De Indo-Europese taalfamilie en het Proto-Indo-Europees
De Indo-Europese taalfamilie is een taalfamilie waartoe vooral talen uit Europa en West-Azië behoren. In totaal spreken ongeveer 3 miljard mensen een taal als moedertaal die behoort tot de Indo-Europese taalfamilie.
Geschiedenis
De meeste Europese talen behoren tot de Indo-Europese taalfamilie, die als oorsprong één oertaal zou hebben. Men kwam op het spoor van deze oertaal toen er geschriften in het zeer oude Sanskriet gevonden werden. Deze taal bleek grote overeenkomsten te hebben met talen uit de Europese taalfamilie, waaronder het Nederlands. Dit sterkte de gedachte dat de talen een zelfde oorsprong moesten hebben in de vorm van één oertaal.
Subgroepen
De vier grootste subgroepen van de Indo-Europese taalfamilie zijn de volgende:
- Germaanse talen waaronder: Engels, Duits en Nederlands
- Indo-Iraanse talen waaronder: Perzisch, Bengaals en Hindi
- Romaanse talen waaronder: Spaans, Frans en Italiaans
- Slavische talen waaronder: Pools, Russisch en Oekraïens
Andere voorbeelden van talen die tot de Indo-Europese taalfamilie, die in totaal rond de 400 talen bevat, behoren, zijn het Hindi, het Latijn en het Grieks.
Europese talen die niet tot de Indo-Europese taalfamilie behoren zijn de volgende: het Baskisch, het Fins en het Hongaars.
Gelijkenissen
In deze tabel zie je in hoeverre bepaalde woorden in verschillende talen uit de Indo-Europese taalfamilie op elkaar lijken.
Nederlands | Duits | Engels | Frans | Latijn | Sanskriet |
Vader | Vater | Father | Père | Pater | Pitar |
Moeder | Mutter | Mother | Mère | Mater | Matar |
Broeder | Bruder | Brother | Frère | Frater | Bhratar |
Zuster | Schwester | Sister | Soeur | Soror | Svasar |
Het Proto-Indo-Europees
Het Proto-Indo-Europees is geen echt bestaande taal, het is een hypothetische voorloper van de Indo-Europese talen. Het vermoeden is dat deze taal tot 3000 voor Christus gesproken werd door mensen die rondom de Kaspische Zee en in Anatolië (tegenwoordig het Aziatische deel van Turkije), maar dit is niet goed te bewijzen. De taal is gereconstrueerd op basis van alle talen die deel uitmaken van de Indo-Europese taalfamilie, maar er zijn nog veel twistpunten en onduidelijkheden wat betreft de proto-taal.
Talen die veel gebruikt zijn om het Proto-Indo-Europees te reconstrueren zijn het Grieks, Sanskriet en de Baltische talen. Van bijvoorbeeld het Grieks en het Sanskriet zijn heel oude geschreven bronnen teruggevonden, die dus van groot belang zijn geweest, van de Baltische talen is echter bekend dat de talen heel weinig veranderd zijn. Deze talen zijn voor het reconstrueren belangrijker dan talen waar minder van bekend is.
In het Nederlands is nog een kenmerk te vinden dat zijn oorsprong waarschijnlijk heeft in het Proto-Indo-Europees, namelijk de vorming van de verleden tijd op een werkwoord door klankverandering (ablaut genaamd). Dit zie je in bijvoorbeeld spring -sprong en dit is een zeer oud verschijnsel.