Hoe onderzoek je brandstichting?
Winschoten is sinds juli 2012 in de greep van een brandstichter. Die conclusie lijkt snel te trekken omdat veel branden in onbeheerde gebouwen ontstaan. Daar is de kans op een brand zonder directe menselijke oorzaak een stuk kleiner dan in gebruikte panden. Maar niet altijd is even duidelijk of de brand gesticht is. Hoe wordt onderzoek gedaan?
Getuigen
Brandstichting laat zich, achteraf gezien, heel soms aankondigen. Daarom hoort de politie omwonenden. Hebben die in de dagen voor een brand verdachte personen of auto’s opgemerkt? Of, in het geval van een bedrijf: kunnen bepaalde medewerkers vanuit hun werkzaamheden in verband met een (toekomstige) brandhaard worden gebracht? Hebben zij waardevolle informatie over de toegankelijkheid van de brandhaard of gedroegen zij zich volgens collega’s verdacht? Vooral bij fabrieken – waar processen digitaal of schriftelijk worden vastgelegd – wordt onderzoek gedaan naar mogelijke onregelmatigheden (mits archief of server behouden zijn uiteraard).
Begin van brand
Politie en brandweer kunnen bij aankomst al aanwijzingen voor brandstichting vinden, zowel om als in een gebouw. Dat is niet gemakkelijk omdat personen redden en de brand onder controle brengen prioriteit hebben. Zaken waarop zij letten:
- Was de buitendeur beschadigd of geforceerd?
- Was dat raam al open of nog dicht bij aankomst?
- Was er een brandbare vloeistof te zien of te ruiken bij aankomst?
- Zijn er meerdere brandhaarden?
- Lag er materiaal dat brandbare stoffen kan bevatten, zoals een lege jerrycan?
- Was er een raam kapot en lag er een steen of breekijzer?
Brandverloop vastleggen
Hoe een brand zich ontwikkelt, kan al aanwijzingen geven over toeval of brandstichting. Daarom filmen brandweerlieden en, als die toevallig snel ter plaatse kunnen zijn, onderzoekers een brand. Met het beeldmateriaal kunnen zij zelfstandige conclusies over brandstichting trekken of andere informatie onderbouwen. Omstanders wordt ook gevraagd beeldmateriaal aan te leveren. Na een brand wordt het schadebeeld vastgelegd.
Chemisch brandonderzoek
Vloeistof
Brandstichting gebeurt vaak met een zogeheten brandversnellend middel. Simpel gezegd: brandspiritus, benzine, terpentine en diesel, maar ook petroleum dat in aanmaakblokjes zit. Zeker wanneer de vloeistof overdadig gebruikt wordt, zal niet alles verbranden, bijvoorbeeld doordat vloeistof door een houten vloer sijpelt. Brandversnellers worden gebruikt om een brand te stichten, aan de gang te houden totdat ander materiaal vlam vat of om een brand te verspreiden. Nog voor het chemisch onderzoek kunnen er aanwijzingen zijn dat brandversnellers gebruikt zijn. Te denken valt aan stank die door hulpverleners of omstanders wordt opgemerkt, steekvlammen of explosies.
Verdampen
In het chemisch brandonderzoek wordt van de eigenschap gebruik gemaakt dat ontbrandbare vloeistoffen bij een bepaalde temperatuur verdampen. De brandresten worden in een speciale verpakking veiliggesteld (verzameld) en naar het laboratorium gestuurd. Daar worden de monsters verwarmd en gemeten welke stoffen in de damp zitten. Uiteraard wordt vervolgens gekeken of de stoffen inderdaad als brandversneller gebruikt zijn of dat ze gewoon ‘legaal’ op de locatie van de brandresten aanwezig waren (bijvoorbeeld lampolie uit een olielamp, benzine uit de grasmaaier, bio-ethanol uit een sfeerhaard, enzovoorts). De resultaten van het laboratoriumonderzoek worden onder andere gebruikt om te vergelijken met patronen van bekende brandstichters of met stoffen die bij een eventueel al aangehouden verdachte gevonden zijn.
Brandtechnisch onderzoek
Behalve onderzoek naar bewijs van brandstichting, wordt ook onderzocht of andere oorzaken zijn uit te sluiten. Het onderzoek vindt meestal plaats aan installaties en materialen die door de technische recherche na een ongeval, brand of explosie zijn veiliggesteld met het oog op defecten of sabotage. De apparatuur kan van zeer uiteenlopende aard zijn, zoals gasfornuizen, geisers, gasflessen of LPG-apparatuur en elektrische kachels, elektrische dekens of föhns. In onbeheerde en van energie afgesloten gebouwen, zoals veelal in Winschoten het geval is, is dit type onderzoek uiteraard minder relevant.
Brandhaarden
Bij brandstichting is het extra van belang om te kijken naar het aantal brandhaarden. Uitgangspunt is dat zelden brand op meerdere plekken spontaan begint. Aanwijzingen voor het herkennen van het soort brandhaard zijn:
- brandpatronen: een brand breidt zich - ruimtelijk gezien - V-vormig uit. Het laagste punt in de V betreft de brandhaard. Hier is waarschijnlijk de oorzaak van de brand te vinden.
- hitteverschijnselen: afhankelijk van de vuurbelasting en de brandtijd bereikt de temperatuur in een brandhaard vaak een hogere waarde dan op plekken op grotere afstand. Aanwijzingen zijn bijvoorbeeld gesmolten metalen, roet dat zich heeft afgezet of betonbeschadigingen.
- mechanische beschadigingen, zoals glas dat wordt weggeslagen en al dan niet beroet.
Volg het geld
Net als bij alle criminaliteit kan het helpen dat onderzocht wordt wie voordeel van de brandstichting heeft. Daarom wordt ook onderzoek met een economische invalshoek verricht. Te denken valt dan aan eigendomsverhoudingen, verzekeringsfraude, witwassen, grondspeculatie, het schaden van een concurrent of het verjagen van krakers.