Rechtsbronnen: de Wet
De eerste en vrijwel de belangrijkste rechtsbron uit ons positief recht staat bekend als de Wet. Dit is een zeer belangrijke bron, welke bijna allemaal algemeen verbindende voorschriften bevat. Deze rechtsregels zijn gemaakt door de formele wetgever en gelden voor alle personen in Nederland. Hier onze Wet nader toegelicht.
Algemeen verbindende voorschriften
Onze wet bestaat voor het grootste gedeelte uit algemeen verbindende voorschriften, oftewel AVV’s. AVV’s zijn over het algemeen gericht tot overheidsorganen, rechtspersonen (bedrijven etc.) en natuurlijke personen (individuen), ze gelden dus voor iedereen (algemeen) en zijn gericht op een onbepaald aantal gevallen. Onthoudt echter wel goed dat een AVV alleen geldt, als de situatie beschreven in de AVV zich ook daadwerkelijk voordoet. Zo hoeft iemand alleen loonbelasting te betalen als hij of zij ook echt loon ontvangt en krijg je pas een werkloosheidsuitkering als je ook aantoonbaar werkloos bent. AVV’s zijn verbindend in al hun onderdelen en worden gevormd door onze wetgever.
Wetgevers en de wet
De rechtsregels uit onze gehele wet kunnen worden verdeeld in twee groepen: wetten in materiële zin en wetten in formele zin. Elke AVV is een wet in materiële zin. Van welk overheidsorgaan de AVV afkomstig is, doet niet ter zake. Bij wetten in materiële zin draait het enkel om de inhoud van het besluit, is deze een AVV dan spreken we dus van een wet in materiële zin. Een wet in formele zin is een besluit genomen door de Regering en de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer!) samen. Zij staan samen ook wel bekend als de formele wetgever, vandaar ook de naam wetten in formele zin. Enkel de formele wetgever kan wetten in formele zin maken en daarom kijken we bij dit soort wetten ook naar de herkomst van de wet en niet naar de inhoud van de wet! Er bestaan ook wetten in formele zin welke ook nog eens wetten in materiële zin zijn. Dit soort wetten zijn dus gemaakt door de formele wetgever (wet in formele zin) en hebben als inhoud een AVV (wet in materiële zin).
Een voorbeeld van een wet in formele zin en tevens een wet in materiële zin, is de Grondwet (GW). Deze bevat duidelijk algemeen verbindende voorschriften en is daarnaast gemaakt door de formele wetgever. Voor ons is de Grondwet van groot belang, omdat het de hoogste wettelijke regeling in Nederland is. Het eerste hoofdstuk van de Grondwet start met de grondrechten. Na deze rechten, komt de Trias Politica (scheiding van onze drie staatsmachten) aan de orde. De belangrijkste organen van onze staat staan hier beschreven en zijn met regels omkleed. Hierop volgt het hoofdstuk over decentralisatie, waarin vooral over Provincie, Gemeente en Waterschap wordt gesproken. Onze Grondwet wordt afgesloten met een hoofdstuk over de speciale en uiterst moeilijke procedure om de Grondwet aan te kunnen passen.
Alle onze andere wetten zijn, als het goed is, op de Grondwet gebaseerd! De Grondwet schrijft namelijk bepaalde wetten voor. De formele wetgever heeft in deze wetten de opdracht gekregen om wetten te maken die zijn gebaseerd op de Grondwet. Deze speciale wetten kennen wij als de organieke wetten.
De wetgevingsprocedure in het kort
Zoals al eerder is opgemerkt worden de zogenaamde wetten in formele zin gemaakt door Regering en Staten-Generaal samen, door de formele wetgever dus. In de Grondwet worden deze twee machten samen de wetgevende macht genoemd en daarom zijn zij dus beide bevoegd om wetten te maken (art. 81 GW). De wetgevingsprocedure voor het maken van een wet in formele zin begint met een wetsvoorstel. Dit wordt over het algemeen ingediend door de Regering, echter mag de Tweede Kamer (van de Staten-Generaal dus) ook zijn recht van initiatief gebruiken en zelf een wetsvoorstel indienen. Als er een wetsvoorstel is ingediend, gaat deze eerst voor controle en advies naar de Raad van State. Het advies van deze raad is openbaar en bevat vaak suggesties voor verbetering.
Met het advies van de Raad van State gaat het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer, waar hij wordt ingediend namens de Koningin. Het wetsvoorstel wordt besproken in daarvoor ingestelde commissies. Deze commissies overleggen over het voorstel en treden, indien nodig, ook in discussie met de Regering. De commissie brengt een verslag uit en doet rapport aan de Tweede Kamer, maar ook aan de Regering. Het wetsvoorstel kan nu gewijzigd worden door bijvoorbeeld de Regering. Nu zal de Tweede Kamer in zijn vergadering het wetsvoorstel bespreken. De Kamerleden mogen hierbij gebruik maken van hun recht van amendement, wat inhoudt dat zij zelf artikelen uit het wetsvoorstel mogen wijzigen. Hierna stemt de Tweede Kamer over het hele voorstel: kan het wel of niet door gaan.
Als het wetsvoorstel doorgang krijgt, wordt deze verzonden naar de Eerste Kamer. Deze kamer heeft niet het recht van amendement en kan dus zelf niets wijzigen. De Kamer kan nu enkel verwerpen of aannemen. Als beide Kamers het voorstel hebben aangenomen, moet de Koning (in ons geval de Koningin) de wet bekrachtigen. De wet moet worden ondertekend door de Koningin, door de minister in wiens portefeuille het voorstel valt en door de minister van Justitie. Als deze laatste handelingen hebben plaats gevonden, is er een wet ontstaan!
Samengevat
We onderscheiden binnen onze gehele wet dus twee soorten wetten: de wetten in materiële en de wetten in formele zin. Een algemeen verbindend voorschrift is een voorbeeld van een wet in materiële zin en onze wet zit hier vol mee. Ook onze Grondwet bestaat voornamelijk uit wetten in formele en materiële zin en is voor ons een heel belangrijke wet, alle andere wetten in ons land zijn namelijk gebaseerd op de Grondwet. Wetten in formele zin worden gemaakt door de formele wetgever in een speciale wetgevingsprocedure. Dit begint met een wetsvoorstel, wordt ingediend bij de Raad van State voor advies en gaat daarna naar de Tweede Kamer. Als laatste keurt de Eerste Kamer het wetsvoorstel en als dit achter de rug is, ondertekent de Koningin het voorstel. De wet is nu klaar!