Alkaloïden, alruin en het zenuwstelsel
In de Hofbibliotheek van Wenen wordt een schat bewaard. Rudolf II van Habsburg (1552-1612) kocht hem vierhonderd jaar geleden voor honderd talers en koesterde hem in zijn residentie het Hradschin van Praag. Een alruin. In de Middeleeuwen geloofde men dat de alruinwortel geheime krachten bezat. Zo zou hij rijkdom, macht, geluk en vooral gezondheid aan zijn bezitter brengen.
Alruinwortels werden in wijn gebaad, gekleed en op een verborgen plaats bewaard. Ze zouden voortspruiten uit de urine en het zaad van misdadigers en groeien onder galgen. Aan het ritueel van het opgraven van de plant kwam veel zwarte magie te pas.
Mandragora- of alruinwortel is als geneesmiddel al duizenden jaren bekend. Hij wordt genoemd in de Eberspapyrus, tweeduizend jaar voor Christus. En ook de Carthagers kenden hem. Verder vinden we hem bij Dioscurides en Plinius de Oudere. In de Middeleeuwen werd hij toegepast bij kolieken, fistels, astma, kinkhoest en aambeien. Tegenwoordig worden er vaak homeopathische essences van gemaakt, die worden aanbevolen bij heftige pijnen ten gevolge van jicht of reuma. Het alruin-bijgeloof leeft nog slechts voort in de literatuur, onder andere bij Goethe en Shakespeare.
Hoe kwam 't, dat de alruin zo'n magische, demonische plant was? In de eerste plaats door haar geheimzinnige vorm. Maar meer nog door de stoffen, die in de wortel zitten. Te weten de alkaloïden (0,3 à 0,4%), met als belangrijkste component de stof hyoscyamine. Verder mandragorine en nog een paar andere alkaloïden. Hyoscyamine komt ook voor in wolfskers en bilzenkruid. Dat waren bekende bestanddelen van Middeleeuwse heksenzalven, liefdes- en toverdranken. De demonische effecten daarvan kunnen zo wel worden verklaard.
In 1803 slaagde Derosne, een Parijse apotheker, erin om uit opium een stof te kristalliseren. Maar de eigenschappen van die stof, waarvan de slaapverwekkende de meest opvallende was, beschreef hij niet. Die werden in 1806 ontdekt door de Duitse apotheker Friedrich Wilhelm Sertürner. In 1807 publiceerde Sertürner zijn ontdekking van de stof morfine. Daarmee was de eerste stof ontdekt van een groep, die later de naam "alkaloïden" zou krijgen.
Wat zijn alkaloïden
Alkaloïden zijn meestal tamelijk ingewikkelde, basische (alkalische, loogzouthoudende), stikstofhoudende, organische verbindingen, met een sterke werking op dierlijke organismen. De meeste alkaloïden zijn giftig. Dus met planten die deze stoffen bevatten, moet uiterst zorgvuldig worden omgegaan. Toch zitten er ook alkaloïden in een aantal geneeskrachtige kruiden, die in normale doses niet giftig zijn. De mistel bevat de stof viscine. Berberis de alkaloïden berberine en oxyancanthine. Stinkende gouwe de alkaloïde chelidonine. En ook de werkzame stoffen van verschillende bremsoorten zoals cytisine en sparteine, behoren tot deze groep van verbindingen. Verder zijn er alkaloïden gevonden in valeriaan, bezemkruid, smeerwortel, duizendblad, herderstasje en vlier. Uit deze korte opsomming blijkt al, dat deze stoffen in het plantenrijk veel voorkomen.
Welke rol de alkaloïden in de plant vervullen, is niet erg duidelijk. Vaak neemt men aan dat het afvalprodukten zijn. In bepaalde gevallen kan men zeggen dat ze een verdedigingsfunctie hebben. Als afweer tegen vraat, bijvoorbeeld. En ook wordt ze wel een rol als reservestof toebedeeld.
Over het effect van alkaloïden op het menselijk lichaam zijn de meningen ook verdeeld. Maar 't staat vast, dat de meeste vertegenwoordigers van deze groep zeer sterk werkzaam zijn en zeer nauwkeurig gedoseerd moeten worden omdat ze anders giftig zijn voor de mens. Een aantal alkaloïden brengen kleine verandering in de geestestoestand teweeg. Coffeïne en cocaïne, bijvoorbeeld. Anderen veroorzaken juist zeer sterke veranderingen. Duidelijk is, dat elke overdosis van deze stoffen dodelijk is.
De alkaloïden beïnvloeden voornamelijk het zenuwstelsel en meer bepaald het neurotransmittersysteem in het centraal en het autonoom zenuwstelsel. Daarbij kunnen ze zowel stimulerend (parasympathicomimetisch) als remmend (parasympaticolytisch) werken op het parasympatisch of sympatisch zenuwstelsel.
Enkele belangrijke groepen van alkaloïden in planten
- pyridine - piperidine alkaloïden: nicotine, arecoline, pelleterine in granaatappel, lobeline in lobelia inflata, coneïne in gevlekte scheerling, piperine in zwarte peper.
- tropaan alkaloïden: atropine en hyoscyamine in doornappel, bilzenkruid en wolfskers, cocaïne in Erythroxylum coca
- chinoleïne alkaloïden vb. kinine in kinabast, graveoline in wijnruit
- isochinoleïne alkaloïden: papaverine in papaver, narcotine, emetine in de braakwortel, hydrastine in hydrastis, morfine, codeïne in papaver
- indol alkaloïden: strychnine in braaknoot, reserpine in rauwolfia, ergotamine in moederkoorn, psilocybine in Psilocybe paddenstoelen
- steroïde alkaloïden: aconitine in monnikskap, veratrine in veratrum, sparteine in bremsoorten
- purinealkaloïden: vb. cafeïne, theobromine in koffie, thee en cacao
- aminen met alcaloïdkarakter: capsaïcine in Rode peper, mescaline in Peyotecactus, efedrine in Ephedra