Tijm, de vele chemische variaties ofwel chemotypes
Als we een gewoon keukenkruid zoals tijm wetenschappelijk en scheikundig bekijken, zien we dat een, op het eerste zicht simpel plantje een merkwaardige complexiteit vertoond. De indeling van planten aan de hand van zijn scheikundige inhoudstoffen noemt men chemotaxonomie, deze indeling wordt gebruikt, daar waar de klassieke botanische systematiek ontoereikend is.
Zeker wanneer planten als geneesmiddel gebruikt worden is de chemische samenstelling van de plant van groot belang. Een goed gedefinieerde plantensoort, waarvan men denkt dat ze ook chemisch constant is, kan inderdaad zeer sterk variëren in samenstelling en dus in farmacologische werkzaamheid. Eén van de redenen waarom vele artsen tamelijk sceptisch staan t.o.v. fytotherapie is trouwens het in de handel brengen van minderwaardige geneeskruiden, dus het gebrek aan standaardisatie.
De vele chemische gezichten van tijm
Vooral door Vernet en Passet is al in de jaren 70 onderzoek verricht naar het chemische veelvormigheid van Thymus vulgaris. Zij stelden vast dat de samenstelling van de vluchtige olie van de Thymus vulgaris sterk kan verschillen over een afstand van slechts enkele tientallen meter. Organoleptisch, met onze zintuigen, laat deze verscheidenheid zich reeds duidelijk blijken, de kleur van de olie varieert van praktisch kleurloos tot donker bruin; sommige oliën zijn licht vloeibaar, anderen stroopachtig. Dit wordt bevestigd door het verschillend aroma.
De normale samenstelling van de olie bedraagt 30-50% fenolen (thymol en carvacrol), 10-30% p-cymeen, en een ganse reeks andere componenten, miniem in percentage, waarvan er een zeventigtal geïdentificeerd zijn. De vele chemische gezichten van Thymus vulgaris wordt goed geïllustreerd door het onderzoek van Vernet, Guillerm en Gouyon. Zij bestudeerden de tijm op een oppervlakte van 80 km2 in de streek van Saint-Martin-de-Londres. niet ver van Montpellier. Gans dit gebied werd verdeeld in ecologische sectoren naargelang de samenstelling van de bodem. Systematisch werd de vluchtige olie van de daar groeiende tijm chemisch onderzocht en daaruit bleek dat de hoofdcomponenten van de olie in dit toch beperkte gebied zeer sterk verschilden.
Chemotypes van tijm
Een andere onderzoeker Passet besluit dat er in Frankrijk zes chemotypen voorkomen: twee fenolische met thymol en carvacrol, vier niet-fenolische met geraniol, a-terpineol, linaloöl en thuyanol-4/terpineol-4 . Er bestaat nog een zevende chemotype met 1,8 cineol als hoofdcomponent, maar die komt vooral in Spanje voor. Zowel in- als uitwendige factoren zoals: bodemsamenstelling, klimaat, hoogte enz. spelen een rol. De fenolische tijmsoorten bv., groeien vooral op kalkhoudende, zonnige en droge bodems. De zuurte van de bodem lijkt gunstiger voor de niet-fenolische chemotypen: het linalooltype bv. verdraagt minder zon en eist lagere temperaturen. De voornaamste milieufactor is de vochtigheidsgraad. Naarmate deze stijgt wordt méér van een bepaald chemotype aangetroffen: (in volgorde) thymol, carvacrol, linalool, thuyanol-4 en a-terpineol.
De inwendige factoren worden bepaald door het genetisch materiaal van de kern. Men heeft daarbij gemerkt dat de chemische verschillen bij Thymus vulgaris aan een strenge Mendeliaanse regel gehoorzaamt met achtereenvolgende dominanties: thymol, carvacrol, linalool, thuyanol-4, alpha-terpineol en geraniol. Polyploïdie wordt niet aangetroffen, daar alle chemische rassen eenzelfde aantal chromosomen bevatten (2n = 30). Men moet bv. eerder aan een «gen»-mutatie denken. Zo moge de grote variabiliteit van Thymus vulgaris blijken, zonder daarbij te spreken over bastaarden verkregen door kunstmatige selectie. Dat een standaardisatie van tijm en in het algemeen van alle geneeskruiden noodzakelijk wordt, zeker wanneer het gaat om gebruik in de farmacie en de geneeskunde, lijkt duidelijk. De therapeutische waarde kan slechts beoordeeld worden voor zover men weet «wat» men toedient.
Andere stofjes in tijm: flavanoïden, looistoffen..
Naast de veel bestudeerde vluchtige bestanddelen, waaraan tot nu toe de activiteit wordt toegeschreven, bezit tijm ook andere componenten; die niet in het distllaat zitten maar wel mede de werking van de plant bepalen. Suikers zoals pentosanen, koffiezuur, wat trouwens in de meeste planten wordt teruggevonden, triterpenen zoals oleanol-en ursolzuur, thymol- en carvacrolglycosiden , looistoffen en verder zouten, harsen en gommen. Veel mineralen, ijzer tot 135 mg, magnesiumg 270 mg, kalk 2070 mg, kalium 950 mg en opvallend veel lithium 4 mg. Een andere belangrijke groep verbindingen in Thymus vulgaris zijn de flavanoïden.
Dus heel wat geneeskrachtige stoffen die mede de ontsmettende, stimulerende en spijsverteringbevorderende werking van die goeie ouwe tijm kunnen verklaren.
Oudere wetenschappelijke onderzoeken
- Staes. Buil Je Bol. de l'Etat. 37. 443-479 (1961)
- Vernet. J.L Guiilerm en P.H Gouyon. Oecol Plant. 72. 159-179 (1977)
- Vernet. J.L Guiilerm en P.H. Gouyon. Oecol Plant. 72. 181-194 (1977)
- Granger en J Passet. Phytochem. 72. 1683-1691 (1973)
- Passet. Dragoco Rep 70. 234-242 (1980)
- French.RW Youngquist en A Lee. Arch Biochem Bioph 85.471-473(1959)
- Harborne. 2 Naturforsch 27b 604-605 «19661
- Rowe. J.E. Orr. A.H. Uhl en L.M. Parks. J. Amer Pharm Assoc 38. 122-124 (1949)
- Skopp en H. Horster, Planta med 29, 208-215 (1976)