Anarchie in Somalië: hoe het zover heeft kunnen komen
Na de Tweede Wereldoorlog volgde een proces van dekolonisatie in Afrika. Ook Somalië onderging deze verandering. In 1960 werden achtereenvolgens Brits Somaliland en Italiaans Somaliland onafhankelijk, en samen vormden zij de republiek Somalië met een bevolking van circa 2 miljoen mensen. Er volgde een periode van politieke instabiliteit en sociale chaos in het land.
Met name de vermeende achterstelling van het noorden van het land (voormalig Brits Somaliland) zorgde voor veel onrust en een mislukte staatsgreep in 1961. Ook de relaties met de buurlanden waren niet echt optimaal, zo beweerde de Somalische regering aanspraak te hebben op de Ogaden woestijn in Ethiopië, een provincie in het noordoosten van Kenia, en Djibouti. In deze gebieden leefden namelijk mensen die verwant waren aan het Somalische volk, en Somali spraken. In de jaren die volgden was er sprake van vele kleinschalige conflicten, hongersnood, chaos en het komen en gaan van presidenten.
Bij een werkbezoek aan Noord-Somalië in 1969 werd toenmalig president Shermarke vermoord door een politieagent. Het land, waar het toch al zo lang onrustig was, had nu een machtsvacuüm. Mohammed Siad Barre, leider van het leger, zag zijn kans en greep de macht. Hij vestigde een communistisch regime en in de loop van de jaren trok hij alle macht steeds verder naar zich toe. Dit regime hield decennia lang stand, en het was een periode van relatieve politieke stabiliteit. Echter, door zijn bewind maakte hij veel vijanden in het verzet groeide. In 1991 was de situatie voor hem niet meer te houden en viel het regime. Het land verviel in chaos. Het daaropvolgende decennium werd gekenmerkt door gebrek aan centraal bestuur, anarchie, hongersnood en burgeroorlogen.
Mohammed M. Sahnoun schreef dat in maart 1992 ‘ten minste 300.000 mensen waren omgekomen van de honger of door hongergerelateerde ziekten in Somalië (op een bevolking van 8 miljoen mensen). Ongeveer 70% van de veestapel van het land was verloren gegaan en de akkers waren verwoest, waardoor de boerengemeenschap gedwongen was te vluchten naar andere gebieden in Somalië of vluchtelingenkampen over de grenzen. Ongeveer 500.000 mensen bevonden zich in kampen in Ethiopië, Kenia en Djibouti.’
De hongersnood was zelfs nog extremer dan uit het voorgaande blijkt. Zo schrijft Clement Adibe voor de Verenigde Naties in 1995: ‘Zó ernstig en wijdverspreid was de hongersnood dat halverwege 1992 het Internationaal Comité van het Rode Kruis schatte dat 95% van de Somalische bevolking aan ondervoeding leed, “waarbij 70% aan ernstige ondervoeding leed.” In september 1992, schatte het ICRK dat 1.5 miljoen Somaliërs ernstig bedreigd werden door verhongering (…) Simpel gesteld, maanden na Barre’s val, hadden een combinatie van burgeroorlog en hongersnood Somalië verlaagd tot een kerkhof voor de levende doden.’
Interessant is, hoe dit land in deze periode van verschrikkingen terecht is gekomen en welke factoren hierbij van invloed waren. In hoeverre is deze anarchie nu eigenlijk te wijten aan het beleid van Siad Barre en zijn regime? Door dit te onderzoeken wordt duidelijk of het enkel aan de voorafgaande regering te wijten was en welke andere invloeden er speelden, zodat deze les uit het verleden kan bijdragen aan de stabiliteit van Somalië vandaag de dag.
Om tot het antwoord op deze vraag te komen is het interessant om eerst te kijken naar wat dit autoritaire regime nu eigenlijk inhield en welk beleid gevoerd werd, om te zien waar het nu eigenlijk allemaal mis ging. Ook is het belangrijk de relaties met, en het beleid ten opzichte van, de andere landen in de regio en daarbuiten te bestuderen. Somalië is al eeuwen onder invloed van buitenlandse inmenging en dit zou ook zijn invloed kunnen hebben gehad op het vervallen in anarchie in 1991.
