Rembert Dodoens, baanbrekende kruidenwetenschapper

Let op! Dit artikel is geschreven vanuit de persoonlijke visie van de auteur en bevat mogelijk informatie die niet wetenschappelijk onderbouwd is en/of aansluit bij de algemene zienswijze.
Inhoud:
- Stadsgeneesheer van Mechelen
- Nederlands ipv Latijn
- Classificatie
- Cruydeboek, een standaardwerk
- Werkelijkheid
- Plantaardigheden.nl zet Cruydeboek online
Stadsgeneesheer van Mechelen
De vader van Rembert Dodoens was geboren in Friesland. Hij verhuisde naar Mechelen om er de stadsgeneesheer te worden. Dodoens, beter bekend onder zijn gelatiniseerde naa m Rembertus Dodonaeus, groeide op in een rijke familie. Hij studeerde geneeskunde, aardrijkskunde, kosmografie, Latijn en Grieks aan de universiteit van Leuven. Op zijn 18e was hij reeds afgestudeerd in de geneeskunde. Later zou Rembert Dodoens zich richten op de botanica; de leer die de planten bestudeert. Hij werkte samen met andere grote botanische geleerden. Carolus Linnaeus is de belangrijkste wetenschapper in de botanica; deze gaf 200 jaar na Dodoens overlijden een plantenfamilie de naam van Dodoens uit eer voor zijn werk.Nederlands ipv Latijn
Omdat Dodoens zowel geneesheer was als botanicus kende hij veel medicinale eigenschappen van planten. De apothekers van zijn tijd maakte veel gebruik van zijn boeken. Dodoens volgde zijn vader op in het ambt van stadsgeneesheer. Deze hield toezicht op de bereiding en het conserveren van medicinale kruiden door apothekers. Dodoens schreef in het Nederlands omdat hij vond dat kennis niet beperkt moest blijven tot de elite. In zijn tijd was het gebruikelijk om boeken in het Latijn te schrijven; de taal die de wetenschappers destijds gebruikten.Classificatie
Dodoens heeft voor de botanica enkele belangrijke vorderingen gemaakt. Het was tot dan toe gebruikelijk om kruiden te beschrijven op alfabetische volgorde. Dodoens heeft een systeem bedacht om kruiden te classificeren; dat wil zeggen hij heeft de kruiden in 26 groepen onder gebracht. Zijn systeem was niet gelijk perfect maar het hielp latere wetenschappers zoals Linnaeus wel een beter systeem te maken. Een tweede verbetering die Dodoens deed was het veldonderzoek doen naar kruiden zelf. Veel wetenschappers deden alleen onderzoek door tekstanalyses te maken van Griekse, Romeinse en Arabische boeken. Aangezien in de Nederlanden niet alle toen bekende planten voorkwamen, was het voor hem wellicht logisch om zelf de natuur in te gaan om plantensoorten te beschrijven. Dodoens heeft originele afbeeldingen van kruiden laten maken. Vele planten zijn onder zijn toezicht voor het eerst getekend en ten boek gesteld.Cruydeboek, een standaardwerk
Het belangrijkste boek wat Dodoens schreef was het Cruydeboek dat in 1554 verscheen. Dit werd door de beroemde Franse botanicus Clusius in het Frans vertaald. Anderen vertaalden het in het Engels. Het Cruydeboek bleef minstens 2 eeuwen een standaardwerk op het gebied van medicinale plantkunde. De Zweed Carolus Linnaeus gaf de botanica een tweede belangrijke impuls door het classificatiesysteem verder te optimaliseren. Het Cruydeboek werd door latere wetenschappers zoals de Engelse Gerard grotendeels overgeschreven. In onze moderne tijd wordt Dodoens regelmatig geciteerd omdat zijn Cruydeboek een naslagwerk is geworden over de stand van zaken met betrekking tot de geneeskunde, tegenwoordig de kruidengeneeskunde. In de tijd van Dodoens was dat de enige vorm van geneeskunde aangezien de farmaceutische industrie pas 300 jaar na hem begon op te komen.Een voorbeeld van een beschrijving uit Cruydeboeck van Dodoens:
Die groote Madelieven hebben gruene langachtighe rontsomme gekerfde bladerkens/ ende ronde stelen met ghelijcken bladerkens becleet/ somtijts twee voeten hooch wassende/ daer op voortcomen schoone bloemkens/ die in dmiddel geel sijn ende rontsomme met veel cleyne witte bladerkens beset
Vertaling in moderrn Nederlands:
De grote madeliefjes hebben rondom groene, lange blaadjes en ronde stelen die bekleed zijn met dezelfde blaadjes. Soms groeien ze twee voeten hoog. Daarop komen mooie bloemetjes voort die in het midden geel zijn en rondom veel kleine, witte bloemblaadjes bezitten.