Rechten van Europese burgers
Op 29 juni 2004 werd richtlijn 2004/38 van kracht. Deze richtlijn bevat essentiële rechten die de burgers van de EU bezitten en die zij rechtstreeks in kunnen roepen. Naast deze richtlijn bevat ook het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) enkele rechten waar EU-burgers zich op kunnen beroepen. Een selectie van de belangrijkste rechten zullen hier worden besproken, waarbij de nadruk ligt op het recht van verblijf in een andere lidstaat.
EU-burgerschap
De rechten uit de richtlijn en VWEU gelden enkel en alleen voor EU-burgers. Wanneer is men een EU-burger?
Art. 20 lid 1 VWEU bepaalt: ‘er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld. Burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap doch komt niet in de plaats daarvan.’
Hieruit kan worden gehaald dat een ieder die de nationaliteit heeft van een lidstaat eveneens EU-burger is. De lidstaat zelf bepaalt daarbij wie haar nationaliteit krijgt, dus wie staatsburger en EU-burger wordt. In de zaak
C-135/08 Rottman is bepaald het recht van een lidstaat om iemand al dan niet haar nationaliteit te verschaffen onderworpen is aan EU-recht. Een toewijzing of ontzetting van de nationaliteit moet daarom proportioneel zijn.
EU-rechten
Enkele rechten van EU-burgers zijn:
- Het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven en om hun familie mee te nemen (art. 21 VWEU);
- Om daar te leven, te werken en te studeren (richtlijn 2004/38);
- Actief en passief kiesrecht uit te oefenen in de gastland (art. 22 VWEU);
- Om op dezelfde wijze behandeld te worden als burgers van de gastland (art. 18 VWEU).
Het recht op verblijf in een andere lidstaat
Art. 6 van richtlijn 2004/38 bepaalt dat burgers van de Unie het recht hebben gedurende maximaal 3 maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven zonder andere voorwaarden of formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort.
Aan een verblijf langer dan 3 maanden zijn wel enkele voorwaarden verbonden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten personen, zie art. 7 richtlijn 2004/38:
- Economisch actieve: zij die in het gastland werkzaam zijn of zelfstandige zijn. Voor deze groep personen gelden geen voorwaarden;
- Studenten: zij moeten een verklaring geven dat ze over voldoende geld beschikken, een ziektekostenverzekering hebben en ingeschreven staan voor een studie.
- Economisch inactieve: degene die niet onder de voorgenoemde categorieen vallen. De voorwaarden voor hen zijn dat zij over een ziektekostenverzekering moeten beschikken en bovendien over 'voldoende middelen' moeten beschikken om te voorkomen dat zij of hun familieleden tijdens het verblijf ten laste komen van het sociale bijstandsstelsel van het gastland.
‘Voldoende middelen’
Hoeveel voldoende is, is niet uit te drukken in een vast bedrag, maar hangt af van de persoonlijke omstandigheden van de persoon in kwestie.
In de zaak
C-398/06 C v NL werd duidelijk dat niet om een jaarsalaris kan worden gevraagd en in zaak
C-408/03 C v BE werd bepaald dat het niet je eigen geld hoeft te zijn, het is legitiem dat iemand voor jou betaalt.
Als je op een bepaald moment niet voldoende middelen hebt en je doet een beroep op het sociale bijstandsstelsel leidt dat niet automatisch tot een verwijderingsmaatregel (art. 14(3) richtlijn 2004/38).
Proportionaliteit
Het Hof van Justitie toetst de voorwaarden van de richtlijn en de regels uit het VWEU aan de vraag of de regel in een specifiek geval al dan niet proportioneel is. De regels zijn als het ware het startpunt, maar als de gevolgen van een strikte toepassing van deze regels leidt tot disproportionaliteit moeten zij buiten toepassing worden gelaten. Dit volgt uit een aantal zaken, waaronder
C-413/99 Baumbast. In deze zaak had een familie migranten geen toereikende ziektekostenverzekering. Omdat ze daarmee niet aan de voorwaarden voor een geldig verblijf voldeden, verbleven ze in beginsel onrechtmatig in het gastland. Het Hof van Justitie oordeelde echter dat een strikte toepassing van de regels van de richtlijn tot disproportionaliteit leidt omdat de ze geen last vormden voor het gastland.
Formaliteiten
Op grond van art. 8 richtlijn 2004/38 mogen lidstaten aan degene die in hun land verblijven (en die niet hun nationaliteit bezitten) een verklaring van inschrijving verlangen. Dit kan worden gezien als een verblijfskaart en niet als een verblijfsvergunning. Je kan het land dus niet worden uitgezet als je er geen hebt. De regels voor een geldig verblijf staan immers in art. 7 van richtlijn 2004/38.
Art. 25 richtlijn 2004/38 bepaalt daarbij dat een verblijfskaart in geen geval als voorwaarde wordt vooropgesteld voor de uitoefening van een recht of het vervullen van een administratieve formaliteit, aangezien voor het doen gelden van rechten elk ander bewijsmiddel is toegelaten.