De invloed van Ferdinand de Saussure op taalkunde
Ferdinand de Saussure was een Zwitserse taalwetenschapper die werd geboren in 1857. Hij legde de basis voor de huidige taalwetenschap en was de grondlegger van het structuralisme. Hij ontwikkelde een systematische benadering van taal. Ferdinand de Saussure stierf in 1913, maar in 1916 werd zijn theorie over taal uitgewerkt door zijn studenten. Met deze uitwerking wordt er een nieuw paradigma binnen de taalkunde gevestigd.
Inhoud
Structuralisme
Taalkunde is de wetenschappelijke studie van talen. Het onderzoekt hoe mensen taal in werkelijkheid gebruiken, maar het probeert vooral taal te beschrijven. De Saussure was grondlegger van het structuralisme. Dit is een wetenschappelijke opvatting die is gebaseerd op zijn
Cours de linguistique génerale, die in 1916 door zijn studenten werd uitgewerkt. Er wordt gesteld dat de betekenis van een woord niet wordt bepaald door hetgeen waarnaar het verwijst, maar door de taal en taaltekens zelf.
De
Cours de linguistique génerale is een uitwerking en systematisering van zijn colleges aan de universiteit van Genève, waar hij doceerde. Dit werk vestigt een paradigma voor de algemene taalwetenschap. Het stelt namelijk de vraag wat nu eigenlijk het object van taalkunde is. Door taal als een systeem te zien legt hij de basis voor de moderne taalkunde. Het succes van De Saussure’s benadering in de taalkunde wekte de verwachting dat zijn ideeën ook toepasbaar zouden zijn in andere wetenschappen. Zijn ideeën vonden dan ook veel navolging en werden bijvoorbeeld ook toegepast in de literatuurwetenschap.
Saussuriaanse begrippen
In de
Course de linguistique génerale maakt Ferdinand de Saussure belangrijk onderscheid tussen enkele begrippen uit de taalkunde. Allereerst gaat hij ervan uit dat individuele taaluitingen (la parole) onderworpen zijn aan een systeem van vastliggende regels (la langue) waarvan de gebruikers zich doorgaans niet bewust zijn. Volgens de Saussure moest het tekensysteem (la langue) bestudeerd worden in de taalkunde, want deze betekenissen zijn onveranderd. Het taalgebruik (la parole) is onderhevig aan het tekensysteem.
Ook maakt hij onderscheid tussen het teken (signe/signifiant) en het betekende (signifié). De betekenis van het teken staat vast. Bij het woord boom bestaat het teken (signe) uit de letters b, o, o en m. Het betekende (signifié) houdt in dat voor het woord boom gelijk staat aan een houtige plant, maar dat het ook kan verwijzen naar bijvoorbeeld een slagboom. Het betekende is dus veranderlijk. Voor de Saussure is taal een onderdeel van de semiotiek, een studie die zich toelegt op de betekenis van tekens in een tekensysteem.
Taalverandering
Een ander onderscheid wat de Saussure maakt is dat tussen de diachronie en de synchronie van taal. Als je taalverschijnselen door de tijd heen bestudeerd, is er sprake van diachronie. Hierbij onderzoek je hoe talen zich door de tijd heen hebben ontwikkeld. Als je taalelementen op een bepaald moment in de tijd bestudeerd, is er sprake van synchronie. Dit houdt in dat je taal uit een bepaalde periode onderzoekt, bijvoorbeeld het Middelnederlands wat in de Middeleeuwen gesproken werd. De Saussure was voorstander van synchrone bestudering van de taal.
Ook is hij van mening dat iedere zin bestaat uit elementen met een syntagmatische en paradigmatische samenhang. Bij een syntagmatische samenhang is er sprake van relatie tussen twee elementen (woorden en klanken) in een lineaire reeks. Zo is het woord ‘snoep’ een gangbaar woord, maar ‘nsoep’ is onjuist. Bij een pragmatische samenhang is er sprake van relatie tussen twee elementen (woorden en klanken) waarbij deze op dezelfde plaats kunnen voorkomen. Zo zijn er bijvoorbeeld de woorden snoep en stoep. De woorden bevatten maar één verschillende letter, maar hebben toch een andere betekenis. Met behulp van al deze elementen uit zijn theorie legde Ferdinand de Saussure de basis voor de huidige taalwetenschap.