Het verschoningsrecht van de getuige in de civiele procedure
Wie opgeroepen wordt als getuige bij een civiel getuigenverhoor is op grond van artikel 165 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verplicht te verschijnen en alle vragen naar waarheid te beantwoorden. Toch geldt dat niet voor iedereen. Er zijn mensen die een beroep kunnen doen op het verschoningsrecht, oftewel het recht om te weigeren om antwoord te geven op een vraag van de rechter. Binnen het verschoningsrecht kunnen drie soorten worden onderscheiden: het functionele verschoningsrecht, het familiale verschoningsrecht en het nemo tenetur-verschoningsrecht.
Het functionele verschoningsrecht
Voor sommige beroepen geldt een geheimhoudingsplicht, zoals voor artsen, advocaten en notarissen. Patiënten die de hulp van een arts inroepen moeten ervan kunnen uitgaan dat alles wat zij met de arts bespreken vertrouwelijk blijft. Wanneer een arts verplicht zou zijn te antwoorden op vragen over wat de patiënt hem verteld zou hebben, zou hij daarmee zijn geheimhoudingsplicht schenden. Daarmee schaadt de arts niet alleen de vertrouwen van de patiënt, maar komt ook de reputatie van het beroep arts in gevaar. Dat zou er in kunnen resulteren dat patiënten in de toekomst zorg gaan mijden. Het maatschappelijk belang van vertrouwelijkheid van het beroep arts weegt dus zwaarder dan het belang van waarheidsvinding. Om die reden is in artikel 165 lid 2 sub b Rv het functionele verschoningsrecht (ook wel: professionele verschoningsrecht) opgenomen.
Welke beroepen
Naast het ‘klassieke kwartet’, de arts, advocaat, notaris en geestelijke, hebben ook de volgende beroepen verschoningsrecht: verpleegkundigen, reclasseringsambtenaren en bepaalde sociaal werkers. Voor deze beroepen is geheimhouding belangrijker dan het belang van waarheidsvinding.
Voor bepaalde beroepen geldt een beperkt verschoningsrecht, zoals ambtenaren bij de Belastingdienst en journalisten. Bij hen zal per vraag gekeken worden of zij zich mogen verschonen van antwoord of niet. Voor journalisten geldt het verschoningsrecht bijvoorbeeld alleen voor de identiteit van hun bron.
Naast de beoefenaren van het beroep zelf hebben alle hulppersonen, zoals secretaresses, boekhouders, accountants, assistenten, een afgeleid verschoningsrecht. Het kan namelijk niet zo zijn dat vertrouwelijk informatie, waarover een notaris zou mogen zwijgen, wel via zijn secretaresse verkregen kan worden. Als de beroepsbeoefenaar zich mag beroepen op het functionele verschoningsrecht, mogen de hulppersonen dat ook.
De reikwijdte van het functioneel verschoningsrecht
Het functionele verschoningsrecht geldt niet in algemene zin. Het geldt alleen voor informatie die de getuige in zijn hoedanigheid van zijn beroep is toevertrouwd. De notaris kan zich dus niet beroepen op zijn verschoningsrecht als hij moet getuigen over een verkeersongeval, waar hij in zijn vrije tijd getuige van is geweest.
Het familiale verschoningsrecht
Als familieleden van de procespartijen moeten getuigen, dan kunnen zij in een moreel dilemma komen. Enerzijds zijn zij verplicht om te getuigen en de waarheid te spreken, anderzijds kunnen zij daarmee de familieverhoudingen op scherp zetten. Het risico bestaat dan dat getuigen zich gedwongen voelen om te liegen. Om dit te voorkomen voorziet artikel 165 lid 2 sub a Rv in een familiaal verschoningsrecht voor bepaalde familieleden.
Welke familieleden
Het familiale verschoningsrecht komt toe aan de volgende personen:
- De echtgenoot of geregistreerd partner van een partij in de procedure.
- De voormalig echtgenoot of voormalig geregistreerd partner van een partij in de procedure.
- De bloed- of aanverwanten van een partij in de procedure, tot in de tweede graad.
- De bloed- of aanverwanten van de echtgenoot van een partij in de procedure, tot in de tweede graad.
