Glas, glasblazen en vensterglas
Glas bestaat uit een mengsel van zand, kalk en soda. Dit mengsel wordt bij een temperatuur van 1400-1500 graden gesmolten om daarna tot fles, vaas, kunstvoorwerp, ruit of welk artikel dan ook te worden verwerkt. Het mengsel bestaat voor 60% uit zand, 20% soda en 20% kalk. Het vormt na verhitting een materiaal dat oranje kleurt. Na het smelten kan de substantie worden gebruikt om door middel van de techniek glasblazen tot een voorwerp te worden gemaakt. Met die techniek werden ooit ook kleine ruitjes vervaardigd maar de techniek om groter vensterglas te maken is een hele andere. Bij die techniek wordt het vloeibaar glas over een vlak uitgegoten.Glas al voor de jaartelling
Glas werd ruim voor de jaartelling toevallig ontdekt doordat gloeiend hete nitraatblokken (gebruikt om kookpotten te verhitten) zich per ongeluk vermengden met strandzand waar ook kalk en soda in zit. Maar pas door de Syriërs werd in het begin van de jaartelling de glasblaaskunst echt ontwikkeld. Zij werkten met een blaaspijp, eigenlijk op een manier zoals dat nu nog steeds gaat. De Romeinen hebben die techniek later van hen overgenomen. Rond 100 na Christus werd helder glas uitgevonden in de vorm zoals dat ook eeuwen later voor de ramen van paleizen en kerken werd toegepast en voor huizen van de welgestelden.Blaaspijp als gereedschap
Gesmolten glas is de basis waarmee de glasblazer aan de slag gaat. Het belangrijkste gereedschap daarbij is een blaaspijp. Dat is een roestvrijstalen buis met op de plek waar die wordt vastgehouden een stuk rubber en ook op de blaasmond rubber. Dit ter bescherming van de hand en de mond omdat de pijp erg heet wordt. Die lange ijzeren pijp wordt in de smeltoven gestopt en rondgedraaid in het vloeibare glas. Zodoende blijft er een klont glas, waarvan de vakterm “druppel” is, aan de buis kleven. Daarna wordt lucht door de pijp geblazen zodat er lucht in de druppel komt en een bel ontstaat. Om de druppel niet naar beneden te laten zakken moet voortdurend met de blaaspijp worden gedraaid. De ontstane bel kan op allerlei manieren worden bewerkt en worden vormgegeven. Om het glas taai-vloeibaar te houden moet het telkens opnieuw worden verhit. Als het model klaar is wordt het van de pijp afgesneden om eventueel verder te verwerken. De temperatuur van het gevormde glas is dan reeds teruggelopen naar 600 graden. In een koeloven wordt het materiaal langzaam verder afgekoeld. Als dit te snel gebeurt springt het glas uit elkaar.Ovens
Een glasblazer werkt met drie verschillende ovens. De smeltoven om het glas te smelten, de opwarmoven om het glas tussendoor opnieuw op temperatuur te brengen en de koeloven om het glas langzaam te laten afkoelen naar kamertemperatuur. Ook de blaaspijpen worden opgewarmd in de opwarmoven. Glasblazen is een moeilijke techniek en vereist veel geduld en vakkennis van speciaalopgeleide lieden.
Gekleurd glas al in de middeleeuwen
Om het glas te kleuren wordt een speciaal kleurpoeder gebruikt. Het glas wordt in het poeder gedoopt en met gereedschap naar de plek gewreven waar de kleur moet komen. Door weer een nieuw laagje glas aan te brengen ontstaat een ingesloten kleur zoals bij glasknikkers het geval is. Zo zijn er ook technieken om luchtbelletjes in het glas te maken.Gekleurd glas bestond al in de middeleeuwen, al was toen niet precies duidelijk welke kleurstof moest worden toegevoegd, voor een gewenst resultaat. Tegenwoordig zijn de chemische samenstellingen van kleurstoffen bekend en kunnen effecten worden nagestreefd. Maar het kleurresultaat blijft mede afhankelijk van de omstandigheden zoals de hitte van het verwerkte glas.