Temperatuur op aarde
De temperatuur in de atmosfeer verschilt. Het is bij de meeste wel bekend dat bijvoorbeeld op wintersport de temperatuur aan de voet van de berg veel hoger is dan de temperatuur op de top van de berg. Uiteraard heeft dit redenen die hieronder uitgelegd worden.
Temperatuurverschillen in de atmosfeer
In de onderste 10 kilometer van de atmosfeer vindt een gelijkmatige daling van de temperatuur plaats. We drukken dit uit in een zogenaamde verticale temperatuurgradiënt, deze is gemiddeld 6,5 graad Celcius per kilometer. Dit is afhankelijk van de vochtigheid in de lucht. Hoe droger de lucht is, hoe hoger de verticale temperatuurgradiënt. Dus bij de evenaar heb je een lage verticale temperatuurgradiënt, terwijl het in de Sahara heel hoog is. Waar de temperatuurdaling ophoudt ligt de bovenkant van de troposfeer. Misschien vraag je je nu af waarom het niet is dat het warmer wordt naarmate je hoger komt, omdat je dichter bij de zon komt. Dit is eigenlijk heel simpel, de zon verwarmd het aardoppervlak en door middel van warmte-uitstraling worden de daarboven gelegen luchtlagen verwarmd. Dus hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt.
Na de troposfeer komt de tropopauze, dit is een laag van een paar honderd meter dik met dezelfde temperatuur. Dit is de overgang tussen de troposfeer en de stratosfeer. Na de tropopauze gaat de temperatuur weer stijgen, dit is het onderste deel van de stratosfeer: de ozonlaag. In deze laag zit relatief veel ozon en ozon heeft de eigenschap dat ze een stukje van de UV-straling omzet in warmte. Dit kleine beetje ozon is in staat de hele laag op te warmen; dit komt door de ijle lucht. De ozonlaag stopt als de temperatuur weer gaat dalen.
Het keerpunt is op de plek waar de temperatuur weer gaat dalen. Hier is geen ozon meer aanwezig. De daling gaat hier echter veel langzamer dan in de troposfeer. Nog verder van het aardoppervlak vandaan vinden we het heelal. Hier gelden geen natuurwetten, of tenminste niet dat wij weten.
Het ontstaan van temperatuurverschillen aan het aardoppervlak
De belangrijkste factoren:
- breedteligging
- hoogteligging
- gesteldheid van het aardoppervlak
De breedteligging is de positie tussen de evenaar en de polen. De bolvorm zorgt voor verschillende invalshoeken. Hoe groter de invalshoek, hoe groter de temperatuur. De afstand die het zonlicht aflegt door de dampkring is bij polen veel groter dan bij de evenaar, hierdoor gaat warmte verloren.
De hoogteligging heeft te maken met reliëf. Dat betekent dat je te maken hebt met de verticale temperatuurgradiënt. Deze gradiënt is bij een berg anders, omdat een berg ook warmte afgeeft. Op de berg daalt de temperatuur ook, omdat het volume dat de berg afgeeft aan warmte niet afweegt tegen het volume van de omgeven lucht.
Het derde punt is de gesteldheid van het aardoppervlak. De warmtegeleiding van water is veel beter dan dat van land. Dit betekent dat het boven het water kouder is, omdat het water ook warmte opneemt, terwijl het land relatief minder opneemt.
Als gevolg van deze 3 factoren zijn er temperatuurverschillen op aarde.