De reikwijdte van het familiale verschoningsrecht
Het familiale verschoningsrecht is in beginsel algemeen: de verschoningsgerechtigde mag op alle vragen zwijgen. Op het familiale verschoningsrecht zijn twee uitzonderingen gemaakt. Ten eerste geldt het verschoningsrecht niet als het familielid niet voor zijn eigen rechten en belangen procedeert, maar voor een derde. Bijvoorbeeld als het familielid als gevolmachtigde van een procespartij optreedt of bestuurder is van de vennootschap die partij is in de procedure.
Ten tweede sluit artikel 284 lid 3 Rv het familiale verschoningsrecht uit voor bepaalde familierechtelijke procedures. Zo mag in een procedure over het vaststellen van een omgangsregeling met een kind, geen beroep gedaan worden op het verschoningsrecht.
Het nemo tenetur-verschoningsrecht
Tenslotte hoeft een getuige geen antwoord te geven op gestelde vragen als hij daardoor zichzelf of een van zijn bloed- of aanverwanten het gevaar loopt om strafrechtelijk veroordeeld te worden. Dit wordt het
nemo tenetur-verschoningsrecht genoemd, afgeleid van de Latijnse spreuk ‘
nemo tenetur prodere se ipsum’ (Vrij vertaald: ‘niemand is gehouden tegen zichzelf bewijs te leveren.’)
De grondslag van het
nemo tenetur-verschoningsrecht is het (strafrechtelijke) beginsel dat niemand hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling of die van zijn naasten. Dat is ook wettelijk vastgelegd in artikel 217 en 219 van het Wetboek van Strafvordering. Getuigenbewijs in een civiele procedure kan namelijk ook bewijs opleveren in een strafrechtelijk onderzoek.
Voor welke personen
De volgende getuigen mogen zich beroepen op het
nemo-tenetur-verschoningsrecht:
- De getuige zelf
- De echtgenoot of geregistreerd partner
- De voormalig echtgenoot of voormalig geregistreerd partner
- Bloed- en aanverwanten in rechte lijn
- Bloed- en aanverwanten in zijlijn tot de derde graad
De reikwijdte van het nemo tenetur-verschoningsrecht
Het
nemo tenetur-verschoningsrecht is niet algemeen en geldt alleen maar voor antwoorden op vragen, waarmee iemand potentieel strafrechtelijk veroordeeld kan worden. Als een bestuurder van een vennootschap aansprakelijk wordt gesteld voor onbehoorlijk bestuur, kan hij zich bijvoorbeeld verschonen om uitleg te geven over bepaalde transacties, als hij daarmee het risico loopt vervolgd te worden voor fraude of witwassen. Een beroep op het verschoningsrecht kan opgevat worden als impliciete erkenning dat onrechtmatig is gehandeld. Daardoor is voorzichtigheid geboden. Wie zich wil beroepen op het
nemo tenetur-verschoningsrecht, doet er goed aan om een advocaat te raadplegen.
Verschoningsrecht betekent geen zwijgplicht
Het verschoningsrecht is een recht dat geheel naar eigen inzicht mag worden ingevuld. Alleen de verschoningsgerechtigde bepaalt of hij wil antwoorden op vragen of niet. Het is niet een zwijgplicht. Het verschoningsrecht kan dus niet worden afgedwongen door anderen.
Soms kan het juist zinvol zijn om van het verschoningsrecht af te zien. Een advocaat die wordt opgeroepen voor een getuigenverhoor om te getuigen over zijn cliënt, zou toch een verklaring kunnen afleggen als hij daarmee zijn cliënt uit de problemen kan helpen. Gedragsregel 3 lid 3 van de Gedragsregels Advocatuur maakt het mogelijk dat de cliënt zijn advocaat uit zijn geheimhouding ontslaat.
Het is ook mogelijk om selectief gebruik te maken van het verschoningsrecht: zo kan een familielid wel tegen het ene familielid getuigen, maar niet tegen de andere. Dat is meestal niet verstandig. De kans is groot dat de rechter weinig waarde hecht aan de verklaring, omdat de getuige partijdig is. Daarom kan de getuige beter op alle vragen zwijgen, of alle vragen beantwoorden.
Wie wordt opgeroepen voor een getuigenverhoor, doet er in alle gevallen verstandig aan om advies in te winnen bij een advocaat. Dat geldt zeker wanneer de getuige zich wil beroepen op het verschoningsrecht.