Onderzoeksmethoden
Er zijn verschillende soorten onderzoek: fundamenteel versus praktijkgericht onderzoek (bureau-onderzoek en veldonderzoek) en kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Stromingen die we onderscheiden op het gebied van onderzoek doen, zijn de empirisch-analytische stroming, de interpretatieve stroming en kritisch-emancipatorisch. Bij iedere stroming past een bepaalde onderzoeksmethode. De onderzoeksmethoden en stromingen worden nader toegelicht.
Wat is onderzoek?
Een onderzoek is te vergelijken met een reis, waarin je verschillende routes kunt nemen. Het is daarom belangrijk om kritisch naar eigen onderzoek te kijken en elkaars onderzoek te beoordelen. Niet iedereen is onderzoeker. Onderzoekers hebben drie kenmerken, namelijk houding, kennis en vaardigheid.
- Houding: de onderzoeker heeft een onafhankelijke, “wetenschappelijke” houding
- Kennis: kennis van methoden voor het verrichten van onderzoek
- Vaardigheid: door actief met onderzoek bezig te zijn, doet de onderzoeker vaardigheden op
Uitgangspunten van onderzoek
Er zijn praktische aandachtspunten voor onderzoek: het maken van een onderzoeksplan, het formuleren van een probleemstelling, het bepalen van de deadline etc. Daarnaast zijn er diepgaander uitgangspunten. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen fundamenteel en praktijkgericht onderzoek.
Fundamenteel en praktijkgericht onderzoek
Fundamenteel onderzoek
Studenten aan de universiteit krijgen vaak met fundamenteel onderzoek te maken. De vragen die worden beantwoord zijn niet primair gericht op toepassing in de praktijk.
Praktijkgericht onderzoek
Bij praktijkgericht onderzoek houdt de onderzoeker zich wel bezig met het oplossen van problemen uit de praktijk. Praktijkonderzoek heeft een hogere maatschappelijke relevantie, omdat het probleem afkomstig is uit de dagelijkse praktijk.
Kwalitatief en kwantitatief onderzoek
Kwantitatief onderzoek
Bij kwantitatieve methoden wordt gebruik gemaakt van cijfermatige (numerieke) informatie. Er worden statistische technieken gebruikt om een beschrijving van de resultaten te geven en de verwachtingen over de resultaten te toetsen.
Kwalitatief onderzoek
Bij kwalitatief onderzoek worden “onderzoekseenheden” (onderzochte personen) in de omgeving als geheel onderzocht. Dat wordt ook wel “holisme” genoemd. Daarmee wordt bedoeld dat een ervaring als onderdeel van het geheel van de beleveniswereld van personen moet worden gezien en niet als een opzichzelfstaand feit.
Triangulatie
Triangulatie houdt in dat kwalitatieve en kwantitatieve dataverzamelingsmethoden worden gecombineerd in één onderzoeksopzet. Het verhoogt de geldigheid van onderzoeksresultaten.
onderzoeksmethoden
Binnen elke stroming horen bepaalde methoden van dataverzameling. Verschillende stromingen zijn empirisch-analytisch, interpretatief en kritisch-emancipatorisch. Bij elke stroming past een onderzoeksmethode.
Empirisch-analytisch
Empirie betekent “ervaring als bron van kennis”. De stroming is analytisch, omdat ze kritisch en rationeel naar eigen resultaten kijkt. De onderzoeksresultaten blijven geldig tot het tegendeel wordt aangetoond. Het onderzoek is herhaalbaar en controleerbaar. Binnen deze stroming wordt veel fundamenteel onderzoek verricht. Methoden van dataverzameling zijn het experiment en de enquête.
Interpretatief
Interpretatief betekent dat je op zoek bent naar de interpretatie, de uitleg die personen aan een situatie geven. Het onderzoek is algemeen kwalitatief van aard en richt zich op personen en groepen. Interpretatief onderzoek is met name populair onder antropologen. Ze bestuderen bijvoorbeeld het dagelijks leven van een stam. Deze vorm van veldonderzoek wordt ook wel “participerende observatie” genoemd.
Kritisch-emancipatorisch
Deze stroming is niet uitgesproken kwalitatief of kwantitatief. Men wil kritisch naar de maatschappij en eigen onderzoeksresultaten kijken. De onderzoekers willen bijdragen aan processen die emancipatie van bepaalde groepen bevorderen.
Kwaliteitscriteria van onderzoek
Er is een aantal criteria om de kwaliteit van onderzoek te toetsen:
- Onafhankelijkheid. Het onderzoek is onafhankelijk van voorkeuren en meningen van betrokkenen, maar ook onafhankelijk van invloeden door de onderzoeker. Onderzoek moet intersubjectief zijn: onderzoekers zijn het met elkaar eens over de resultaten. Het is herhaalbaar en er is overeenstemming tussen de onderzoekers over de resultaten.
- Toetsbaarheid van uitspraken. Niet normatief of speculatief. Onderzoek moet weerlegbaar, openbaar en repliceerbaar zijn.
- Betrouwbaarheid. Het onderzoek moet vrij zijn van (toevallige) fouten.
- Informativiteit. Het informatiegehalte van uitspraken moet maximaal zijn. Hoe groter het domein (het gebied waarop het onderzoek betrekking heeft), des te informatiever de uitspraken.
- Generaliseerbaarheid. Onderzoeksresultaten kunnen geldig worden verklaard voor andere situaties of een grotere groep. Er wordt onderscheid gemaakt tussen statistische generalisatie en inhoudelijke generalisatie.
- Validiteit. Een onderzoek meet wat het wil meten. Ook zijn er geen systematische fouten gemaakt. Bij intern valide onderzoek kun je de juiste conclusies trekken. Externe validiteit houdt in dat de resultaten generaliseerbaar zijn.