Vaccinatie: ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling
We vinden het tegenwoordig heel gewoon: als we op reis gaan naar risicogebieden laten we ons inenten tegen allerlei ziekten. Als kind al heeft bijna iedereen de nodige inentingen gekregen tegen verschillende ziekteverwekkers. Met als gevolg dat we gevrijwaard zijn gebleven van een aantal besmettelijke ziekten en wie weet een vroegtijdige dood. Dit dank zij vaccinatie. Over het ontstaan van vaccinatie, het principe, de ontwikkeling en de gevolgen voor de mensheid.
De geschiedenis van vaccinatie
Dat mensen immuun kunnen worden gemaakt door ze met opzet te besmetten wist men lang geleden al. In bijvoorbeeld India, Perzië en Turkije gebruikte men hiervoor de korsten van menselijke
pokken die op de huid van gezonde mensen werden aangebracht. Het werd ook wel in de neus gedaan. Dit gebeurde honderden jaren geleden al. Deze methode, die
variolatie werd genoemd (
Variola is de naam van het pokkenvirus), werd veel later ook gebruikt in Amerika. In 1721 probeerde men daarmee een pokkenepidemie in Boston de baas te worden. De vrouw van de Engelse ambassadeur in Turkije bracht de methode mee naar Engeland, waar men deze daar ook ging toepassen, al was deze manier van werken niet zonder risico. Pokken kwam in deze tijd veelvuldig voor en ongeveer 30% van de besmettingen verliep dodelijk. Van de kindersterfte kwam 40% voor rekening van een infectie met het pokkenvirus.
Voor meer over pokken zie:
Pokken: de enige uitgeroeide infectieziekte
Pokken: het pokkenvirus als biologisch wapen
Edward Jenner
De Engelse plattelandsarts Edward Jenner (1749-1823, foto boven) leidde een rustig bestaan in het landelijke Berkeley aan de Engelse westkust. Behalve met het genezen van zieken hield hij zich bezig met het schrijven van gedichten en met het verrichten van natuurstudie en klinisch onderzoek.
Omstreeks het jaar 1800 viel het hem op dat melkmeisjes, die door het melken een koepokinfectie aan de handen hadden doorgemaakt, geen mensenpokken meer kregen. Hij veronderstelde dat mensen immuun konden worden gemaakt tegen de mensenpokken door ze eerst met de vrijwel onschadelijke koepokken te besmetten. Hij experimenteerde toen eerst op een jongetje, later op een tweede, door de inhoud van een koepokblaas van een melkster in de huid aan te brengen. Deze kinderen kregen wel een plaatselijke pokpuist maar bleken later bij blootstelling aan echte pokken niet ziek te worden.
Wantrouwen
Zijn gedachtegang bleek juist. Zijn pogingen om de
vaccinatie (afgeleid van het Latijnse
vacca=koe en
vaccina=koepokstof) in te voeren ondervonden in het begin echter nogal wat tegenstand. Men was wantrouwend: het immuniseren van mensen door ze juist bloot te stellen aan kleine hoeveelheden pokken werd wel al langer toegepast, maar dan met verzwakte menselijke pokken, de eerdergenoemde variolatie. Het was echter moeilijk om hiermee zorgvuldig te doseren, waardoor behandelde mensen vaak toch nog ziek werden, ook met dodelijke afloop. Het nieuwe idee van vaccinatie gaf daarom ook aanleiding tot spot. Jenner zelf had in zijn jeugd zo'n pokkeninenting ternauwernood overleefd.
cartoon van James Gillray uit 1802: de Anti-Vaccine Society /
Bron: James Gillray, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Vaccinatiecampagne
De uitstekende resultaten van de vaccinatie - het enten met koepokstof - wonnen het echter uiteindelijk en kort nadat Jenner zijn bevindingen wereldkundig had gemaakt, werden in diverse landen een grootschalige vaccinatiecampagne opgezet.
De door Jenner ontdekte vaccinatie heeft ervoor gezorgd, dat de pokken in de 19e eeuw konden worden teruggedrongen.
Het succesvol op wereldschaal vaccineren van kinderen heeft ertoe geleid dat in 1980 door de WHO de wereld pokkenvrij werd verklaard, nadat zich in 1977 het laatste ziektegeval had voorgedaan. Ook al is het niet helemaal duidelijk of dit ook betekent dat nergens ter wereld het virus meer vrij voorkomt, in ieder geval is dit voor de mensheid het grootst behaalde succes op dit gebied tot nu toe.
