De procedure in bezwaar
Nadat u een bezwaarschrift heeft ingediend bij een bestuursorgaan, start de bezwaarschriftprocedure pas echt. Het bestuursorgaan moet zijn eerder genomen besluit volledig heroverwegen en opnieuw een beslissing nemen. In de meeste gevallen is deze procedure vereist voordat u tegen het besluit in beroep kunt bij de bestuursrechter. In dit artikel het hoe en wat omtrent de bezwaarschriftprocedure.
Inleiding
Nadat een bestuursorgaan een besluit heeft genomen en u daarvan in kennis heeft gesteld, kan het zijn dat u het niet eens bent met dit besluit. In de meeste gevallen moet u, voordat u terecht kunt bij de rechter, eerst een voorprocedure doorlopen. Dit is de bezwaarschriftprocedure die wordt gevoerd voor hetzelfde bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft. Stel uw aanvraag voor een bouwvergunning wordt afgewezen door het College van Burgemeester en Wethouders. Hiertegen maakt u eerst bezwaar bij hetzelfde College op grond van art. 7:1 lid 1 jo. 6:13 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) alvorens u in beroep gaat bij de rechtbank.
Functies
De voorprocedure kent twee hoofdfuncties: rechtsbescherming en verlengde besluitvorming. Door bezwaar te maken tegen een besluit bij hetzelfde bestuursorgaan wordt het gehele aanvraag nog eens heroverwogen. Dit bevordert de rechtszekerheid en daarnaast wordt er opnieuw naar de aanvraag gekeken, waardoor er verlengde besluitvorming optreedt. De voorprocedure kent ook een aantal nevenfuncties: de leerfunctie, de zeefwerking en de verduidelijkingsfunctie. Fouten kunnen in de bezwaarschriftprocedure worden hersteld door het bestuursorgaan, hiervan wordt geleerd later dezelfde fout niet nog eens te maken (leerfunctie). Bij de zeefwerking gaat het om de verhouding bestuur en rechter. Om de rechterlijke macht zo min mogelijk te belasten, vindt een heroverweging van het besluit plaats bij hetzelfde bestuursorgaan. Er kan dan een nieuw besluit worden genomen waarmee u het wel eens bent, zodat een gang naar de rechter niet meer nodig is. De verduidelijkingsfunctie ziet ook op de verhouding bestuur en rechter. Door in bezwaar de geschil punten tussen u en het bestuur te verduidelijken en over en weer argumenten uit te wissen, wordt een eventueel beroep bij de rechter vergemakkelijkt.
De procedure
In art. 7:1 lid 1 Awb staat omschreven dat alvorens beroep wordt ingesteld bij de rechter, de burger eerst in bezwaar moet bij hetzelfde bestuursorgaan die het besluit genomen heeft. Hierop zijn een aantal uitzonderingen, ook in lid 1 van het desbetreffende artikel genoemd. In sommige gevallen is zelfs rechtstreeks beroep, zonder bezwaar mogelijk, terwijl officieel wel bezwaar zou moeten worden ingediend. Dit heet ook wel prorogatie: als de zaak geschikt is, kan de aanvrager van een besluit in plaats van bezwaar het bestuursorgaan vragen om direct in beroep te gaan. Het bestuursorgaan kan dit weigeren, ook kan de rechter de zaak toch nog terug sturen naar het bestuursorgaan.
Bestuursorgaan
Als het bezwaarschrift is opgesteld door de burger, kan het worden verstuurd naar het bestuursorgaan die over het bezwaar moet oordelen. Ook als het primaire besluit genomen is door een orgaan met een geattribueerde of gedelegeerde bevoegdheid, moet dit orgaan zelf weer beslissen op bezwaar. Als de bevoegdheid tot beslissen op het primaire besluit is genomen bij mandaat, dan wordt de beslissing op bezwaar genomen door de mandaatgever. De beslissing op bezwaar kan echter opnieuw gemandateerd worden aan een ambtenaar, deze ambtenaar mag niet dezelfde persoon zijn als degene die in mandaat het primaire besluit heeft genomen (art. 10:3 Awb).