Het Regime
Nadat het leger onder leiding van Mohammed Siad Barre de macht had gegrepen en deze tot president was benoemd, werd de zogenaamde Opperste Revolutionaire Raad ingesteld, met Siad Barre als voorzitter. Deze had de macht over het land en dit betekende het einde van de tot dan toe inefficiënte parlementaire democratie in Somalië. Het volk verwelkomde deze verandering en steunde de nieuwe regering, voornamelijk omdat het leger het vertrouwen van het volk had weten te winnen in het voorgaande decennium. Het leger was altijd de enige stabiele factor geweest, die hielp bij natuurrampen en voor bescherming van het volk zorgde. De nieuwe machthebbers vonden dat Somalië strenger islamitisch moest worden, en wilden bovendien de stammentraditie en clanstructuur afschaffen. In 1970 werd Somalië officieel uitgeroepen tot ‘Socialistische Staat’. Tegen elke vorm van verzet tegen de regering werd hard opgetreden. Vier jaar later trad Somalië toe tot de Arabische Liga, geheel in lijn met het beleid van toenadering tot de Arabische landen. In dezelfde periode was er sprake van een hongersnood door aanhoudende droogte, een situatie die Siad Barre aangreep om de noodtoestand af te kondigen, wat hem als president nog meer macht gaf. In 1976 besloot Barre het politieke Sovjetsysteem te integreren, en de Opperste Revolutionaire Raad werd vervangen door de Somalische Socialistische Revolutionaire Partij, de enige toegestane partij (deze stond vanzelfsprekend onder zijn leiding). Ondertussen nam de steun van de bevolking sterk af. Door het communistische beleid dat tegen de clanstructuur gericht was, werden veel zaken die vroeg door clanleiders geregeld werden nu geregeld in regionale centra van de overheid. Dit riep veel verzet op, en in 1978 vond er een mislukte staatsgreep plaats. Ook werd de eerste grote verzetsbeweging opgezet, een leger van ruim 2000 rebellen dat vanuit de Ogaden werkte. Als antwoord op de verzetsbewegingen die opkwamen versterkte Siad Barre zijn greep op het land. In 1980 werd de Opperste Revolutionaire Raad in haar oude positie hersteld. Op deze manier waren er die regeringsmechanismen tegelijkertijd (de Partij, de Revolutionaire Raad en de regering met haar ministers), hetgeen voor veel verwarring zorgde waardoor het maken van de beslissingen uiteindelijk bij Siad Barre terecht kwam.
Het regime voerde gestaag een waar schrikbewind in, waarbij de geheime dienst overal spionnen en informanten had. Hierdoor durfden mensen geen kritiek meer te leveren op het regime, want zelfs je buurman kon je verraden. Tegenstanders van de regering werden opgesloten, vermoord, verkracht of gemarteld. Wanneer een rebellengroep lid van een bepaalde clan actief was, werd de gehele clan gestraft. Siad Barre’s Rode Baretten namen deze taak op zich. Zij vernietigden of vergiftigden watervoorzieningen, verkrachtten vrouwen op grote schaal, en moordden hele veestapels en dorpen uit. In feite werd op dat moment begonnen de basis te leggen voor de chaos en verschrikkingen die het land te wachten stonden. Door deze massale acties puur gericht op het uitmoorden van hele volksstammen ontstond een grootschalige hongersnood in het noorden van het land.
De conflicten en het enorme geweld dat uiteindelijk uitmondde in totale anarchie en chaos, zijn volgens sommigen te wijten aan de oorlogszuchtige en op etniciteit gerichte natuur van de Somaliërs. Zo schreef Andrew S. Natsios in 1993: ‘De Somaliërs zijn van nature een opmerkelijk etnocentrische cultuur (..)’. Om dit standpunt te versterken citeert hij een oud Somalisch gezegde dat hun wereldbeeld suggereert: ‘Ik en Somalië tegen de wereld, ik en mijn clan tegen Somalië. Ik en mijn familie tegen de clan, en ik tegen mijn familie.’ Zij beweren dat het regime van Siad Barre weliswaar verschrikkelijk was, maar dat zij niet de directe oorzaak vormt van de anarchie en conflicten in het land.
