Geschiedenis van spiegelglas
Na eeuwen kastelen bewoond te hebben lieten de rijken steeds vaker prachtige paleizen bouwen. Daarmee was het gedaan met de nauwelijks warm te stoken kastelen en kwamen er bouwwerken met ramen voorzien van glas. Tegelijk met het toenemen van het comfort nam ook de behoefte aan pracht en praal toe. Een onderdeel daarvan vormden de spiegels waarmee soms grote delen van wanden van een vertrek werden bedekt. Maar het maken van glas voor de spiegels was niet zo eenvoudig.
Extra aandacht aan kwaliteit en grondstoffen
Spiegelglas is geslepen en gepolijst glas dat eeuwenlang speciaal werd vervaardigd. Tegenwoordig worden spiegels gemaakt van floatglas dat ook diverse andere doeleinden heeft. Spiegelglas wordt uit nagenoeg dezelfde grondstoffen gemaakt als vensterglas. Een verschil is wel dat bij spiegelglas extra aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van die grondstoffen.
Oudste spiegels en spiegelglas
In de oudheid werden spiegels gemaakt van metaal. Platte schijven van brons, koper of zilver werden daarvoor glanzend gepolijst. In die tijd bestonden er ook al glasachtige spiegels van gepolijst natuurglas (obsidiaan). Door de Romeinen werden, na de uitvinding van het glas, spiegels gemaakt van glas met een laagje metaal. In Duitsland is ooit een spiegel gevonden waarbij glas aan de achterzijde was voorzien van een laagje goud dat afgedekt was met een beschermlaag.
Bolle spiegels, cilindermethode en gietproces
Na de ontdekking van het glasblazen werden bolle spiegels gemaakt van glas dat vermengd werd met antimoon, lood en tin. Maar het zou nog tot de zestiende eeuw duren voordat de Venetianen spiegels maakten waarbij het glas werd verkregen door de zogenaamde cilindermethode. Weer jaren later, in 1688, werd voor het eerst glas vervaardigd volgens een gietproces om spiegels van te maken. Daarna ontwikkelden zich verschillende manier om glas te gieten.
Cilindermethode vanuit blaaspijp
De cilindermethode begon met het blazen van een kleine glasbel door een blaaspijp. Die bel werd steeds groter geblazen en daarna behendig uitgeslingerd tot een cilindrische bel. Zo’n bel kon wel meer dan een meter lang zijn met een diameter van een halve meter. Na het verwijderen van de blaaspijp werden de uiteinden van de bel verwijderd zodat een open cilinder overbleef. Tenslotte werd die over de lengte doorgesneden en in een hete oven gelegd. Daar ontrolde de cilinder uiteindelijk tot een nagenoeg vlakke en rechthoekige glasplaat en werden er in Venetië spiegels van gemaakt.
Lodewijk XIV met eigen glasfabriek
De Franse koning Lodewijk XIV kocht aanvankelijk die Venetiaanse spiegels tegen zeer hoge prijzen. De pronkzieke koning had ze nodig voor de opsmuk van zijn paleizen. Later besloot hij, gesteund door zijn minister Jean Baptiste Colbert, om een eigen glasfabriek te stichten. Zo werd onder de fabrieksnaam La Manufacture Royal des Glaces in 1665 gestart met het vervaardigen van spiegels in Tourlaville door twintig Venetiaanse glasblazers.
Gegoten glas
Cilinderglas had als nadeel dat het slechts beperkte afmetingen kon hebben. Door een nieuwe techniek, waarbij het glas gegoten werd, waren grotere afmetingen mogelijk. Eerst werd het glas gesmolten in grote potten en daarna op een stalen tafel uitgegoten. Vervolgens werd de gegoten laag met een grote stalen rol uitgewalst. Daarna verdween het in een oven om daarin geleidelijk af te koelen. Spiegelglas werd vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw tot de tweede helft van de twintigste eeuw vervaardigd op de gietmanier.
Maken gegoten glas zeer tijdrovend
Het maken van gegoten glas was echter aanvankelijk een zeer tijdrovend karwei. Het duurde al tien dagen voordat het glas voldoende was doorgehard. Gegoten glas had een ruw en ondoorzichtig oppervlak. Daarom moesten na het doorharden twee slijpers een maand slijpen op een plaat van twee bij een meter. Daarna duurde het nog twaalf dagen om de plaat te polijsten. Maar uiteindelijk had de glasplaat een veel betere kwaliteit dan het cilinderglas van voorheen.
Machinaal slijpen en polijsten
Later werd het glas machinaal geslepen waarvoor aanvankelijk stoommachines werden gebruikt. Het gegoten glas lag op grote ronde tafels en werd met gietijzeren slijpschijven en zand en water afgeslepen. Uiteindelijk volgde nog een polijstbeurt met behulp van viltschijven.
Gebruik van twee walsen bij gieten
Het gietsysteem had als nadeel dat het glas tamelijk veel onregelmatigheden vertoonde die werden veroorzaakt doordat de giettafels van de hitte gingen werken. De Duitser Bicherou paste in 1920 een nieuw systeem toe waarbij het glas direct tussen twee walsen werd gegoten en waarbij minder vervorming optrad.
Tweezijdig slijpen en polijsten
Rond 1925 slaagde Pilkington er in het slijpproces en polijstproces verder te automatiseren wat echter maar aan één zijde kon gebeuren. In 1937 verbeterde hij dit systeem waarbij het glas aan beide zijden tegelijk werd geslepen en gepolijst.
Uitvinding van floatglas
Vanaf de helft van de twintigste eeuw veranderde de manier van glas gieten. Sinds die tijd wordt het gesmolten glas bovenop een laag gesmolten tin gegoten waar het op blijft drijven. Op die manier krijgt het glas zowel een perfect oppervlak aan de onderkant als aan de bovenkant. Deze methode wordt floatglas genoemd en is uitstekend geschikt als glas voor spiegels. De enige Nederlandse floatglasfabriek staat in Tiel. België heeft er drie namelijk in Mol, Moustier-sur-Sambre en Jemeppe-sur-Sambre.
Maken van een spiegel
Om van het glas een spiegel te maken zijn nog enkele behandelingen nodig. De eerste behandeling is aan één zijde een laagje zilver of aluminium op het glas te spuiten. Daarna wordt een laagje rode verf over de laag zilver gespoten die dient als bescherming van het zilver. Tenslotte komt over de rode laag nog een grijze verflaag.