche zeewering
Aan de kust bij Petten in Noord Holland heeft men na een storm die de hele duinenrij wegsloeg in 1880 een dijk aangelegd: de Hondsbossche Zeewering. Deze zeedijk was ooit één van de zwakke plekken in onze kust en is in zowel in de jaren vijftig als zeventig verhoogd, verbreed en van een asfaltbekleding voorzien. Om de zeewerking te versterken is als tijdelijk oplossing in 2005 een stalen damwand in de zeewering geslagen.
Ook is het gras aan de bovenkant van de dijk vervangen door betonblokken. De dijk zou eigenlijk moeten worden verhoogd maar in 2006 heeft de overheid besloten om de dijk niet nog een keer te verhogen maar te verstevigen aan de binnenzijde. Nu kan er water over de dijk heen slaan bij hoge stormvloeden zonder dat de dijk verzwakt. De Hondsbossche zeewering is nu 15 meter hoog en heeft een voetbreedte van ongeveer 140 meter.
Afsluitdijk
Het eerste plan voor het afsluiten van de Zuiderzee dateert uit 1886. Echter pas na een grote stormvloed in 1916 (de Zuiderzeevloed) en na de tweede wereldoorlog werd in 1920 begonnen met de uitvoering van de aanleg van de dijk van Noord-Holland, via het bestaande eiland Wieringen, naar Friesland. De dijk is 32 kilometer lang, 90 meter breed en de hoogte is 6,8 tot 7,5 meter boven NAP. In de afsluitdijk zijn 25 uitwateringssluizen gebouwd zodat bij eb het overtollige water van het IJsselmeer kan worden afgevoerd naar de Waddenzee. Door deze uitwateringssluizen bij Den Oever en Kornwerderzand is ook scheepvaartverkeer mogelijk. De bouw van de Afsluitdijk duurde tot 1932.
Golfbrekers
Voor sommige stukken kust en voor sommige dijken worden als extra bescherming golfbrekers aangelegd. Dit zijn haaks op het strand aangelegde dammen van basaltblokken die zorgen dat de golven in kracht afnemen voor ze bij de kust aankomen. Golfbrekers zijn onder andere te vinden op Texel, Scheveningen en de Hondsbossche zeewering.
De Deltawerken
De Deltawerken zijn de wereldbekende en een van de belangrijkste door mensen gebouwde zogenoemde kunstwerken. De eerste plannen voor de bescherming van de Zeelandse en Zuid-Hollandse eilanden dateren al van 1916. In 1939 werd de Stormvloedcommissie opgericht die vond dat de afsluiting tussen de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden snel moest plaatsvinden. Door de tweede wereldoorlog stagneerde de plannen en de uitvoering daarvan; bovendien was de techniek nog niet ver genoeg ontwikkeld. Pas na de watersnoodramp in 1953 werd snel een Deltacommissie opgericht en in een stroomversnelling besloot men alle zeearmen tussen de Westerschelde en de Rotterdamse Waterweg af te dammen. In 1957 werd met de daadwerkelijke uitvoering begonnen.
Haringvlietdam
De bouw van de dam duurde 14 jaar en was in 1971 gereed. Het sluit het Haringvliet af van de zee en ligt tussen de eilanden Voorne en Goeree.
Om het water van de Maas en Rijn af te kunnen voeren moest het een doorlaatbare dam worden. Het centrum van de dam bestaat uit 17 sluizen die het water van de rivieren op de Noordzee lozen. De dam met sluizen vormt een scheiding tussen zout en zoet water. Bij laagwater staan de sluizen bijna altijd open om rivierwater naar de zee te laten lopen en bij hoogwater zijn ze juist gesloten om verzilting van het achtergelegen water tegen te gaan.
Brouwersdam
De dam is gebouwd van 1963-1972 en vorm een 6,5 kilometer lange scheiding tussen de Grevelingen en de Noordzee. De dam bestaat uit betonblokken. Het door de bouw van de dam ontstane Grevelingenmeer heeft een vast waterpeil maar is wel zout gebleven. In 1978 is in de dam een spuisluis gebouwd om vers zeewater te kunnen inlaten. Het hoogste punt is 11 meter boven NAP.
Oosterscheldedam
De stormvloedkering in de Oosterschelde is het technisch hoogstandje van de Deltawerken en beschermt Schouwen Duiveland, de Bevelanden Tholen en St. Philipsland. Zesenzestig neerlaatbare schuiven laten normaal getij in de Oosterschelde toe. Alleen bij extreem hoogwater gaan de schuiven dicht en is het achterland beschermd tegen stormvloeden. De Oosterschelde zou in eerste instantie een dam krijgen. In 1967 was men al begonnen het opspuiten van drie werkeilanden en daarna was het de bedoeling om met het storten van beton de Oosterschelde af te sluiten. Door protesten van milieuactivisten en vissers werd echter een compromis gesloten en als gevolg hiervan werd de nieuwe techniek van neerlaatbare schuiven ontwikkeld. De bouw van de dam was gereed in 1986 en is met 53 meter hoge pijlers de hoogste dam in Nederland te weten 39 meter.
Veersegatdam
De dam is gebouwd van 1957-1961, verbind Noord-Beveland en Walcheren en ligt 13,5 meter boven NAP. Hij dient vooral om de zuidkant van Noord-Beveland te beschermen tegen stormvloeden. Door de Veersegatdam aan de ene kant en de Zandkreekdam aan de andere kant is het Veerse meer ontstaan.
Maeslantkering
In 1987 schreef het Ministerie van V&W een prijsvraag uit voor de bouw van nog een stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg omdat het op Deltahoogte brengen van de dijken in dit gebied te kostbaar zou worden. De belangrijkste eis voor het ontwerp was de scheepvaart hiervan geen hinder mocht hebben en de waterkering alleen in bijzondere gevallen gesloten mocht worden met als maximum één a twee keer in de tien jaar. De prijsvraag werd gewonnen door de Bouwkombinatie Maeslant Kering en in 1991 werd met de bouw begonnen.
De kering bestaat uit twee gebogen stalen deuren die bij normaal weer in dokken op de oever geschoven zijn. Bij stormvloed sluit de kering volautomatisch zijn deuren en is de ingang van de Nieuwe Waterweg afgesloten. Het unieke van de waterkering is dat beide bolscharnieren waaraan de deuren vastzitten ervoor zorgen dat deze zowel horizontaal als verticaal kunnen bewegen waardoor de deuren ook kunnen meedeinen op de golven. De Maeslantkering was gereed in 1997 en elke arm is even lang als de Eiffeltoren en is vier keer zo zwaar.