Er gaan echter ook andere geluiden op. Een andere verklaring is dat de conflicten niet in de eerste plaats aan de Somalische cultuur te wijten zijn, maar juist aan het probleem van politiek wanbeleid. Het vervallen in chaos van Somalië was het gevolg van opstanden die gevoed werden door zowel clangerelateerde rivaliteit als bredere politieke en economische overwegingen. Het noorden van Somalië, waar de grote clan de Isaaq de meerderheid vormt, kwam in gewapend conflict met de zuidelijke stammen. Zij waren van mening dat de zuidelijke stammen alle mogelijke politieke macht naar zich toe hadden getrokken sinds Siad Barre de macht had gegrepen in 1969. De inwoners van Noord-Somalië zagen zichzelf tekortgedaan en zagen door het autoritaire regime geen enkele mogelijkheid om dit op democratische wijze op te lossen. Hun opstand werd geleid door de Somalische Nationale Beweging en de regering, die de opstand niet kon voorkomen, zette vliegtuigen en zwaar geschut in tegen de burgerbevolking. Het enorme geweld van de regering werd door de bevolking beantwoord met nog meer gewapend verzet door splintergroeperingen. Naarmate het verzet groeide werd de onderdrukking opgevoerd, en het land kwam in een spiraal van geweld.
De regering probeerde de overhand te houden door clans tegen elkaar op te stoken en binnen clans conflicten te doen oplaaien. Het regime probeerde haat te zaaien waar het maar kon om zo via het aloude principe van divide et impero de macht in handen te houden. Door de bevolking tegen elkaar op te zetten en chaos te creëren werd de weerstand tegen de regering verzwakt. Niet voor niets spreekt Maria Brons over Siad Barre als ‘begaafde manipulator van het clansysteem’. Door deze interne conflicten op te zetten werd een spiraal van geweld gecreëerd die na de val van het regime de situatie in Somalië zeer sterk verslechterde.
Doordat het Somalische leger zo bezig was in het noorden, grepen oppositiegroepen in het zuiden naar de wapens. In 1989 verenigden de verzetsgroepen in het zuiden zich in één politiek-militaire eenheid genaamd het Verenigd Somalisch Congres. Halverwege 1990 was het regime zowel in het noorden als het zuiden ernstig verzwakt. Territoriaal gezien bezaten zij enkel nog de hoofdstad Mogadishu. Siad Barre raakte in paniek en begon massaal wapens uit te delen aan de bevolking in de hoofdstad om de stad in handen te houden. De delen van de stad die tot de Hawiye-clan behoorden, werden geplunderd en vernietigd. De chaos was compleet toen in januari 1991 Siad Barre en zijn volgelingen chaotisch vertrokken uit de hoofdstad. Robert Patman schreef hierover: `Siad’s terugtrekkende troepen namen een verschroeide-aarde tactiek aan toen ze door Somalië’s akkers trokken, in de Jubba vallei, richting het gebied zuidelijk van Mogadishu (…) De troepen slachtten vee af, plunderden gewassen en moordden lokale boeren uit (…), als gevolg verspreidden vernietiging en hongersnood zich over Zuid-Somalië.’
De regering had niet alleen de gehele sociale infrastructuur in Mogadishu vernietigd, zij hadden ook de bevolking tegen elkaar opgezet en lieten een stedelijke bevolking achter die verdeeld was door haat en geweld tussen en binnen clans. Met het vertrekken van de regering was het machtsvacuüm compleet en het land verviel nog verder in anarchie en burgeroorlogen.
Het Buitenland
Het is dus duidelijk dat Siad Barre en zijn mensen met hun binnenlandse beleid een bodem hadden gelegd voor anarchie, hongersnood en burgeroorlogen. Maar ook de buitenlandse politiek en andere landen zijn hierop van invloed geweest. Om te beginnen is het al mis gegaan ten tijde van de dekolonisatie. Door het Somalische volk niet binnen de grenzen van één staat te brengen werd de bodem gelegd voor latere conflicten in de regio over de Ogaden woestijn en Noordoost Kenia.
De Somalische staat had sinds de onafhankelijkheid al een groot leger tot haar beschikking. Siad Barre gebruikte dit leger enerzijds om de interne vijanden van het regime te bestrijden, en anderzijds om Ethiopië te bestrijden eind jaren ’70, in een poging de Ogaden-woestijn te annexeren. De regering had altijd al luidkeels de gebieden buiten Somalië waar mensen van het Somalische volk woonden geclaimd, en gesproken van een ‘Groot Somalië’. Hiermee had zij geen vrienden gemaakt en raakte Somalië politiek geïsoleerd in de Hoorn van Afrika.