Ontvangst
Als het bezwaarschrift wordt ontvangen door het bestuursorgaan dient deze een ontvangstbevestiging te versturen aan de burger (art. 6:14 lid 1 Awb). Een ontvangstbevestiging kan ook gelijk met een uitnodiging voor het horen van de belanghebbende worden verzonden. Dit geldt als een juiste ontvangstbevestiging. Als het bezwaarschrift echter niet bij het juiste bestuursorgaan terecht is gekomen, moet de ontvangende instantie dit stuk zo spoedig mogelijk doorsturen naar het bevoegde orgaan, art. 6:15 Awb.
Horen
Belanghebbenden bij een beslissing op bezwaar moeten, voordat wordt besloten, worden gehoord, art. 7:2 Awb. Deze personen zijn in ieder geval: de indiener van het bezwaar, de geadresseerde van het genomen besluit en de mensen die bij de voorbereiding van het bestreden besluit hun meningen naar voren hebben mogen brengen. Als belanghebbende word je door het bestuursorgaan geïnformeerd over de plaats en tijd van het horen, daarnaast mag de belanghebbende zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Bent u verhinderd om te komen op een hoorzitting, dan kan, mits tijdig en gemotiveerd om uitstel is gevraagd, de hoorzitting op een ander tijdstip worden gehouden.
Art. 7:3 Awb geeft een aantal uitzonderingen op de hoorplicht van het bestuursorgaan weer. Allereerst hoeft er niet te worden gehoord als het bezwaar kennelijk (naar men denkt) niet-ontvankelijk is. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als de burger geen belanghebbende is, of als het bezwaar niet gericht is tegen een besluit maar juist tegen een andere handeling van een orgaan. Als tweede kan er worden afgezien van het horen alshet bezwaar kennelijk (naar men denkt) ongegrond is. Bijvoorbeeld als een andere beslissing niet mogelijk is volgens een bindende beslissing. Als derde hoeft niet te worden gehoord als de belanghebbende uitdrukkelijk heeft gezegd hiervan geen gebruik te willen maken. Als laatste hoeft niet te worden gehoord als het bestuursorgaan volledig aan het bezwaar van de burger tegemoet komt en er geen andere belanghebbenden zijn.
Belanghebbenden worden gehoord door het bestuursorgaan, de voorzitter van het bestuursorgaan of een ander lid van het bestuursorgaan. Belanghebbenden kunnen ook worden gehoord door een commissie met meerder ambtenaren van wie de meerderheid niet bij de voorbereiding van het besluit betrokken is, door een adviescommissie, door de voorzitter van de adviescommissie of door een lid van de adviescommissie. In de laatste drie gevallen wordt ook het bestuursorgaan gehoord. Ook getuigen en deskundigen kunnen, op verzoek van de partijen, gehoord worden.
Het horen vindt plaats in het openbaar, art. 7:5 lid 2 Awb. Het bestuursorgaan kan beslissen dit niet te doen. De belanghebbenden, indien er meerdere zijn, worden meestal in elkaars aanwezigheid gehoord. Van het horen wordt een verslag gemaakt, alleen als door een adviescommissie wordt gehoord en het bestuursorgaan van het advies van die commissie afwijkt, moet dit verslag worden opgestuurd naar de belanghebbenden.
De stukken
Art. 7:4 lid 1 Awb vertelt ons dat belanghebbenden tot tien dagen voor het horen bij het bestuursorgaan nog nadere stukken kunnen indienen. Worden er echter op het laatste moment nog zeer grote en ingewikkelde stukken te aanvulling van de gronden in bezwaar, dan kan het zijn dat de stukken toch niet worden meegenomen. Hiernaast moet het bestuursorgaan de stukken die te maken hebben met het bezwaar te beschikking stellen van de belanghebbenden, deze mogen door hen worden ingezien. Pas als stukken om gewichtige redenen niet te inzake mogen worden gelegd, mogen ze geheim worden gehouden voor belanghebbenden. Is de belanghebbende het hier niet mee eens, dan kan eventueel bij de rechter worden geklaagd.