Het klimaatsysteem van Köppen
Meneer Köppen heeft een klimaatsysteem bedacht om de verschillende klimaten in te delen. Hij heeft onderscheid gemaakt in vijf klimaten (de hoofdletters), met sub-klimaten gebaseerd op de hoeveelheid neerslag in een gebied (de kleine letter). Hieronder worden de kenmerken van deze klimaten genoemd en hoe je kan berekenen welk klimaat een bepaald gebied heeft.
Koppen
Soorten Klimaten
- A = Tropisch Regenklimaat
- B = Droogteklimaat
- C = Gematigd Zeeklimaat (=gematigd maritiem klimaat)
- D = Landklimaat (=continentaal klimaat)
- E = Poolklimaat
Sub-klimaten
Onderverdeling A, C en D-klimaat: Hoeveelheid neerslag
Bij het A-, C- en D-klimaat wordt er nog een kleine letter aan de hoofdletter toegevoegd. Deze zegt iets over het jaargetijde waarin de neerslag valt.
- f = neerslag valt regelmatig verdeeld over het hele jaar (fehlt = droge periode ontbreekt)
- s = droge zomer, natte winter (sommertrocken)
- w = natte zomer, droge winter (wintertrocken)
Onderverdeling B-klimaat (Droogteklimaat)
BS = Steppeklimaat
Enige plantengroei met een korte vochtige periode (= semi-aride)
BW = Woestijnklimaat
Vrijwel geen plantengroei met heel weinig neerslag (= aride)
Onderverdeling E-klimaat (Poolklimaat)
ET = Toendraklimaat
In de zomer komt de temperatuur tussen de 0°C en 10°C
EH = Hooggebergteklimaat
Hele jaar kouder dan 0°C
Op de toppen van gebergten
EF = Poolklimaat
Hele jaar kouder dan 0°C
Ver van de evenaar gelegen
Kenmerken per klimaat
A: Tropische regenklimaten
- Korte schemering
- Dag en nacht vrijwel even lang
- Altijd warm (Boven 18°)
- Veel neerslag
Drie soorten
- Af = Tropisch regenwoudklimaat : de droge tijd ontbreekt
- Aw = Savanneklimaat: droge periode in de winter, ook wel een Moessonklimaat genoemd
- As-klimaat komt weinig voor
B: Droge klimaten
- Droogte is het gevolg van de combinatie geringe neerslag en hoge temperatuur
- Woestijngrenzen verschuiven
- Groot verschil tussen dag- en nachttemperatuur
Twee soorten
BS = Steppeklimaat: door korte regentijd nog enige plantengroei (semi-aride)
BW = Woestijnklimaat: vrijwel zonder regen (aride)
C: Maritieme klimaten van de gematigde zone
Zachte winters (wintertemperatuur tussen 18° en -3°)
Drie soorten
- Cf = Met neerslag in alle jaargetijden (Dit hebben wij in Nederland): overwegend westenwinden; wisselvallig weer, koele zomers.
- Cs = Mediterraan klimaat: met droge, hete zomers door aflandige wind
- Cw = Chinaklimaat: met droge winter (de koelere voortzetting van het Aw-klimaat)
D: Continentale klimaten
- Strenge winters (onder -3°)
- Warme zomers (boven 10°)
Twee soorten
Df = Met neerslag in alle jaargetijden: lange koude winters met veel sneeuw en korte en warme zomers met nu en dan zware buien.
Dw: Met droge winters, deze komt voor in Noord-Oost Azië
Ds klimaat komt niet voor
Let op! In de Grote Bosatlas (52e druk) zijn op kaart 182 Df en Dw in de legenda ten onrechte verwisseld!
E: Polaire klimaten
Drie soorten
ET = Toendraklimaat, de zomertemperatuur ligt tussen 0° en 10°
EF = Sneeuwklimaat, zomertemperatuur van onder 0°
EH = Hooggebergteklimaat, zomertemperatuur van onder 0°
Hoe bereken je tot welk klimaat een gebied behoort?
Je kijkt als eerste naar de koudste maand (Dit kan zowel januari als juli zijn!). Dan kijk je bij welk klimaat de plaats hoort:
Klimaat | Koudste Maand: |
A-klimaat | warmer dan18° |
C-klimaat | tussen -3° en 18° |
D- of E-klimaat | kouder dan -3° |
Als het een D of E klimaat is, moet je ook nog naar de warmste maand kijken (dit kan wederom zowel januari als juli zijn):
Klimaat | Warmste Maand |
D-Klimaat | warmer dan 10° |
E-Klimaat | kouder dan 10° |
Voorbeelden
Plaats A is in de koudste maand 3°C en in de warmste maand 19°C
Plaats B is in de koudste maand -10°C en in de warmste maand 20°C
Plaats A = C-Klimaat, want de koudste maand ligt tussen -3° en 18°
Plaats B = D-Klimaat, want de koudste maand is onder -3° en de warmste maand is warmer dan 10°