De grens van leven en dood
De grens van leven en dood: wat is leven, wat is dood en wat leeft net op de grens? Dit is vaak moeilijk te zeggen. Wat dood is, heeft geen stofwisseling en geeft geen reacties op prikkels. Wat leeft, heeft dit wel, en kan zich bovendien voort planten. Maar wie op de grens van leven en dood leeft, kan beiden. En het virus is daar een van. En wellicht ook de enigste.
Wat leeft en wat is dood
Alles wat leeft, kan ademen, voedsel omzetten in energie, afvalstoffen uitscheiden, zich voortplanten en reageren op prikkels. Een organisme bestaat uit tenminste 1 cel. Zonder cel is er geen leven. Dit zijn de voorwaarden om iets levend te noemen. Wanneer een organisme niet aan bovenstaande voorwaarden voldoet, kan het dood genoemd worden. Een levenloos organisme is iets dat nooit levensverschijnselen heeft vertoond. Een levend organisme gaat dood wanneer de stofwisseling in het lichaam stopt. Ook valt de reactie op prikkels uit. Cellen blijven wel bestaan maar kunnen niet meer reageren. Wanneer iets dus een cel heeft, wil het niet zeggen dat het ook levend is, omdat er ook een stofwisseling en reactie moet plaats vinden binnen in de cel.
De grens
Een virus leeft net op de grens van leven en dood. Alle organismen bezitten minstens 1 celkern, die de groei en voortplanting regelt. Virussen hebben geen celkern. Ze bezitten een kern met wat nucleïnezuur, sommige virussen hebben daaromheen een vliesje met eiwitten. Een virus is voor zijn voortplanting afhankelijk van andere cellen van gastheren. Ze dringen daar binnen en gebruiken het DNA van de gastheercellen om zichzelf te kopiëren. Wanneer ze andere cellen gaan infecteren, vernietigen ze hun gastheercel. Wanneer een virus uit een weefsel wordt verwijderd, is hij dood. Dit omdat er dan geen sprake is van levenseigenschappen. Zonder gastheercel kan het virus zichzelf niet voortplanten, is er geen stofwisseling en kan hij niet reageren op prikkels. Van virussen word ook wel gezegd dat ze een van de eerste levensvormen op aarde waren, omdat ze zonder gastheercel gewoon blijven bestaan, en zodra er een gastheercel is, ze tot leven komen.
Mimivirus
Het mimivirus heeft daarentegen wel een soort van stofwisseling. Het is echter door een gebrek ribosomale genen voor eiwitten en energie wel weer afhankelijk van een gastheercel. Daar door leeft het mimivirus voor wetenschappers net op de grens van leven en levenloos. Het mimivirus is een virus dat groter is dan een bacterie, en daarom al apart dan de andere virussen. Pas in 1992 werd dit virus ontdekt.
Kunstmatig virus
In Californië heeft men een kunstmatig virus gemaakt, door wat chemische verbinding bij elkaar te voegen. Het werd op een levend celweefsel gebracht en het virus kwam tot leven en begon het DNA van zijn gastheer te kopiëren. De verbindingen bestonden uit eiwitten en nucleïnezuur, die aan de basis staan voor al het leven op aarde. Gevreesd word dat terroristen deze verbindingen zullen gebruiken om kunstmatige virussen te maken om hiermee mensen te besmetten met een ziekte, als biologisch wapen.
Virus in de ruimte
Sommigen beweren dat virussen uit de ruimte komen. Echter is het de vraag of een virus zonder beschermlaag wel door de atmosfeer en de hogere sferen kan reizen. Theoretisch zou het mogelijk zijn omdat zonder gastheercel het virus niet dood kan gaan: het is tenslotte al dood. Echter is het nog nooit wetenschappelijk bewezen dat een virus uit de ruimte komt. Waarschijnlijk zijn virussen ontstaan uit bacteriën, maar ook dit is een theorie die nog niet vast staat. De vraag is een beetje het kip-ei-probleem: wie was er het eerste, de kip of het ei? En dit ook met virussen en bacteriën: wie was er het eerst? Soms denkt men dat cellen er het eerst waren, en virussen zijn ontstaan doordat er genetisch materiaal uit die cellen is ontsnapt, dat ingekapseld is en zo als virus doorging. Een andere theorie is dat ze tegelijk zijn ontstaan: bacteriecellen met daarop viruscellen. Nieuwe virussen ontstaan door mutaties in oude virussen.
Eencellige dieren
Om terug te komen op het feit dat alles wat leeft minimaal een cel moet hebben, komen we op de eencellige dieren uit: dit zijn dieren die in tegenstelling uit andere diersoorten uit slechts een cel bestaan. Dit zijn het pantoffeldiertje, de amoebe en oogdieren, maar ook andere eencellige diersoorten kennen we. In de amoebe is voor het eerst het mimivirus aangetroffen, nadat men onderzoek deed naar legionella in watertanks. Eencellige diertjes leven altijd in water.