Klonen: allemaal gelijk?
Een wereld vol met ideale mensen, allemaal exact even lang met dezelfde kleur ogen en haar, dezelfde schoenmaat en een even grote neus. Op elke hoek van de straat kom je jezelf tegen en bij de bakker, die er net zo uit ziet als jij, staat een rij met mensen die er net zo uitzien als jij. Met klonen kan het allemaal. Schrikbeeld of toekomst?
Wat voor soorten klonen bestaan er?
Je kunt klonen onderverdelen in drie soorten:
- Genetisch klonen
- Therapeutisch klonen
- Reproductief klonen
Genetisch klonen is het veranderen van het DNA van een gewas. Zo kun je er bijvoorbeeld voor zorgen dat een gewas niet meer vatbaar is voor een ziekte of dat de vruchten groter groeien waardoor ze beter geschikt zijn voor consumptie.
Bij therapeutisch klonen worden stamcellen gemaakt met het DNA van een bepaalde patiënt. Die stamcellen kunnen uitgroeien tot allerlei soorten cellen; van bloedcel tot huidcel of botcel. Het handige hiervan is dat je cellen kunt maken zonder dat ze worden afgestoten door het immuunsysteem van de patiënt.
De bekendste toepassing van klonen is het reproductief klonen. Hierbij wordt een heel nieuw individu gemaakt. Dit individu heeft dan precies hetzelfde DNA als het gekloonde dier (of mens). Dit klinkt heel futuristisch maar eigenlijk is een eeneiige tweeling al een goed voorbeeld van een kloon. Hierbij zijn de cellen in een vroeg stadium tot twee embryo’s uitgegroeid maar beide embryo’s hebben hetzelfde DNA.
Genetisch materiaal
Om de manier van klonen te kunnen begrijpen, moet je weten wat DNA is en wat het met je doet. Elke cel in je lichaam heeft 46 chromosomen. Een chromosoom bestaat uit DNA dat een code is voor de genen in die cel. Elke cel in je lichaam heeft precies hetzelfde DNA maar niet alle genen zijn in elke cel ‘aan’. Sommige zijn zo straks opgerold dat ze niet worden afgelezen en dus niet worden gebruikt. Dat hoeft ook niet want een gen voor oogkleur hoeft niet in je hand tot expressie te komen.
Er zijn twee soorten cellen die maar de helft van het aantal chromosomen hebben: de eicellen en de spermacellen. Als die cellen bij elkaar komen, heeft de bevruchte eicel toch weer 46 chromosomen. De helft van het genetisch materiaal van het kind is dus van de moeder, de andere helft komt van de vader. Tot zo ver weinig nieuws!
Klonen in de praktijk
Bij het maken van een heel nieuw organisme zijn stamcellen nodig. Totipotente stamcellen kun je zien als een soort ‘oercellen’ die nog alles kunnen worden. Ze kunnen zich ontwikkelen tot een zenuwcel of een botcel, maar ze kunnen ook huidcel of bloedcel worden. Een eicel is zo’n totipotente stamcel; daaruit kan het hele organisme nog groeien. Voor klonen is een onbevruchte eicel nodig en een lichaamscel (een somatische cel). De kern met 23 chromosomen wordt uit de eicel gezogen en in plaats daarvan wordt de kern van de lichaamscel in de eicel geplaatst. De kern en de eicel worden gefuseerd met elektrische stroom. De kern van de lichaamscel heeft gewoon 46 chromosomen dus is er een stamcel ontstaan met 46 chromosomen. Het enige verschil met een ‘gewone’ eicel is dat het genetisch materiaal nu maar van 1 persoon afkomstig is: de persoon die gekloond gaat worden.
Na het maken van de stamcel met het juiste DNA kan de eicel in een draagmoeder gebracht worden. Hierin kan de stamcel uitgroeien tot een embryo en daarna tot een volwaardig organisme.
Toepassingen voor klonen
Reproductief klonen zou een oplossing kunnen zijn voor het tekort aan orgaandonoren. Stel je eens voor dat je een nier nodig hebt en je die gewoon uit jouw kloon kunt halen. Dan heb je geen last meer van afstotingsproblemen en zou je zoveel klonen kunnen maken als je maar nodig hebt.
En zou het niet handig zijn dat je een paar cellen van je kat alvast kunt bewaren voor het geval je kat overreden wordt? Dan kun je daarna gewoon een nieuwe klonen en heb je je lievelingshuisdier weer terug. Naast het therapeutisch klonen is ook het genetisch klonen erg handig. Er bestaat al maïs dat resistent is gemaakt tegen bepaalde ziekten zodat de oogst minder snel mislukt. En de aller-oudste vormen van klonen zijn enten en stekken, iets wat mensen met groene vingers misschien wel dagelijks toepassen.
Waarom zijn we nog niet begonnen?
Het klinkt allemaal zo simpel en handig, waarom kan ik mezelf dan nog niet klonen? Om te beginnen is de wetenschap nog niet zo ver dat alles en iedereen in een handomdraai gekloond kan worden. Van alle ingeplante eicellen worden veruit de meeste afgestoten door het lichaam van de draagmoeder. Het immuunsysteem van die draagmoeder herkent de eicel als lichaamsvreemd en werkt het zo snel mogelijk het lichaam uit.
Een ander probleem is dat de kloon met veel gezondheidsproblemen te maken heeft. Dit komt omdat het DNA van de kloon veel ouder is dan het organisme zelf. Bij elke kopie die gemaakt wordt van het DNA om te kunnen delen wordt aan het einde van de streng een stukje DNA afgeknipt van het zogenaamde ‘telomeer’. Dit is niet erg want dit DNA kun je best missen. Echter, na een tijdje is het op en gaat de cel in apoptose. Dat betekent dat de cel zelfmoord pleegt. Dit gebeurt ook in een gezond lichaam en is deel van het verouderingsproces maar omdat in een gekloonde cel dit al veel vaker heeft plaatsgevonden is het DNA al tientallen delingen ouder dan de eicel waar het in zit. De kloon wordt dus niet erg oud.
Ook genetisch klonen heeft zo zijn nadelen. Natuurlijk is het handig dat de planten minder vatbaar zijn voor een bepaalde ziekte maar het nadeel is dat ze allemaal exact gelijk zijn. Als er dan een nieuwe ziekte de kop opsteekt waar de planten niet tegen kunnen, is in één keer het hele gewas verwoest.
Tot slot zijn er natuurlijk ook nog de ethische vraagstukken die ervoor zorgen dat we niet zomaar in het wilde weg iedereen kunnen gaan klonen. Als het al zou lukken een mens te klonen, heeft die reproductie dan net zoveel rechten en plichten als de originele mens of kunnen we zomaar van iedereen een kloon maken om die te gebruiken als orgaandonor? En als we allemaal exact hetzelfde zijn, hoe kun je dan nog ergens goed in zijn? Gelijke
behandeling is natuurlijk wel zo eerlijk, maar iedereen gelijk moeten we misschien maar niet willen…