Wanneer heeft men recht op een WW-uitkering
Tegenwoordig ziet men steeds vaker dat mensen in de WW terecht komen, maar wanneer heeft men recht op WW. In dit artikel bespreek ik wanneer men recht heeft op WW, dus wanneer krijgt men een WW-uitkering. Aan de hand van een aantal wetsartikelen wordt dit duidelijk gemaakt.
Werknemers die hun baan verliezen kunnen een uitkering krachtens de WW aanvragen. Van belang is om te weten dat de WW uit drie peilers is opgebouwd:
- Recht op WW;
- Geldend maken van de WW-uitkering;
- Uitbetaling van de WW-uitkering.
Eisen aan een WW-uitkering: wanneer heeft ontslagen werknemer recht op WW?
- Werknemer is ‘verzekerde’;
- Werknemer is werkloos (artikel 16 WW);
- Werknemer voldoet aan de referte-eis (artikel 17 WW);
- Er zijn geen uitsluitingsgronden (artikel 19 WW).
Ad 1.
Het verzekerdebegrip staat in artikel 3 lid 1 van de WW. Dit artikel stelt dat als verzekerde gelden de natuurlijke persoon, jonger dan 65 jaar:
- Met privaatrechtelijke rechtsbetrekking ex 7:610 BW ofwel een arbeidsovereenkomst;
- Met publiekrechtelijke rechtsbetrekking.
Hieraan toegevoegd moet worden dat de werknemer zijn of haar recht op een WW-uitkering verliest zodra hij/zij niet-verzekeringsplichtige werkzaamheden gaat verrichten (artikel 8 WW). Een ontslagen werknemer heeft dus recht op WW, maar zodra de ontslagen werknemer vrijwilligerswerk gaat verrichten, verliest hij/zij het recht op WW.
Ad 2.
Werknemer is werkloos indien er sprake is van (artikel 16 WW):
- Arbeidsurenverlies (verlies van tenminste 5 of de helft van het aantal arbeidsuren);
- Loonverlies (wn verliest recht op loon over verloren arbeidsuren);
- Beschikbaarheid (wn moet beschikbaar zijn voor arbeidsmarkt, sollicitatieplicht).
Ad 3.
De werknemer heeft pas recht op een WW-uitkering indien hij een bepaalde band heeft met de arbeidsmarkt: de referte-eis. Deze eis houdt in dat de werknemer in de 36 weken onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van de werkloosheid, over tenminste 26 weken betaalde arbeid moet hebben verricht. Eén uur per week is daarbij al voldoende. De weken hoeven niet op elkaar aan te sluiten. Voor bepaalde categorieën werknemers kan de wet een afwijkende referte-eis bevatten. Een week schorsing geldt als een week gewerkt.
Ad 4.
Verkeert de werknemer in één van de onderstaande omstandigheden, dan heeft hij geen recht op een WW-uitkering:
- hij ontvangt een ziekte-uitkering of een volledige WAO-uitkering;
- hij woont of verblijft niet in Nederland;
- hij is gedetineerd;
- hij is op vakantie;
- hij is illegaal;
- hij is 65+;
- hij is werkloos wegens staking op uw werk.
Fictieve opzegtermijn, 16 lid 3 WW:
Voor de werkgever geldt een opzegtermijn, afhankelijk van de duur van het dienstverband van de werknemer. Deze opzegtermijn dient hij in acht te nemen bij het opzeggen van de arbeidsovereenkomst. De WW kent echter ook de fictieve opzegtermijn. Deze houdt in dat, bij een beëindiging met wederzijds goedvinden, de werknemer pas recht op een WW-uitkering heeft, zodra de opzegtermijn die zijn werkgever in acht had moeten nemen bij een opzegging, verlopen is.