Na 1969 waren er twee verschillende invloeden van buitenaf die de Somalische staat versterkten. Enerzijds was er de indirecte strijd in de Hoorn van Afrika tussen de supermachten in de Koude Oorlog, en anderzijds de humanitaire hulp voor Ethiopisch-Somalische vluchtelingen. Siad Barre volgde een strategie waarbij hij externe politieke belangstelling in Somalië tot het voordeel van zijn eigen regime wist te vormen. Door direct na de staatsgreep een communistische staatsvorm in te voeren verscherpte Siad Barre de oost-west tegenstelling in de Hoorn van Afrika. Ethiopië was in die tijd een bondgenoot van de Verenigde Staten. Toen in 1976 de Somalische Revolutionaire Socialistische Partij werd opgericht beantwoordde de Sovjet-Unie dat met verhoogde militaire steun. Echter, de Sovjet-Unie had bredere ambities in de regio. Toen Ethiopië brak met de Verenigde Staten greep de Sovjet-Unie haar kans en met Ethiopië als bondgenoot werd geprobeerd één groot communistisch machtsblok in de regio te vestigen. Probleem was echter dat Somalië nog steeds aanspraak maakte op de Ogaden woestijn in Ethiopië en in 1977 kwam het, ondanks het afraden van Barre’s Sovjetadviseurs, tot een open invasie van de Ogaden woestijn. De Somalische regering ging er van uit dat de Verenigde Staten hen zouden steunen als de Sovjet-Unie wegviel als bondgenoot. Na enige maanden beide partijen gesteund te hebben met wapens, besloot de Sovjet-Unie de levering van wapens aan Somalië stop te zetten. Siad Barre verbrak alle banden met de communisten en de Sovjet-Unie besloot enorme militaire steun te verlenen aan Ethiopië. Echter, hulp van de Verenigde Staten bleef uit en de Somaliërs werden al snel verdreven. Het verliezen van de oorlog zorgde voor een teneergeslagen en teleurgestelde stemming onder de Somalische bevolking, en werkte het verzet tegen het regime in de hand. De oorlog tegen Ethiopië had de omringende landen extra gealarmeerd, en zij gingen militaire verbonden aan tegen het agressieve Somalië. Door de Somalische droom van een Groot Somalië hadden deze landen geen baat bij een stabiel Somalië en daarom waren zij niet geneigd in te grijpen toen het land in chaos verviel, hetgeen de crisis in 1991 alleen maar verergerde.
Zeer langzaamaan kwam de militaire hulp aan Somalië door de VS op gang in de eerste helft van de jaren ’80, maar alleen op voorwaarde dat het niet tegen Ethiopië zou worden ingezet. Door druk van de Verenigde Staten moest de regering haar beleid ten opzichte van het ‘Groot Somalië’ drastisch veranderen en in 1988 werd een vredesverdrag gesloten met Ethiopië. De Verenigde Staten waren enkel geïnteresseerd in een sterke en stabiele regering in Somalië, en lette daarbij niet op de mate waarin zij de Somalische regering sterkten in hun geweld tegen de bevolking. Door Amerikaanse steun kon de regering haar ‘veiligheidsdiensten’ in stand houden en de bevolking met harde hand onderdrukken. Maria Brons omschrijft treffend hoe de Koude Oorlog de Somalische regering goed uit kwam: ‘Het internationale beleid van de Amerikaanse en andere Westerse regeringen en de behoeftes van het verzwakte Somalische regime vulden elkaar aan waarbij in dit proces de instabiliteit voor de bevolking in het conflictgebied vergroot werd’.
Toen rond 1990 de slachtingen door de regering een hoogtepunt bereikten en het duidelijk werd dat de regering het niet zou redden, trokken de VS snel hun handen terug en verbraken de banden met de Somalische regering. Maar het kwaad was al geschied. Zowel de Sovjet-Unie als de Verenigde Staten hebben zich decennia lang met de regio bemoeid en door wapenzendingen en financiële steun de conflicten aangewakkerd en verergerd. Er waren extreem veel wapens in omloop gekomen in de Hoorn van Afrika, en de conflicten waren hoog op gelaaid. Na de val van het regime van Siad Barre kwamen al deze wapens in handen van milities in de burgeroorlogen. Zo schrijft Jonathan Stevenson in 1993: ‘(…) minstens 100.000 wapens, producten van de Koude Oorlog, vielen in de handen van Somalische tieners, (…). De jongeren trokken door de straten in jeeps met machinegeweren erop genaamd ‘technicals’, zo genoemd omdat zij geld afpersten, soms met gerichte geweren, van hulporganisaties voor “technische assistentie”.’