Het principe van vaccinatie
Bij vaccinatie werkt men met twee soorten vaccins: dode en levende. De dode vaccins worden ofwel gemaakt van de ziekteverwekker, of van stoffen die door de ziekteverwekker gemaakt worden. Bij vaccinatie met dode vaccins wordt men niet ziek, ook niet een beetje. Voorbeelden hiervan zijn
difterie,
tetanus,
kinkhoest en
polio.
De levende vaccins bestaan uit verzwakte virussen: hierdoor krijgt de persoon in kwestie de ziekte wel - al is het heel mild - en daardoor wordt het mechanisme van antistofvorming in werking gezet. Voorbeelden van deze toepassing zijn
bof,
mazelen en
rode hond.
Na toediening van het vaccin wordt de afweer (het immuunsysteem) geactiveerd. Er worden
antistoffen aangemaakt. Als hierna een besmetting optreedt, herkent het lichaam de ziekteverwekker en kan het meteen beginnen met de bestrijding: de antistoffen binden zich aan de ziekteverwekker en zorgen ervoor dat deze onschadelijk wordt gemaakt. Elke ziekteverwekker heeft zijn eigen specifieke antistoffen.
Vaccinatie wordt ook wel aangeduid als
actieve immunisatie omdat het lichaam daarbij zelf wordt aangezet om antistoffen aan te maken tegen de ziekteverwekker. In aanvulling hierop kwam vanaf de jaren 1890
passieve immunisatie in zwang. Hierbij wordt een serum met antistoffen in het lichaam gebracht die door een ander organisme (mens of dier) zijn geproduceerd, dat blootgesteld is geweest aan de ziekteverwekker. Het is dit antiserum dat de laatste dan onschadelijk maakt. Het voordeel van antiserums boven vaccins is dat ze kunnen worden toegepast wanneer de ziekte zich al openbaart. Een nadeel is dat deze antistoffen na verloop van tijd weer verdwijnen, terwijl de bij vaccinatie gevormde antistoffen lange tijd, vaak levenslang blijven.
Ontwikkelingen in de 20e en 21e eeuw
Het koepokvaccin van Jenner bleef het enige werkende vaccin totdat in de laatste twee decennia van de 19e eeuw vaccins tegen
hondsdolheid en
miltvuur (Pasteur, 1885),
cholera (Haffkine, 1894) en
tyfus (Wright, 1897) werden ontwikkeld. Echt een grote vlucht heeft de ontwikkeling van vaccins pas in de 20e eeuw genomen: er zijn voor talloze ziekten vaccins gekomen, en deze ontwikkeling gaat steeds door. Het is voornamelijk hieraan te danken dat bijvoorbeeld de kindersterfte drastisch is afgenomen in de loop van de afgelopen eeuw.
Het Rijksvaccinatieprogramma
In de jaren vijftig van de 20e eeuw begon men met vaccineren van kinderen, tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio.
Toen er steeds vaker werd gevaccineerd was het nodig om meer structuur aan te brengen ten behoeve van goede registratie. Om dat te bereiken werden zogenaamde entgemeenschappen opgericht, waarin artsen samenwerkten.
Uiteindelijk werd de registratie van alle vaccinaties per provincie opgezet en was het Rijksvaccinatieprogramma in 1957 officieel een feit. In Nederland is ongeveer 95% van de kinderen gevaccineerd. Op het programma zijn sinds dat jaar regelmatig uitgebreidingen en aangepassingen geweest. De meest recente is de vaccinatie voor12-jarige meisjes tegen baarmoederhalskanker
Reizigersvaccinatie
Wanneer men op reis gaat naar landen buiten West-Europa, heeft men meer kans om een infectie op te lopen. Hier komen namelijk diverse ziekteverwekkers voor die in Nederland niet of nauwelijks voorkomen. Vaak zijn de sanitaire voorzieningen in die landen een stuk minder hygiënisch dan in het westen. Infecties tijdens de reis kunnen in veel gevallen worden voorkomen door het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen en de nodige vaccinaties te nemen, hiervoor kan men advies inwinnen bij verschillende instanties die zich hiermee bezig houden.