Parapsychologische onderzoeksmethoden
Het onderzoek van paranormale verschijnselen heeft de laatste honderddertig jaar behoorlijk wat evolutie ondergaan. Van het louter rapporteren van spontane verschijnselen evolueerde de parapsychologie naar doelgericht experiment en statistische evaluatie van de verschijnselen.
Kwalitatief onderzoek
In de eerste periode der parapsychologie werd vooral feiten onderzocht.
Getuigenissen werden verzameld en claims van paranormale verschijnselen werden nagetrokken.
Er werd vooral gekeken naar mogelijke fraude in het produceren van verschijnselen. Het ging vooral om spontane gevallen van paranormale verschijnselen en daarnaast vaak spiritistische verschijnselen die door mediums werden geproduceerd.
De bestudering was dus vooral kwalitatief. (zijn de claims waar en welk mechanisme kan er achter zitten).
Kwantitatief onderzoek
In een modernere fase van het parapsychologisch onderzoek gaat men meer en meer kwantitatief gaan onderzoeken en interpreteren; d.w.z. reeksen experimenten uitvoeren en berekenen of de resultaten overeenkomen met de statistische verwachting of anomalieën vertonen.
Een belangrijke evolutie is ook de verschuiving van het onderzoek van speciaal begaafde personen naar de gewone mens, vaak vrijwilligers of studenten.
Feiten versus perceptie
Meer dan in vele andere disciplines is de perceptie van de feiten van groot belang in de parapsychologie.
Enkele mogelijkheden waar het onderzoek mis kan lopen.
- Als we de feiten (in casu het verschijnsel) beschouwen als een objectief gegeven, dan merken we dat de waarneming ervan objectief kan zijn of vervormd.
- Wanneer deze waarneming al subjectief gekleurd is, kunnen geen juiste conclusies meer worden getrokken.
- Zelfs als deze waarneming correct is, kunnen nog verkeerde conclusies worden getrokken.
We kunnen ons een hoop mogelijke scenario’s voorstellen, waarbij de onderzoeker tot verkeerde conclusies kan komen:
- Bij opzettelijke fraude zal de waarnemer “zien” wat de proefpersoon hem wil laten zien (bv. goochelaars, valse mediums, personen die aandacht willen trekken, enz.)
- Bij onopzettelijke fraude is het vaak nog moeilijker: de proefpersoon is werkelijk overtuigd van zijn claims (en vaak gaat hij beginnen frauderen als wat “bij toeval gebeurde” nu – uiteraard – niet meer zal gebeuren).
- Een heel natuurlijk fenomeen wordt als een paranormale zaak “ervaren” en zal dus ook tot verkeerde conclusies leiden.
- Bij opgezette experimenten is het van belang de proefopstelling zo te maken dat de conclusies – wat deze ook zullen zijn – ondubbelzinnig kunnen worden geduid. Een voorbeeld hiervan is iemand die met de dobbelsteen speelt en zegt: “ik voel dat ik een 6 ga werpen” en het lukt ook. Wat moet men dan concluderen? Is het precognitie of PK?
Schematisch
Als we de logica schematisch voorstellen, komen we tot volgende mogelijkheden:
- Feiten zijn altijd objectief
- Als de waarneming subjectief gekleurd is, kan de conclusie niet meer objectief zijn
- Als de waarneming objectief is, kunnen de conclusies zowel objectief als subjectief zijn.
Enkele voorbeelden van problemen bij de waarneming bij ooggetuigen:
- de persoon denkt objectief te rapporteren, maar interpreteert onbewust
- de persoon gaat onbewust een detail dat hij maar van een ander heeft gehoord integreren in zijn verhaal alsof hij het zelf had gezien
- de persoon heeft van anderen een verkeerde getuigenis gehoord en gaat aan zijn eigen herinnering van de feiten twijfelen en zijn getuigenis conformeren naar die van de anderen
- detail focus: sommige getuigen gaan in hun waarneming een bepaald detail (dat voor hen gevoelig ligt) uitvergroten ten koste van de andere details