Er kwam ten tijde van de extreme hongersnood wel humanitaire hulp en er werd veel voedsel gezonden, maar doordat de distributie van deze hulp onvoldoende werd gecoördineerd wakkerde het de conflicten alleen maar aan. Immers, wanneer de gehele bevolking ondervoed is staat voedsel gelijk aan macht. De voedselzendingen werden dan ook ingenomen door milities en gebruikt als machtsmiddel.
Conclusie
Al met al is het duidelijk dat een samenloop van veel verschillende factoren leidde tot de explosie van geweld en hongersnood in Somalië in de jaren ’90 van de twintigste eeuw. De Westerse landen en de Sovjet-Unie een niet te ontkennen invloed gehad. Al ten tijde van de dekolonisatie had men beter moeten letten op het leefgebied van de volkeren om latere conflicten te voorkomen. Daarnaast werden de conflicten met en de onderdrukking binnen Somalië in grote mate versterkt door invloed van de Koude Oorlog. Óók werd humanitaire hulp onvoldoende gecoördineerd waardoor instabiliteit enkel vergroot werd.
Maar dit alles weegt bij lange na niet op tegen de enorme verschrikkingen verricht door het regime van Siad Barre. Alleen al door zijn eigen clan lange tijd voor te trekken werd een basis van haat gelegd bij de andere clans, en een drang naar wraak bij de clans in het noorden. Daarnaast zorgde het systematisch vernietigen van watervoorzieningen en akkers, en het massaal uitmoorden van de bevolking, voor enorme chaos en hongersnood. En de voedingsbodem voor toekomstige interne conflicten werd alleen maar vergroot door het beleid van de regering waarbij overal haat gezaaid werd en de clans tegen elkaar op werden gezet, waardoor na de val van het regime verzoening tussen de clans niet meer mogelijk was. Door het agressieve buitenlandse beleid waren de andere landen in de regio niet meer gebaat bij een stabiel Somalië en dus niet geneigd in te grijpen. Door ook nog eens massaal wapens uit te delen aan de bevolking in de laatste dagen van het regime werd instabiliteit nog verder in de hand gewerkt. En zelfs toen de Siad Barre en zijn volgelingen op de vlucht waren, zorgden zij met massale plunderingen, slachtpartijen en vernielingen nog voor totale chaos en hongersnood in het zuiden van het land, die nog lang zou aanhouden.
Nee, het is duidelijk dat Siad Barre en zijn regering naast het feit dat ze een afschuwelijk bewind voerden, ook nog eens de basis hebben gelegd voor en decennium anarchie, chaos en hongersnood.
© 2008 - 2024 Daan123, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Warlords in SomalieDe Warlords in Somalië hebben op dit moment dus erg veel macht. Het zijn de krijgsheren van tegenwoordig. Een krijgsheer…
Online marktonderzoekMet de komst van het Internet is de populariteit en het gebruik van online marketing en online marktonderzoeken fors toe…
Het behaviorismePavlov is een van de grondleggers van het behaviorisme. Iedereen kent wel zijn onderzoek naar conditionering, waar hij h…
Bronnen en referenties
- Literatuurlijst
Adibe, C., Disarmament and Conflict Resolution Project. Managing Arms in Peace
Processes: Somalia (New York en Genève, 1995)
Brons, M.H., Society, security, sovereignity and the state in Somalia. From statelessness
to statelessness? (Utrecht, 2001)
Burnett, J.S., Where soldiers fear to tread: at work in the fields of anarchy (Londen,
2005)
Doornbos, M., ‘Somalia. Alternative scenarios for political reconstruction’, African
Affairs 402 (2002) 93-108
Natsios, A.S., ‘Food Through Force. Humanitarian Intervention and U.S. Policy’, The
Washington Quarterly, 17 (1994) 135-137
Patman, R.G., ‘The UN Operation in Somalia’, in: Ramesh Takur en Carlyle Thayer
(ed.), UN Peacekeeping in the 1990’s (Boulder etc., 1995) 85-104
Razack, S.H, Dark threats and white knights : the Somalia Affair, peacekeeping, and the
new imperialism (Toronto etc., 2004)
Sahnoun, M.M., ‘Prevention in conflict resoluton: the case of Somalia’, Irish Studies in
International Affairs, 5 (1994) 5-13
Stevenson, J., ‘Hope Restored in Somalia?’, Foreign Policy 91 (1993) 138