Falsificationisme en Popper
Hoe verkrijg je ware kennis? Over deze vraag verschillen de meningen, vooral die van wetenschappers en filosofen. Popper stelde dat je om ware kennis te verkijgen je een feilbare hypothese op moet stellen en deze vervolgens moet onderwerpen aan verschillende pogingen te hypothese te ontrachten: het falsificationisme.
Het Logisch Positivisme
Het logisch positivisme was het
standaardbeeld van de wetenschap tot ongeveer 1960. Volgens de logisch positivisten zijn er
twee bronnen voor ware kennis:
- Empirische ervaring (observaties)
- Logisch redeneren (op basis van observaties)
Karl Popper
Karl Popper was de meest doortastende advocaat van een alternatief voor inductie: het
falsificationisme.
Popper leefde in de tijd dat een groep filosofen die de
Wiener Kreis genoemd werden het logisch positivisme op de kaart wilden zetten. Popper vond het logisch positivisme nietszeggend omdat een theorie gemakkelijk aangepast kon worden en dus in feite niets uitsloot en dus ook weinig informatie bevatte.
Popper was tegen het logisch positivisme en met name de onderstaande punten:
- Inductie: een algemene uitspraak is niet te verifiëren; je kunt nooit alle gevallen overzien
- Generalisering: een algemene uitspraak is niet te verifiëren; je kunt nooit alle gevallen overzien
- Verificatie: falsificatie is wél mogelijk; één tegenvoorbeeld is genoeg
Wetenschap is
risico’s nemen; geen gemakzucht.
Het criterium van wetenschappelijkheid is volgens Popper falsifieerbaarheid.
Het falsificationisme
Falsificationisten zijn het eens dat observatie geleid wordt door en voorafgaat aan een theorie. Theorieën moesten echter onderworpen worden aan verschillende
tests die controleren op de juistheid van informatie die zij moeten doorstaan. Een theorie die de test niet goed doorkomt moet
verworpen worden en er moeten
nieuwe gissingen gemaakt worden. Een theorie zal nooit helemaal waar zijn, het is wel mogelijk de ‘beste gok’ te accepteren. Falsificationisten lopen niet tegen de problemen aan van inductivisten omdat
inductie geen basis voor wetenschap is volgens hen.
Uitgangspunten
- Fundamenteel verschil tussen kritisch en dogmatisch denken
- We leren meer van onze fouten: kennis groeit bij poging fouten te verbeteren
- Objectieve kennis is kennis die bekritiseerd kan worden
- Wetenschap levert alleen vermoedens, geen zekerheden
Falsifieerbaarheid als criterium voor theorieën
Falsificationisten zien wetenschap als een
set van hypothesen die voorlopig opgesteld zijn met als doel het accuraat beschrijven van het gedrag van een zeker aspect van de wereld of het universum. Geen enkele hypothese zal dit echter doen omdat een hypothese falsifieerbaar moet zijn. Een hypothese is falsifieerbaar wanneer er een logische mogelijke observatiestatement of set observatiestatements is die
inconsistent zijn met de hypothese en deze dus falsifiëren.
Een wetenschappelijke wet of theorie moet ons informatie geven over hoe de wereld zich gedraagt, terwijl het manieren waarop het zich (logisch) mogelijk kan gedragen maar niet doet opzij zet. Als een theorie een informatieve inhoud wil hebben moet het falsifieerbaar zijn.
Volgens Popper werkt zoeken naar verificatie
dogmatisch omdat je dan alleen oog hebt voor de feiten die in jouw voordeel zijn. Dit werkt stagnerend en belemmert de vooruitgang. Wetenschappers moeten zich richten op falsificatie.
Popper geeft een ander demarcatiecriterium: een theorie is wetenschappelijk als het gefalsifieerd kan worden. Hiermee geeft hij niet het verschil tussen zin en onzin, maar tussen wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk. Metafysica is volgens de logisch positivisten onzin, omdat het niet geverifieerd kan worden. Bij Popper is het geen onzin, maar niet-wetenschappelijk. Het is geen onzin omdat het kan leiden tot nieuwe hypothesen.
Men kan allerlei
gissingen (conjectures) doen. Dit is de
antidogmatische houding (alles kan en mag gedacht worden). Maar je moet de gissingen (hypothesen) wel aan onderzoek onderwerpen met als doel ze te verwerpen, niet om ze te bevestigen. Dit is de
kritische houding.
Een theorie moet dus zo opgesteld worden dat hij falsifieerbaar is. Een theorie die niet gefalsifieerd kan worden heeft geen empirische inhoud.
De
empirische inhoud van een theorie is het aantal uitspraken die je kunt afleiden uit de theorie die gefalsifieerd kunnen worden. Oftewel: het aantal
potentiële falsificatoren.
Het aantal potentiële falsificatoren is een maat om theorieën te vergelijken. Daarnaast kan men een theorie vergelijken op de corroboratiegraad à het aantal falsificatietests die een theorie heeft doorstaan.
Graad van falsifieerbaarheid
Een erg goede theorie is een theorie die verschillende
riskante claims doet over de wereld en daardoor dus erg falsifieerbaar is maar de falsificatie ontloopt tijdens testen.
We leren van onze fouten. Wetenschap maakt een progressie door
trial and error.
Door de eis dat theorieën falsifieerbaar moeten zijn moeten zij ook meteen erg
specifiek en goed uitgewerkt zijn.
Speculaties die erg riskant zijn hebben de voorkeur, iets dat bij de inductivisten juist sterk afgeraden werd. Alleen door speculatieve theorieën die erg controversieel met de huidige kennis zijn kan een grote verandering in de wetenschap tot stand komen. Er is geen gevaar om riskante theorieën op te stellen omdat je ze, wanneer ze gefalsifieerd zijn, gewoon aan de kant kan zetten.
Falsificatie, en dan?
Een theorie kan dus gefalsifieerd worden. Wat moet je in dat geval doen?
- Niet conventionalistische strategie: herinterpreteren van de uitspraak die de theorie gefalsifieerd heeft.
- Conventionalistische strategie: dit is geen voorbeeld van de theorie, maar een nieuw soort van de theorie.
Je mag echter geen ad hoc hypothesen invoeren om de theorie te redden.
Je mag de theorie echter wel aanpassen als dit leidt tot nieuwe voorspellingen.
Falsificationisme en vooruitgang
Wetenschap begint met
problemen. Wetenschap begint niet met observatie.
Een
premisse van de deductie bestaat uit een hypothese. De tweede premisse is een beschrijving van de experimentele set-up. Als een theorie de falsificatiepoging doorstaan heeft kan men de theorie verder verfijnen en weer aan een falsificatiepoging onderwerpen. Op deze manier krijgt men steeds meer informatieve theorieën.
Carnap
Carnap was ook een tegenstander van het logisch positivisme.
Hij verving verificatie met confirmatie
Verificatie zegt dat een theorie (algemene uitspraak) die overeenstemt met observatie waar is.
Confirmatie zegt dat een theorie (algemene uitspraak) die overeenstemt observatie bevestigd wordt.
Confirmatie is echter geen logisch bewijs voor de waarheid van een theorie. Daarnaast blijft het
inductieprobleem bestaan.